Door Peter Alexander Kerkhof
Wie afgelopen maanden de kranten heeft opengeslagen, heeft daar geregeld de naam Erkenbrand zien staan. Deze naam behoort toe een studiegenootschap dat Nederland wil behoeden voor islamitische ‘omvolking’ en gelooft dat ieder volk thuis hoort in zijn eigen land. Niet alleen hun rechts-nationalistische gedachtengoed, maar ook de naam Erkenbrand roept onprettige associaties op. Het gaat hier namelijk om een Oud- of Middelnederlands woord dat zowel ‘schitterend zwaard’ als ook ‘zuiverend zwaard’ of ‘zuiverende brand’ kan betekenen. En wat te denken van de Oudgermaanse leus truvon skapjithi mahti (trouw schept macht) die het genootschap in haar wapen voert? Het is wat mij betreft een bedenkelijke kreet want aan wie of aan wat wil het genootschap dat we trouw zijn?
We mogen ons dan ook afvragen hoe het gebruik van het Oudgermaans binnen het gedachtengoed van Erkenbrand past. Het heeft er namelijk alle schijn van dat Erkenbrand de Germaanse oudheid als de oorsprong van onze Noord-Europese identiteit ziet; een opvatting die door de nationaalsocialisten gedeeld werd en tegenwoordig gelukkig algemeen verworpen wordt. Onze nationale identiteit heeft immers meer te danken aan zestiende-eeuwse godsdienstfanaten en achttiende-eeuwse patriotten dan aan 1500 jaar oude koningen zoals Hygelac de Deen of Dagobert de Merowinger. Ook mogen we niet vergeten dat de symbolen van de Germaanse oudheid ernstig zijn misbruikt door de nationaalsocialisten van de jaren dertig en veertig. Denk bijvoorbeeld aan de dubbele s-runen van de Schutzstaffel. Het begrip ‘Germaans’ heeft om die reden (buiten de taalkunde) nog steeds een zure bijsmaak. Ik vind het daarom opmerkelijk dat het Erkenbrand-genootschap op zijn website zwijgt over de Oudgermaanse symboliek die ze zowel in hun wapenspreuk als in hun naam gebruiken.
Ik vrees dan ook dat de Germaanse oudheid nog steeds ten prooi valt aan de misvattingen van nationalistisch rechts. Binnen een publiek debat waarin het concept ras aan beide kanten van het politieke spectrum weer in de mond wordt genomen, kan dat tot zorgwekkende aannames leiden en hoor ik de volgende vragen al weer stellen; Zijn de ‘witte’ Nederlanders niet oorspronkelijk blanke mensen die vaak blond haar en blauwe ogen hebben? Maken deze rassenkenmerken niet al sinds de ijstijd deel uit van de bevolking van Noordwest-Europa? Heeft deze ‘witte’ bevolking niet van oudsher de ‘gekleurde’ medemens onderdrukt? Als het debat deze wending neemt, dan is mijn vrees inderdaad bewaarheid en zijn we terug in de jaren dertig van de vorige eeuw. Dat zou erg jammer zijn want ik denk dat we juist nu een kans hebben om het begrip ‘Germaanse oudheid’ te rehabiliteren en van zijn racistische connotaties te ontdoen.
Het gelukkig toeval wil namelijk dat de moderne wetenschap ons een mooi handvat daartoe aanreikt in de vorm van de archeogenetica. Deze discipline heeft afgelopen jaren veel oude veronderstellingen over prehistorische Europeanen en rassenmerken zoals ze door volkenkundigen van de negentiende en vroege twintigste eeuw werden voorgesteld ontkracht. Zo zijn wetenschappers door onderzoek naar prehistorisch DNA erachter gekomen dat blauwe ogen in de ijstijd samen gingen met een donkere huidskleur en dat een lichtere huidskleur pas duizenden jaren later via de eerste boeren van het Midden-Oosten naar Europa is gebracht.
Nu de negentiende-eeuwse ideeën waardoor de nationaalsocialisten geïnspireerd waren in hun opvatting van ‘Germanendom’, ook in hun historische dimensies naar de prullenbak zijn verwezen, lijkt de weg vrij voor een nieuw ideologisch neutraal begrip van de Germaanse oudheid. Net zoals het Keltisch een bruikbare verzamelterm is in Ierland en Wales voor de niet-klassieke erfenis, zo zou het begrip Germaanse oudheid diezelfde rol kunnen vervullen voor onze gebieden en daarmee recht doen aan het belang van deze niet-klassieke bijdrage. Want wie wil weten waarom de plattegronden van onze steden, de opzet van onze middeleeuwse instituties en de woorden van onze taal er uitzien zoals ze er uitzien, zal toch echt ook naar de Germaanstalige kant van het verleden moeten kijken. Met alleen Grieks en Latijn kom je er niet.
Ik wil dan ook een oproep doen om in het middelbaar onderwijs hier meer nadruk op te leggen: leg leerlingen uit dat de eerste bijeenkomst van de Staten-Generaal in 1464 niks met de Griekse democratie te maken had, maar met de rijksdagen en gedingen van de middeleeuwen en daarmee gedeeltelijk een erfenis van de Germaanse oudheid is. Leer ze dat de oudste teksten in onze taal in het runenschrift zijn geschreven en dat het Gotisch een vergelijkbare rol speelt voor de Germaanse taalfamilie als het Latijn voor de Romaanse. Laat ze zien dat de namen van onze dorpen en steden vaak duizenden jaren oud zijn en belangrijke informatie over de wereld van onze prehistorische voorgangers bewaren. De Germaanse Oudheid heeft dan misschien weinig met onze afkomst en identiteit te maken, maar ze heeft weldegelijk sporen door onze cultuur getrokken. Stop daarom dit gedeelte van ons verleden niet meer weg! Hoe meer mensen weet hebben van de Germaanse oudheid, hoe minder aantrekkelijk het wordt voor rechts-nationalisten om haar te misbruiken. Hopelijk kan het grote publiek dan eindelijk de Germaanse erfenis waarderen voor wat zij is; de tweede schaduw van ons verleden die ons samen met de Klassieke Oudheid altijd vergezelt.
Wouter Steenbeek zegt
Een waarheid als een koe. Ik juich initiatieven als dit altijd toe. Gewoon de vlucht naar voren nemen, en met alle Germanen het Germaanse erfgoed opeisen. Met alle Germanen? Ja, met iedereen die reden heeft om zich er een te voelen.
Jona Lendering zegt
Dit stuk is me uit het hart gegrepen. Het verontrust me ook in hoge mate dat we nu tegen “de limes” zijn aangelopen als kapstok om de vroegste geschiedenis van Nederland aan op te hangen: hoewel ik er ook voordelen aan herken, is het een reductie van het verleden en dus een culturele verschraling.
Rob Duijf zegt
Dat het nationaal-socialisme naar believen gebruik maakt van het Germaans erfgoed, zoals swastika en runentekens – voor zover we die kunnen duiden – staat niet op zichzelf.
Ook in het fascistische Italië wordt naar hartelust misbruik gemaakt van de klassieke symboliek. Denk aan de ‘fasces cum securibus’, de roedenbundel met de bijl, die verwees naar de status van ambtelijke gezagsdragers in het oude Rome. Daarmee wordt verwezen naar de autoriteit van het glorieuze Imperium Romanum van weleer, de groot-Italiaanse gedachte.
Vandaag verwijst Erdogan in Turkeije keer op keer naar het Ottomaanse verleden en ook zijn vriend Poetin vindt het maar wat jammer dat de voormalige Sovjet-Unie uit elkaar is gevallen. Het zou iets kunnen zeggen over hun verborgen agenda, al was ik niet in Poetin’s datsja…
Waarom leren we onze kinderen niet om onafhankelijk te denken? Om kritisch te zijn? Waarom leren we ze niet om zich niets op de mouw te laten spelden en het politieke, godsdienstige en nationalistische kaf van het koren der waarheid te scheiden?
Is het misschien, omdat we dat zelf niet kunnen? Is het omdat we zelf voor anker liggen bij de ideeën die ons van kindsbeen af met de paplepel zijn ingegoten door mensen die zich als autoriteit opwerpen, inclusief onze opvoeders en onderwijzers die ook niet beter weten?
Ik denk dat het heel belangrijk is, dat onze kinderen de vrijheid moeten krijgen om een gezond historisch besef te ontwikkelen. WIJ zullen ze die vrijheid moeten geven. Dat zegt iets over de eisen die we aan onszelf moeten stellen. Van politici, godsdienstigen en anderen betweters hebben we niets te verwachten.
Olivier van Renswoude zegt
Als iemand die vanwege taal al jaren is ondergedompeld in het Germaanse, vergeet ik maar al te gemakkelijk dat het voor veel mensen iets fouts heeft. Ik zou daarom een eerherstel ervan in het onderwijs en elders toejuichen, maar ik zie het eerlijk gezegd niet zo snel gebeuren.
Overigens wijst de archeogenetica weliswaar op een roerig verleden in Europa, maar sinds de etnogenese van de Germanen is er tot een halve eeuw geleden niet gek veel veranderd in onze streken. Dat wil zeggen, autochtone Nederlanders stammen gewoon voor het overgrote deel van Germanen (en gegermaniseerde Kelten) af. Alleen al in die zin is het deel van Nederlandse identiteit. Voor de rest bevat onze cultuur, zoals je zegt, ook nog allerlei sporen, waarvan onze taal niet de minste is.
Jan-willem Hendrikse zegt
Dus dat onze blauwe ogen en blonde haren vanuit het midden oosten komen is geen waarheid ?
René de Cocq zegt
[…] die het genootschap in haar wapen voert – sinds wanneer is ‘genootschap’ vrouwelijk?…
Rob Duijf zegt
Genootschap is een onzijdig zelfstandig naamwoord. De bijbehorende verwijswoorden zijn ‘het’ en ‘zijn.
Wouter van der Land zegt
Mooi betoog, maar volgens mijn ervaring hebben de meeste mensen geen problemen met ‘Germaans’.
Vanaf de jaren zeventig werd ook door post-hippies de Germaanse oudheid en mythologie omarmd en recent nog door ‘paganistische’ clubs. Bij de grotere boekhandels kun je bijna zonder uitzondering ‘runenorakels’ kopen. Dat de oud-Germaanse traditie een algemene kwade reuk heeft, is dus simpelweg niet waar. Het zeer succesvolle Bluetooth heeft in zijn logo zelfs een rune, op een vrolijke manier. Daar hebben nog nooit demonstranten voor de deur gestaan.
Ik zou zeggen dat je iedereen zijn identiteit mag gunnen, ook als die deels op overdrijving berust. Over onze trots op onze schaatsers (met Viking-schaatsen!!!) is ook helemaal niets rationeels te zeggen. Dat Zeeuwen zich als zuinig beschouwen komt door een reclamecampagne voor margarine. En zie het tv-programma ‘Verborgen verleden’. Daar vereenzelvigen bekende Nederlanders zich met voorouders waar ze bijna niets mee gemeen hebben. Daar zit geen rationele, maar wel een biologische waarheid achter. De mens onderhoudt een band met voorgeslacht.
Willem zegt
Laat ons de Batavieren
Jan van Wezer zegt
Afkeer van erfgoed omwille van misbruik door een ideologie is overreactie en leidt tot verschraling op oneigenlijke gronden. Het kind met het badwater weggooien. Het hindert de waarheidsvinding die het streefdoel van elke wetenschap hoort te zijn. Het geschiedkundig discours is bijzonder vatbaar voor ideologische verkleuring, en dat is van alle tijden. DNA-onderzoek geeft prachtige nieuwe mogelijkheden om mythes te ontkrachten en nieuwe inzichten objectief te funderen. Maar waakzaamheid blijft geboden. Objectiviteit en integriteit zijn essentieel. Ik houd mijn hart vast als in de academische wereld figuren opduiken die unverfroren verklaren dat “in kritische wetenschappen het ideaal van de objectiviteit al lang is achterhaald”. Dat zoiets gezegd kan worden door iemand die zich in Nederland hoogleraar mag noemen, minder dan een eeuw na 1933, doet mij vrezen dat we terug zijn bij af. Laat het niet waar zijn.