Door Lucas Seuren
Stel je de volgende alledaagse situatie voor. Je zit met een vriend of vriendin in een koffietentje te genieten van een soja latte met een stukje worteltaart, terwijl je elkaar bij praat over jullie belevenissen van de laatste weken. Dit gesprek verloopt vrij gestructureerd, waarbij jullie veelal om de beurt zullen praten. Maar niet alle beurten zijn even langs. Soms stel je even een korte vraag, op andere momenten vertel je een uitgebreid verhaal over je safari in Namibië waar je een cheeta op een impala zag jagen. Zelden zullen jullie door elkaar heen praten; jullie weten vrijwel perfect wanneer de ander klaar is en wanneer jij aan de beurt bent. Maar hoe kan dat?
Beurtwisseling
Deze beurtwisselingsvraag hield enkele sociologen – Harvey Sacks, Emanuel Schegloff, en Gail Jefferson – in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw bezig. Ze merkten op dat beurtwisseling in gesprekken aan een aantal eigenschappen voldoet. Zo praten mensen zoals gezegd om de beurt, is er weinig overlap, zijn stiltes opmerkelijk kort, en produceren we meestal niet meer dan een enkele zin of frase per beurt. Zij concludeerden onder andere dat een van de functies van grammatica is dat het mensen laat voorspellen wanneer de ander klaar is.
Als je bekend bent met de zinsstructuur in het Nederlands, en de prosodische eigenschappen van die zinnen, dan kun je horen aan hoe iemand praat, wanneer zijn beurt ongeveer tot een einde gaat komen. Deze bevinding is in de jaren na de beroemde publicatie van Sacks en zijn collega’s meerdere malen opnieuw aangetoond, waaronder vrij recent voor het Nederlands door mijn co-promotor, Mike Huiskes, in zijn proefschrift.
Pragmatisch compleet
Maar we verlaten ons niet alleen op de grammatica van het Nederlands. In het midden van de jaren 90 toonden twee taalkundigen – Cecilia Ford en Sandra Thompson – aan dat een beurt ook inhoudelijk compleet moet zijn, wat zij pragmatisch compleet noemen. De beurt van een spreker is dus niet voorbij als hij een zin heeft geproduceerd die grammaticaal af is en die ook duidelijk prosodisch klaar is: het moet herkenbaar zijn als een volledige actie of taalhandeling. De spreker moet bijvoorbeeld een vraag gesteld hebben of een uitnodiging hebben gedaan.
Die vaardigheid om te herkennen of een beurt pragmatisch compleet is, is vrij spectaculair. Denk er maar eens over na. We kunnen de grammatica van een taal leren en beschrijven; we weten bijvoorbeeld hoe de woordvolgorde in het Nederlands in elkaar zit en wat de mogelijke prosodische contouren van beurten zijn. Het is allemaal misschien niet even regelmatig, maar er is een heldere structuur die je altijd wel kunt achterhalen. Als een Marsman (of –vrouw, of –persoon) de grammatica van het Nederlands heeft geleerd kan die persoon aan jullie tafeltje aanschuiven en direct horen waar zinnen af zijn. Maar nergens staan de regels voor taalhandelingen vastgelegd. En desondanks hebben we er geen enkele moeite mee.
Verhalen
En nergens is deze vaardigheid indrukwekkender dan bij verhalen. Veel taalhandelingen bestaan uit korte beurten. Veelal heb je aan een zin of frase genoeg om duidelijk te maken wat je wilt: “Mag ik je wat vragen?”; “Hoe gaat het met je moeder?”; “Goed, ze heeft promotie gemaakt!”; Wat fantastisch!”; enzovoorts. Maar verhalen zijn bizar: hun inhoud en lengte is nergens vastgelegd, maar desalniettemin hebben we er weinig tot geen moeite mee om te horen wanneer de climax is bereikt. We horen probleemloos of een stilte simpelweg ruimte is voor ons als hoorder om iets als “mm hm” te zeggen, of dat we juist iets moeten zeggen als “Wat een spektakel moet dat geweest zijn!” Nergens op school leren we dit, en toch kunnen we het.
Mijn doel in dit stukje is niet om antwoord te geven op de vraag hoe we dit kunnen. Soms word de climax al deels aangekondigd: “Er is me zoiets leuks overkomen dit weekend!” En ongetwijfeld spelen talige aanwijzingen nog een rol: een climax klinkt anders dan een gewone beurt. Maar experimenteel onderzoek heeft laten zien dat we op de inhoud moeten letten om te weten waar iemand klaar is. Verhalen hebben blijkbaar een doel, en dat doel kunnen we herkennen. Het is een bijzondere gave, waarvan niemand nog weet hoe we die leren en toepassen. We kunnen zien dat mensen op het juiste moment reageren of niet, wat er gebeurt als mensen niet op het juiste moment reageren, en dat na een verhaal de hoorder veelal een soortgelijk verhaal vertelt. Maar de grammatica van de clue? Die is momenteel nog een mysterie.
Spectaculair
Maar dat maakt de studie van taal in sociale interactie ook zo leuk. Je kunt je keer op keer weer verwonderen over de vaardigheid die we hebben om structuur aan te brengen in alles wat we zeggen en doen, zonder dat we ons ook maar enigszins bewust hoeven te zijn van hoe we dat doen. Als sociale dieren doen we het gewoon. Als dat niet razend interessant is, dan weet ik het ook niet meer.
Laat een reactie achter