Door Lucas Seuren
Vorige week was ik voor een sollicitatiegesprek een dagje op en neer naar Potsdam – dat ligt vlakbij Berlijn, voor wie net als ik enige topografische beperkingen heeft. In de vacature stond een fulltime positie, maar, zo bleek, de functie zou eventueel ook opgesplitst kunnen worden in twee parttime posities van ieder 50%. Het was een plezierig gesprek en de volgende dag belde het hoofd van de commissie me dan ook om me een aanbod te doen… voor 50%. De reden was helder: ik had niet afdoende kennis van tweedetaalverwerving om de functie volledig voor mijn rekening te kunnen nemen, maar had juist weer de taalkundige kennis om zo de andere kandidaat aan te kunnen vullen. Tot zover niks geks, maar wat ze daarna vertelde brak toch wel mijn klomp: de universiteit zou wel verwachten dat ik, net als alle anderen met een parttime contract, fulltime zou gaan werken.
Parttime is de norm
Wat blijkt: in de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen in Duitsland is het tegenwoordig de norm dat je jonge onderzoekers, waarmee wordt bedoeld iedereen die geen hoogleraar is, aanstelt voor 50%. Van die onderzoekers wordt verwacht dat ze die andere 50% gewoon in dienst stellen van de universiteit in de vorm van onderzoek, maar je wordt er dus niet voor betaald. Je doet het vanuit je passie voor wetenschappelijk onderzoek, omdat je antwoorden wilt hebben op je vragen. Want zelfs met een half inkomen kun je nog best je huur betalen (mits je niet in een stad als Potsdam gaat wonen), en voorzien in je basisbehoeften. Echte wetenschappers, die zitten dus in Duitsland, want zij hebben er alles voor over om de wetenschap te kunnen bedrijven.
Dat is als je het optimistisch wilt interpreteren. De werkelijkheid is natuurlijk geheel anders. Jonge onderzoekers in Duitsland worden overduidelijk uitgebuit. Aan het eind van je promotie verkeer je tegenwoordig in een levensfase waarin je het studentenbestaan achter je wilt laten. Dus geen kleine kamers voor 500 euro in de maand, leven van salaris tot salaris, en onderwijl je een slag in de rondte werken om te voldoen aan alle (onderwijs)taken die er op je afgeschoven worden. Je hebt net een proefschrift afgerond, het laatste wat je dan wil is een postdoctoraal proefschrift, een habilitation, schrijven tegen dezelfde, of nog slechtere, arbeidsvoorwaarden. Als je een partner en kinderen hebt, of spoedig zult krijgen, is zo’n aanstelling ook niet bepaald een droombaan; je moet feitelijk nog jaren teren op het inkomen van je partner.
Carrière
En voor wie nu denkt dat Duitse wetenschappers door die instelling in trek zullen zijn heb ik slecht nieuws: zo’n carrièrekeus garandeert zeker geen prachtige toekomst. We weten al dat mensen die na hun promotie doorgaan in de wetenschap het veel lastiger krijgen als ze later toch besluiten om in het bedrijfsleven aan de slag te gaan: ze verdienen in de regel minder dan hun collega’s die na de promotie direct overstapten. En zelfs binnen de academie wordt het lastig: toekomstig werkgevers zien dat je met weinig genoegen neemt en zullen je dus niet snel een goed contract aanbieden. Bovendien heb je na je promotie nog enkele jaren amper onderwijservaring, terwijl je collega’s uit het buitenland dan al drie jaar universitair docent, lecturer, of assistant-professor zijn. Dat werkt ook weer door in het systeem als geheel; er zijn tegenwoordig zo veel academici dat het vanzelf een race to the bottom wordt.
Dat wil niet zeggen dat er geen succesvolle Duitse academici zijn. In de top van de interactionele taalkunde zijn genoeg Duitse toponderzoekers te vinden—het helpt dat het primair een Duitse aangelegenheid is, maar toch. Maar als je zou verwachten dat het Duitse model leidt tot allemaal toponderzoekers, dan kom je bedrogen uit. Het is maar weinigen gegeven om blijvend, impactvol onderzoek te doen. De meest gemotiveerde onderzoekers, zij die de offers willen maken, hoeven immers helemaal niet de beste onderzoekers te zijn.
Een gebrekkige onderwijservaring geldt overigens alleen als je daadwerkelijk een habilitation gaat schrijven. Je kunt soms ook een fulltime aanstelling krijgen, maar dan heb je een flinke onderwijslast. Ook niet de basis voor een gelukzalig leven. Een collega van de rechtenfaculteit vertelde me hoe een vriend van hem in Mannheim zo veel onderwijs moet geven, dat hij geen tijd overhoudt voor zijn eigen onderzoek. En niet één jaartje, omdat er geen extra ondersteuning beschikbaar is, maar structureel. De onderzoeker in kwestie is diep ongelukkig, maar kan geen kant op. Door gebrek aan onderzoek kan hij de concurrentie met andere wetenschappers voor de goede banen niet aan.
Horror in de VS en UK
De arbeidsomstandigheden in Duitsland doen denken aan de horrorverhalen uit de VS. Net gepromoveerde onderzoekers accepteren een baan aan een kleine state college en moeten daarbij zo hard werken, voor zo weinig salaris, dat ze uit hun auto moeten leven en zelfs hun inkomen moeten aanvullen met prostitutie! Ik heb diep respect voor de overtuiging waarmee die mensen voor de academische wereld kiezen, ik zou er al lang de brui aan hebben gegeven, maar in de praktijk doen mensen dit ook omdat ze geen keus hebben. Er is geen werk binnen of buiten de academie, en dus moeten ze wel genoegen nemen met leven in praktische armoede.
Ook in het Verenigd Koninkrijk is recent volop discussie losgebarsten over de positie van wetenschappers. De pensioenregeling staat onder druk, en daar is men uiteraard niet blij mee. Dus wordt er al een aantal weken, door Siberisch weer en wind, gestaakt. De eisen van de stakers zijn helemaal niet buiten proportioneel: Wetenschappers maken al veel meer uren dan ze contractueel vergoed krijgen. Daar hebben ze ook geen moeite mee, ze doen het met liefde. Maar dan moeten er wel wederzijds respect en wederzijdse waardering zijn. Je doet je taken immers ook in dienst van de universiteit. Maar die motivatie wordt nu als vanzelfsprekend beschouwd, en dat is niet de bedoeling.
Academisch Darwinisme
We moeten in Nederland oppassen dat we niet dezelfde kant op gaan. Het bursalenexperiment in Groningen is alleen een experiment in naam; de beleidsvoerders hebben geen enkele twijfel dat het “succesvol” zal zijn. Van promoverende taalkundigen wordt al verwacht dat ze hun eigen reis- en verblijfskosten betalen voor workshops. Tijdelijke banen zijn steeds meer de norm, waardoor jonge onderzoekers als ze geen subsidie binnenhalen net als in Duitsland moeten leven van een half inkomen, als ze tijd willen hebben voor onderzoek. En de onderwijsdruk in de geesteswetenschappen neemt almaar toe, met burnouts tot gevolg.
We doen meer en meer om talent te ontmoedigen, alsof het doel is om alleen die onderzoekers over te houden die bereid zijn op een houtje te bijten in ruil voor een academisch bestaan. En de rest, die volledig is opgeleid voor een academische carrière en het dus jaar na jaar moeilijker krijgt op de arbeidsmarkt, valt maar weg. Na de mythe van sociaal darwinisme creëren we langzaam academisch darwinisme, de illusie dat als we maar strikt genoeg zijn alleen de beste onderzoekers overblijven. Dat schaadt niet alleen het onderzoek, maar ook het onderwijs, en daarmee de kenniseconomie waar we in het Westen zo trots op zijn.
Wouter van der Land zegt
Je hebt het over de kenniseconomie. De oplossing ligt mogelijk in het (beter) vermarkten van onderzoek door universiteiten. Gesprekstheorie is denk ik bijvoorbeeld van nut voor het ontwikkelen van gezelschapsrobots voor senioren (ik noem maar iets) of automatische servicedesks. In samenwerking met het bedrijfsleven zou dit tot lucratieve patenten kunnen leiden. Het ‘zuivere’ onderzoek kan daar dan weer mede door betaald worden.
Zo’n constructie zou je misschien ook bij een sollicitatie kunnen voorstellen. Of je zou voor Google kunnen werken. Die nemen graag gepromoveerden aan.
Lucas Seuren zegt
Vermarkten gebeurt al. Ik kan weinig zeggen over de andere geesteswetenschappelijke disciplines, maar alleen al bij de gespreksanalyse zijn er samenwerkingen met de zorg (op enorme schaal), het onderwijs, de politie, banken, verzekeringen, 112-diensten, home assistance devices (Amazon), bemiddeling, en God weet wat nog meer. Ik werk zelf momenteel in een ziekenhuis in een project over besluitvorming tussen artsen.
Het kan altijd beter, maar het lijkt me een illusie om te denken dat het probleem zo simpel kan worden opgelost. Zeker gezien de schaal waarop de problemen spelen. Er liggen veel factoren aan ten grondslag, en er is dus niet één oplossing.
Maar helder is dat voor elke stap die wetenschappers vooruit zetten, bureaucraten en beleidsvoerders weer een stap terug zetten.
Wouter van der Land zegt
@Lucas Seuren,
Dank voor je toelichting en helemaal eens,…
Maar hier op dit blog is er bijvoorbeeld veel enthousiasme voor dat wetenschappelijke publicaties GRATIS gedeeld worden, zoals recent een complete grammatica van het Nederlands.
De consequentie daarvan is dat wetenschappelijke publicaties niets meer waard zijn en je zelfs ook nog commerciële initiatieven op dit vlak onmogelijk maakt.
De motivatie hiervoor is dat wetenschappers toch al betaald worden. Maar dat blijkt dus een fabel, ze moeten achter het station bijverdienen in de prostitutie of beulen als onderwijsslaaf, terwijl de hoogleraren en ministers mooie sier spelen met ‘open science’.
En dat terwijl veel wetenschappelijk onderzoek veel geld waard is… Een economische regel lijkt mij dat je eerst probeert om geld te verdienen met je primaire product.
Marc van Oostendorp zegt
Het is een illusie om te denken dat je met, pakweg, negendelige grammatica’s van het Nederlands veel geld zou kunnen verdienen. De enigen die dergelijke werken voorheen kochten waren onderzoekers en (vooral, vanwege de hoge prijs) universiteitsbibliotheken. Er werd door die hoge prijzen heel veel geld aan verdiend, door commerciële uitgevers als Elsevier. Het is inderdaad de bedoeling dat soort producten gratis te maken in plaats van dergelijke ‘commerciële initiatieven’ te steunen. Bedenk dat de gemiddelde universiteitsuniversiteit inmiddels zoveel geld aan die uitgevers overmaakt dat je voor datzelfde geld heel veel jonge universitair docenten zou kunnen aannemen. Dingen gratis publiceren komt dus het onderzoek ten goede, want per saldo vloeit met het commerciële model geld uit de universiteiten weg.
Bovendien: ouder wetenschappelijk werk wordt wel gedigitaliseerd en online gezet. De oudheidkundige Jona Lendering wijst er in zijn werk regelmatig op dat dit in zijn vak – waar open access nog met uw soort wantrouwen wordt begroet – betekent dat allerlei achterhaalde theorieën onder het publiek circuleren: die zijn immers wel te lezen, terwijl hun weerlegging achter een betaalmuur staat.
En wanneer het wél zo zou zijn dat de producten van wetenschap duur verkocht konden worden door universiteiten, kon je je redelijkerwijs afvragen of het ministerie van OC&W er dan nog geld in moesten stoppen. Dan konden de universiteiten zichzelf immers bedruipen. Maar mij lijkt het sterk dat je zelfs met Neerlandistiek – dat zich op een wat diverser publiek richt dan de gemiddelde wetenschappelijke publicatie – genoeg geld zou kunnen verdienen om zelfs maar een tiende promovendus aan te stellen.
Wouter van der Land zegt
@Marc van Oostendorp, Lucas Seuren,
Als universiteit kun je zulke boekproducties ook in eigen beheeruitgeven en dan levert één zo’n grote boekproductie een paar ton aan licenties/boekverkopen op, schat ik.
Open source werkt alleen goed wanneer het weggeven van kennis je ergens anders veel geld oplevert. Wanneer universitair medewerkers op de achterbank van hun auto bij moeten verdienen als prostituee, zoals Lucas Seuren vertelt, is dat blijkbaar niet het geval. Lesgeven alleen levert dus niet genoeg op, of legt te veel druk op diezelfde medewerkers.
Dan blijven er lijkt mij twee opties over. De eerste is meer overheidsfinanciering, de tweede is dat je kennis, je eigen, zeer waardevolle product ook op andere manieren vermarkt dan via onderwijs.De eerste oplossing heeft iets onrechtvaardigs, want waarom zou bijvoorbeeld Peter de wijkagent stevig mee moeten betalen aan WO?
Het lijkt mij dat universiteiten zichzelf inderdaad -tenminste deels- zelf zouden kunnen bedruipen, bijvoorbeeld met een bedrijfsmatige adviestak, of door zich meer te richten op patenten e.d. Het oude Leidse plan om een Nederlandse ‘Ivy league’-universiteit van de grond te krijgen lijkt me ook een goed idee. Daarmee zul je op allerlei manieren meer fondsen kunnen verwerven.
Taalkunde groeit momenteel sterk in economische relevantie, zoals opnieuw Lucas Seuren aangeeft. Daar moeten onderwijsinstellingen van profiteren.
Lucas Seuren zegt
Sorry, maar ik word wel zo moe van die populistische drogredenen over bakkers en wijkagenten die moeten betalen voor het WO. Die wijkagent wordt ten eerste ook betaald door de overheid, dus alles wat hij afdraagt komt via diezelfde overheid binnen. Los nog van het feit dat WO’ers gedurende hun leven die investering dubbel en dwars terugbetalen. Maar bovendien is dat nu eenmaal hoe de samenleving in West-Europese landen is ingericht: de overheid heft fors belasting en organiseert daarvoor een heleboel, want kunst tot onderwijs, van veiligheid tot zorg en sociale zekerheid.
Waarom moet ik meebetalen aan de huurtoeslag van iemand met een laag inkomen? Waarom moet ik als kinderloze volwassenen belasting betalen zodat gezinnen kinderbijslag kunnen krijgen en hun kinderen in de opvang kunnen doen? etc. etc. etc. Als je uit politieke overwegingen vind dat de overheid al die dingen niet moet betalen, helemaal prima hoor, maar dat heeft verder geen klap met de discussie hier te maken. En daarmee ga ik er dus verder ook geen woorden aan vuil maken.
Die boeklicenties leveren verder dus geen klap op. De enige die die licenties (kunnen) kopen zijn andere universiteiten. Dus het enige wat je dan bereikt is dat je geld gaat rondpompen met een netto resultaat van 0. Een mooie Keynesiaanse redenering, maar net als vrijwel elke vorm van Keynesiaans beleid levert het dus niks op.
Bovendien versimpel je het probleem weer, want het is niet simpelweg een kwestie van meer geld ophalen. Amerikaanse universiteiten halen vele miljarden aan externe financiering op. Toen ik vorig jaar in Oregon was vertelde een vriend me dat de oprichter van Nike net voor 300 miljoen!! een nieuw lab had betaald voor de University of Oregon.
Het probleem is zeker niet alleen dat universiteiten geen geld hebben. Waar het geld heen gaat is vaak een veel groter probleem. Er is vaak geld genoeg voor goed onderwijs, maar men geeft het geld liever uit aan prestigeprojecten, de nieuwste voorzieningen, de nieuwste faciliteiten, en natuurlijk miljoenen per universiteit aan licenties voor tijdschriften en boeken.
Dus gratis publiceren is niet alleen niet gratis (het onderzoek wordt nog altijd betaald en de samenleving betaalt dus voor het onderzoek), het spaart, zoals Marc opmerkt, de universiteiten een fortuin uit. Wereldwijd zou de academie miljarden per jaar kunnen besparen. Laat me dat herhalen, omdat we moeten betalen voor academische boeken en artikelen moeten universiteiten miljarden per jaar uitgeven aan de uitgevers.
Geld in de wetenschap wordt waanzinnig inefficiënt besteed en daarvoor worden onderzoekers en docenten vaak geslachtofferd.
DirkJan zegt
U verwijt de een populistische drogredenen, maar schuwt het broodje aap der overdrijving zelf ook niet getuige onderstaand citaat van uw hand.
“Net gepromoveerde onderzoekers accepteren een baan aan een kleine state college en moeten daarbij zo hard werken, voor zo weinig salaris, dat ze uit hun auto moeten leven en zelfs hun inkomen moeten aanvullen met prostitutie!”
Lucas zegt
Ik zie graag het bewijs tegemoet dat The Guardian in het artikel waar ik naar verwijs onzin verkoopt. Tot die tijd beschouw ik hun bron en daarmee de stelling als betrouwbaar en feitelijk.
DirkJan zegt
@Lucas Seuren U heeft gelijk, een krant moet je altijd geloven en zeker als het niet om een enkel geval gaat maar om een serieuze trend. Het is bitter en boos gesteld met de betaling in de wetenschap en voordat je het weet raken jonge onderzoekers ook hier dakloos of nog erger.
DirkJan zegt
Nog even. Alle gekheid op een stokje, maar ik ben niet zo gecharmeerd van een excessief voorbeeld zoals uit The Guardian, dat heeft uw verhaal niet nodig. Maar als het om bronnen gaat dan zou ik concrete bronnen zoeken en noemen voor uw bewering dat wat u in Duitsland is overkomen, daar ook tegenwoordig ‘de norm’ is op de universiteiten. Als u dat hard kan maken, maakt u mogelijk nieuws.
DirkJan zegt
excessief=extreem
Jos Van Hecke zegt
Ik begrijp de teleurstelling en de verbittering maar ik ik vraag me toch af: hoe zouden alle taalonderzoekers ter wereld (en dat zijn er blijkbaar véél) een goed betaalde voltijdse baan kunnen krijgen waarin ze zich enkel en volledig aan (verder) onderzoek kunnen wijden? Ik denk dat dit niet mogelijk en ook niet zinvol is en dus dringt een soort ‘academisch darwinisme’ zich inderdaad vanzelf op. Blijft over als men dan toch geen andere weg op wil: zonder nutteloos jammeren en klagen door de soms zure onderzoeksappel heen bijten en (verder) knokken voor wat je denkt én bewijst dat je als onderzoeker waard bent en dan zien wat er concreet in de bus valt. Dat men zich hiervoor zou moeten verlagen tot promiscuïteit, (straat)prostitutie, escortediensten of andere mensonterende slavendiensten acht ik wat pompeus dramatiserend in de verf gezet, hoewel…de recente verhalen en onthullingen uit de ‘Me Too’ wereld veel stof hebben doen opwaaien en menig weldenkende maar onwetende burger met verstomming hebben geslagen. Ik mag hopen dat het voor de gemeenschap van taalonderzoekers zo diep niet moet gaan en zo ver niet moet komen.