Door Lucas Seuren
Wie taal bestudeert denkt er vaak niet aan om te kijken naar stilte. In stilte gebeurt immers niks. Het is niet voor niets dat gesprekspartners proberen stiltes te voorkomen—en daar zijn ze bijzonder succesvol in. Maar juist omdat stiltes zo ongewenst zijn, kunnen ze betekenisvol zijn. In de conversatieanalyse weten we al sinds de late jaren 70 dat zelfs een korte stilte van een paar honderd milliseconden een indicatie kan zijn van een probleem, en dat gesprekspartners zich daar terdege van bewust zijn.
Conventionele stiltes
Die betekenis van stiltes is goed te zien in dialoogjes als de volgende. De gemiddelde stilte tussen twee beurten is 200ms Als B niet gelijk antwoord geeft op de vraag of ze kan lopen, vraagt A of dat te moeilijk zou zijn:
A: Can you walk?
(400ms stilte)
A: Would be too hard for you?
B: Oh darling, I don’t know. It’s bleeding a little.
De gangbare analyse van dit fragment—het wordt al sinds 1973 regelmatig besproken in de literatuur—is dat we in gesprekken een voorkeur hebben voor bevestiging. B geeft die bevestiging niet direct op de vraag van A, en dus volgt er een stilte. Uit die stilte lijkt A af te leiden dat er geen bevestiging gaat komen, en dus past ze de vraag aan. In tweede instantie komt er ook geen bevestiging van B, maar haar antwoord is duidelijk meer in lijn met de tweede vraag van A dan de eerste. De 400ms stilte is dus niet zomaar een stilte: door niet direct te antwoorden laat B zien dat er waarschijnlijk geen bevestiging gaat komen.
Hetzelfde zie je ook in het volgende voorbeeldje uit mijn eigen corpus telefoongesprekken. A stelt een ja/nee-vraag, en als bevestiging uitblijft maakt ze het eenvoudiger voor B om een bevestigend antwoord te geven; zelfs als hij ook maar een beetje zin heeft kan hij nu al ja zeggen. Ze begrijpt de 800ms stilte dus niet als zomaar een stilte, maar een stilte die betekent dat er geen bevestigend antwoord kan worden gegeven op de vraag zoals ze die nu geformuleerd heeft.
A: Heb je zin in vrijdag?
(800ms stilte)
A: Een beetje?
Je zou misschien denken dat het toeval kan zijn. Hoe kan het dat mensen zo snel kunnen reageren? Maar een uitgebreide studie uit 2009 liet zien dat in het Engels de gemiddelde stilte tussen een vraag en antwoord rond de 50ms ligt als de respondent bevestigt en rond de 400ms als de respondent ontkent (in het Nederlands lagen de gevonden waarden op respectievelijk 40ms en 180ms). Recenter experimenteel onderzoek suggereert dat voor alle soort handelingen, niet alleen ja/nee-vragen, de grens op 700ms ligt: vanaf 700ms volgt veel vaker een ongewenst antwoord zoals een ontkenning. We zien dus consistent dat bevestigende antwoorden sneller komen dan ontkennende antwoorden, en dus is het niet zo gek dat een spreker uit een iets langere stilte al kan afleiden dat er geen bevestiging komen gaat.
Complexe stiltes
Tot voor kort had ik nooit getwijfeld aan deze bevinding. Keer op keer zien we dit fenomeen terugkomen in gesprekken; doordat we proberen stiltes te voorkomen, moet er wel een probleem zijn als er toch een stilte ontstaat. En een antwoord geven dat de spreker niet had verwacht lijkt toch wel een duidelijk probleem. Maar toen kwam ik het onderstaande dialoogje tegen in mijn corpus telefoongesprekken:
A: Ga je daarna iets doen?
(1,4 seconde stilte)
B: Eeeh nee.
Op het oog lijkt hier niets bijzonders aan de hand. Een bevestigend antwoord op de vraag van A zou betekenen dat B iets daarna—na haar plannen op zaterdag—gaat doen. Maar er volgt een lange stilte en daarna een ontkenning. Tot zover gebeurt hier dus precies wat we zouden verwachten. Maar het wordt gek als we naar de opvolgende beurt van A kijken:”
A: Ga je daarna iets doen?
(1,4 seconde stilte)
B: Eeeh nee.
A: Ja dus.
A leidt uit de stilte en de ontkenning van B af dat B wel plannen heeft. Iets later herhaalt ze dat en lacht ze erbij. Maar dat zou helemaal niet moeten gebeuren. Alles wijst erop dat B geen plannen heeft, waarom concludeert A dan het tegenovergestelde?
Het antwoord is: ik heb werkelijk geen flauw idee. Het zou kunnen dat de stilte té lang is: een korte pauze is normaal bij een ontkenning, maar als die pauze te lang duurt krijgt het mogelijk weer een nieuwe betekenis. Dat de stilte lang duurt is omdat B eigenlijk het gewenste antwoord kan geven; ze heeft plannen. Maar ze wil nee zeggen en kan dus niet vertrouwen op de vrij automatische beurtwisselingstechnieken, ze moet in zekere zin doen alsof. Dat mislukt met als gevolg een te lange stilte. De lachende reactie van A bevestigt de analyse: ze heeft gemerkt dat B iets probeert te verzwijgen.
Prestatie
Wat me zo fascineert aan dit dialoogje is dat in een zeer korte tijd A een hele complexe redenering maakt. Ze moet op basis van een stilte en ontkenning een tegenovergestelde conclusie maken, waarbij ze eveneens rekening moet houden met hoe beurtwisseling normaal werkt en hoe lang conventionele stiltes zijn en wat ze betekenen. Die laatste aspecten is ze zich bovendien niet van bewust: we weten dat stiltes een probleem zijn, maar we produceren die stiltes niet bewust en we weten al helemaal niet tot hoe lang een normale stilte duurt in milliseconden. A’s conclusie is dus een prestatie van formaat.
Het is jammer dat dit soort situaties weinig voorkomt; het maakt een gedegen analyse vrijwel onmogelijk. Ik moet bekennen dat ik er nooit actief naar heb gezocht, maar ik heb vier jaar naar vraag-antwoordsequenties gekeken en dit is nog altijd mijn enige voorbeeld. Dat maakt de prestatie van A des te indrukwekkender. Het laat ook zien dat na decennia aan onderzoek we nog veel te weinig weten van stiltes. Ze hebben een belangrijke rol in interactie, en onderzoek is in opkomst, maar er is nog veel meer wat we niet weten dan wat we wel weten.
andreengels zegt
In dat telefoongesprek lijkt mij dat de extra lange stilte aangeeft dat B moet nadenken over het antwoord. “Heb je plannen?” is normaal gesproken geen vraag die nadenken vergt, dus is dit een bijzondere situatie. Ik zie daarvoor 2 mogelijke verklaringen:
* B heeft wel plannen, maar weet niet of hij/zij dit tegen A wil zeggen
* B heeft vage plannen waarvan hij/zij niet weet of die als plannen tellen
Wellicht omdat het antwoord in het tweede geval met wat duidelijker uitgesproken twijfel komt, of wellicht omdat A B simpelweg goed genoeg kent, concludeert A dat in dit geval het eerste het geval is.