Door Peter van Zonneveld
Met grote belangstelling volg ik de discussie die ontstaan is over het toekomst van de collectie van het Bilderdijk-Museum. Het bestuur van de gelijknamige vereniging stelt voor de verzameling onder te brengen bij de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden. Marita Mathijsen meent dat die collectie beter naar het Literatuurmuseum kan verhuizen. Gezien het aanbod dat deze instelling intussen aan de vereniging heeft gedaan, ben ik daar niet van overtuigd. De Maatschappij is een zelfstandige organisatie, opgericht in 1766, en haar collectie is sinds 1876 tot ieders tevredenheid als afzonderlijk en autonoom geheel ondergebracht in de Leidse universiteitsbibliotheek. Bilderdijk was een prominent lid van de Maatschappij. Hij studeerde in Leiden, woonde vele jaren in Leiden, was privaat-docent in Leiden, en oefende vanuit Leiden de meeste invloed uit. Wat ik tot dusver in de discussie heb gemist, is de context waarin Bilderdijk een plaats zal krijgen. De Maatschappij beschikt niet alleen zelf reeds over een uitgebreide Bilderdijkcollectie, zij bezit ook omvangrijke collecties Beets, HaverSchmidt, Kneppelhout, Van der Palm, A.L.G. Bosboom-Toussaint en die van meerdere andere negentiende-eeuwse literatoren. Dat geldt in die mate zeker niet voor het Literatuurmuseum, dat immers meer op het recente verleden en op kinderboeken gericht is. Daarom ben ik van mening, dat het bestuur van de vereniging Het Bilderdijk-Museum er, nu de Vrije Universiteit zichzelf buitenspel heeft gezet, verstandig aan doet om op het genereuze aanbod van de Maatschappij in te gaan.
Laat een reactie achter