Door Fabian Stolk
Zelden las ik een column, hoe zeg ik het duidelijk…, zo vol grondeloze stupiditeit en misplaatste zelfingenomenheid als die onder de titel ‘Het geslachtsdeel van de schrijver’ van de zich steevast ‘neerlandica’ noemende ‘journalist’ Elma Drayer in de Volkskrant van vrijdag 25 mei 2018, pagina 25 (een dag eerder en onder een andere titel in de digitale versie van die krant verschenen).
Het stuk gaat over het academisch promotieonderzoek van Corina Koolen, gepubliceerd in haar proefschrift Reading Beyond the Female. Koolen onderzocht de invloed van gender op (waardering in) het literaire veld. Publieke discussies over dat onderwerp noemt Drayer ‘gekrakeel’, een depreciërende kwalificatie in mijn optiek (‘krakelen wordt ook volgens het WNT ‘[m]eestal in afkeurenden of minachtenden zin gebezigd.’
Als een wereldberoemde schrijver iets heel seksistisch’ zegt over vrouwelijke literatoren, heet het bij Drayer: ‘Woede en hilariteit waren zijn deel.’ Daarin klinkt door – dus zonder dat het er letterlijk staat – dat die reacties onzinnig zouden zijn, of minstens overdreven.
Als iemand in de krant (de NRC, om precies te zijn) gedurende langere tijd op luchtige wijze tekenen van literair-kritisch seksisme verzamelt en analyseert, omschrijft Drayer dat als: ‘Toen kwam het grote tellen in de mode.’ Ze gebruikt hier (wederom) de overdrijving, nu om het werk van de Lezeres des Vaderlands belachelijk te maken, want heel ‘groot’ was dat tellen van die Lezeres in werkelijkheid niet, wel lang en aanhoudend, en van een mode was geen sprake want, mede afgaand op de argumenten die Drayer aandraagt (geen enkel) was de Lezeres des Vaderlands de enige die dit telwerk verrichtte; voor een mode is navolging nodig binnen hetzelfde tijdsbestek, lijkt mij.
Dan komt de introductie van de steen des aanstoots, het wetenschappelijk onderzoek van Koolen: ‘En onlangs heeft de wetenschap zich weer eens over de materie gebogen.’ Voor dat ‘weer eens’ draagt ze geen enkele onderbouwing aan; en opnieuw is dit in mijn optiek een depreciërende overdrijving.
In interviews in ‘[a]lle grote kranten’ ‘mocht’ Koolen volgens Drayer allerlei beweringen doen. Het gebruik van het hulpwerkwoord ‘mogen’ suggereert dat ‘[a]lle grote kranten’ die wetenschappelijke zeurkous hadden moeten corrigeren. Want zie: verderop schrijft Drayer dat zij ‘althans bij de interviewers uitsluitend eerbiedig geknik’ bespeurde. De formulering ‘eerbiedig geknik’ is – het wordt vervelend – opnieuw een voorbeeld van half verbloemde depreciatie. En een column biedt natuurlijk geen ruimte voor enige onderbouwing van die ‘individuele, niet-systematische waarneming’ van Drayer.
‘Bijval’, noteert Draayer’, ‘kreeg Koolen van schrijver Herman Stevens’, alsof deze de enige zou zijn die zich in gelijke zin over dit onderwerp uitliet, en alsof er bij nader inzien dus toch geen sprake was van de eerder genoemde ‘mode’. Inconsistentie is een goed middel om de herhaling van je eigen, ongefundeerde, depreciërende opinie in een column mogelijk te maken.
Als een criticus van aanzien erkent dat hij ongelooflijk seksistisch is geweest bij (het uit de weg gaan van) de beoordeling van een auteur van wie hij dacht dat het een vrouw was (wiens werk hij alleen daarom niet eens las), vindt Drayer dat helemaal niet erg: ‘Hij kwam er tenminste eerlijk voor uit.’ Hoe dringend is dan een herijking nodig van je morose morele besef, columniste, opinievormster?
De zich neerlandica noemende Drayer veronachtzaamt gemakzuchtig het literair-wetenschappelijke onderscheid tussen ‘sekse’ en ‘gender’, blijkens haar met een wegwerpgebaar genoteerde terminologische (waarschijnlijk grappig bedoelde) vergissing ‘sekse (pardon, gender)’ (dat haar heel die terminologie geen moer interesseert, bleek al uit de stompzinnige titel van de column).
Bovenop deze onwelriekende stapel nonsens plaatst Drayer dan de opmerking dat ‘[i]n de praktijk’ dat literair seksisme reuze meevalt, en zij kan dat melden ‘uit eigen ervaring’. En met die eigen, singuliere ervaring, veegt zij de gehele wetenschappelijke dataverzameling en -analyse van Koolen van tafel.
Dat kan kennelijk, in een column in de Volkskrant, die inmiddels een reputatie heeft opgebouwd op het gebied van het in een kwaad daglicht stellen van de geesteswetenschappen, van de neerlandistiek niet in de laatste plaats. Over perversiteit kan je, wat Drayer in de Volksrant betreft, je beter maar niet uitspreken; doe je dat wel, rekent zij je tot ‘de diversiteitsgelovigen’. Hoppa, wetenschap is ook maar een overtuiginkje, een meninkje, meent ‘neerlandica en journalist’ Drayer.
Dit stuk verscheen eerder op Fabian Stolks eigen weblog, In den vrolijken hermeneut.
Anton zegt
Als ik een kwalifikatie mocht toekennen aan deze kritiek, dan is het ‘vrouwelijk’ (tomeloos), net als aan de column van Elma Drayer. Dat is geen slechte eigenschap. Een tomelozer briefschrijver dan Erasmus is bijvoorbeeld moeilijk te vinden.
Iets anders, het is helemaal niet makkelijk om zich te bevrijden van de vooroordelen waar Herman Stevens aan leed. Neem de vrouwenroman, literatuur, neem eens zo’n boek (Esther Verhoef, Tegenlicht) en lees het. De zinnen liepen, maar de ervaringen in het boek kon ik niet met elkaar in een goed verband leggen. Het viel tegen, kortom. Dan de chick-lit, net zo.
Waaruit ik wil besluiten:
Het is onmogelijk om deze negatieve beoordelingen te herleiden uit tellingen, pace de doctor.
De beoordelingen laten zich gelden bij elke keus. Geen Verhoef, misschien een click-lit, zeker een Jerry Cotton mee.
DirkJan zegt
Dan is het toch licht ironisch dat de redactie van Neerlandistiek nog steeds niet de naam van Corina Koolen boven en onder haar artikel van 26 mei heeft gecorrigeerd. Er staat nu abusievelijk Corine Koolen en dat is de naam van een journaliste van de …. Volksrant, ik bedoel Volkskrant. 🙂
DirkJan zegt
Aangepast nu, netjes. En dan heb ik nog wel een tip annex verzoekje, Zou de redactie bij de auteursnaam ook hun relevante functie kunnen vermelden? Nu moest ik weer googelen om erachter te komen dat Fabian Stolk universitair docent letterkunde is aan de universiteit van Utrecht. Ik vind dat toch wel zinvol om te weten voordat je zo’n stuk leest. In de journalistiek is het heel gebruikelijk.
Bert Mostert zegt
Een prachtige reactie van een wetenschapper die geen ironie verstaat. Of komt deze reactie voort uit het feit dat de geesteswetenschap van haar alfa-imago probeert af te komen door toepassing van zaken als statistiek waarmee zij nog niet zo vertrouwd is en dan uit onzekerheid maar wild om zich heen slaat als iets onwelgevalligs voorbijkomt? Zo komt de Neerlandistiek er wel!