Door Thomas de Bruijn
Docent Nederlands havo/vwo, Pax Christi College Druten
De onderwijsinspectie luidt de alarmbel: het niveau van het Nederlandse onderwijs is de laatste twintig jaar gedaald (Volkskrant 11 april 2018). Het artikel haalt het driejaarlijkse Pisa-onderzoek aan, waarin Nederland op onderwijsgebied met een groot aantal andere landen wordt vergeleken. Daar zakken we op de ranglijst. De onderwijsinspectie concludeert hetzelfde naar aanleiding van eigen onderzoek. In de stroom artikelen die volgt, worden mogelijke oorzaken genoemd, zoals het lerarentekort, de afname van het niveau van de lerarenopleidingen, het percentage jonge docenten dat binnen drie jaar het onderwijs verlaat (ongeveer 20-30 procent), het lage salaris en de hoge werkdruk die ervaren wordt door veel docenten.
De Volkskrant doet nog een dappere poging om het docentschap een imago-impuls te geven door er een katern aan te wijden (14 april) en in verschillende artikelen wordt de oplossing voor alle problemen teruggebracht tot méér salaris voor de leraar. Zeker, dit geldt voor de basisschoolleraren. Hun eis om hetzelfde salaris te ontvangen als hun gelijk geschoolde collega’s in het VO is meer dan terecht. Helaas lees ik nergens de enige echte oplossing die veel van hierboven geschetste problematiek kan ondervangen én de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Wij, de leraren, moeten meer ontwikkeltijd krijgen, en dus minder lessen geven per 1,0 fte. Sterker nog, er moet 20 procent van de lessen af per week. Minister Van Engelshoven, leest u mee?
Ikzelf werk al tien jaar als docent Nederlands havo/vwo op een middelgrote school in Gelderland. Ik werk voltijd en als ik mijn lessen en andere taken normaal uitvoer, haal ik mijn veertig uur wel. Prima. U hoort mij niet klagen. Maar dan heb ik nog geen minuut nagedacht over het onderwijs dat wij als sectie op de lange termijn willen neerzetten. Dan heb ik geen lessenreeks literatuurgeschiedenis ontwikkeld die aansluit bij onze leerlingen. Dan heb ik nog geen module op papier gezet die de interesse voor taalkunde bij leerlingen aanwakkert. Dit zal veel docenten bekend in de oren klinken; of je ontwikkelt lessen in je eigen avonduren of vakanties of je laat je leiden door de standaard lesmethode.
Diep in ons hart willen we minder afhankelijk of geheel onafhankelijk worden van de bestaande lesmethodes. Pas dan kunnen we, met zelf ontwikkelde lessenreeksen en (vakoverschrijdende) projecten, onze leerlingen lesgeven op de manier die wij goed vinden. Het onderwijs in Nederland kent al een grote autonomie van de leraar. De eindexamentermen zijn vrij algemeen en daardoor ontstaat er ruimte om het programma enigszins in te vullen naar wens van de sectie. Jammer alleen dat we die autonomie maar deels kunnen grijpen, omdat we te weinig tijd hebben om haar in te vullen.
Jonge docenten, maar ook ervaren collega’s, zullen minder werkdruk ervaren als de lesgevende taak minder wordt, maar tegelijkertijd zullen ze zich eerder eigenaar voelen van het ontwikkelproces binnen een sectie en dus eerder blijven. Op redelijk korte termijn zal de kwaliteit van de lessen stijgen, omdat er langer aan de lessen is gesleuteld, in de baas zijn tijd.
Minder lesgeven, maar meer ontwikkeltijd is mijns inziens de enige weg naar de verbetering van ons onderwijs. Af en toe komt dit voorstel weer langs in de Tweede kamer, maar nooit durven de beleidsmakers en schoolbesturen de radicale stap te zetten. Natuurlijk kost dit voorstel veel geld, want er moeten heel veel nieuwe docenten worden aangenomen om de vrijgekomen uren op te vullen. Dat is mooi, want het vooruitzicht van 20 lesuren, 5 uren ontwikkeltijd en meer eigenaarschap, zal meer enthousiaste docenten aantrekken. Oproep aan collega’s: laten we van bovenstaand voorstel elke sectie- of teamvergadering een agendapunt maken, dan wennen we er vast aan.
Rob Alberts zegt
Linksom of rechtsom, het blijft om de hoeveelheid beschikbaar geld gaan.
Vriendelijke groet,
Jan Uyttendaele zegt
Gelijk heb je! In Vlaanderen geeft een leraar in het secundair (voortgezet) onderwijs in de eerste graad 22 lesuren, in de tweede graad 21 lesuren en in de derde graad 20 lesuren. (Wij hebben geen onder- en bovenbouw, maar drie graden). Wat bij ons kan, moet bij jullie ook kunnen!