Door Freek Van de velde
Een dikke maand geleden is in het tijdschrift Child Development een artikel verschenen dat druk gedeeld is op allerhande social media. De auteurs, vier psychologen van Northwestern University, werden na de publicatie voor de camera’s gehaald om duiding te geven bij hun mediagenieke onderzoek. Waar ging dat over? Ze hadden een ‘meta-analyse’ uitgevoerd (dat is jargon voor: bestaande, vergelijkbare onderzoeken samenvoegen om meer betrouwbare resultaten te krijgen, of trends te zien), naar ‘draw-a-scientist’-experimenten.
De methode bestaat erin dat aan kinderen gevraagd wordt een wetenschapper te tekenen, om dan na te gaan of ze mannetjes of vrouwtjes tekenen, en wat dat dan zegt over stereotypering. Het eerste onderzoek van dat type is gepubliceerd in 1983 en was gebaseerd op tekeningen uit de jaren 60 en 70, en de kinderen hadden massaal mannen getekend. Zelfs de meisjes. Van de 5000 schoolkinderen hadden er maar 28 een vrouwelijke wetenschapper getekend.
Die vier psychologen van het artikel vroegen zich af of er sinds de jaren 60 iets veranderd is. Tenslotte zijn er nu veel meer vrouwelijke wetenschappers, ook in tv-series en handboeken, en je kunt je voorstellen dat kinderen zich dus ook gemakkelijker kunnen inbeelden dat wetenschappers vrouwen zijn, en dat in hun tekeningen laten zien. En ja hoor: het aantal vrouwelijke wetenschappers in de kindertekeningen is ontzettend gestegen.
Het ontging me een beetje waar dat grote enthousiasme voor dat artikel nu precies vandaan kwam. Wat bewijst dat nou? Dat het goed gaat met de afbraak van het mannenbastion dat de wetenschap vroeger was? Maar dat wisten we toch ook door gewoon naar de cijfers van het aantal wetenschappers te kijken, die overigens geciteerd worden in het artikel? Daar heb je die kindertekeningen niet voor nodig. Dat kinderen in hun tekeningen gevoelig zijn voor de realiteit, dat is toch niet zo gek? Als je kinderen vraagt een vliegtuig te tekenen, dan zal het aantal dubbeldekkers, of propellervliegtuigen, of watervliegtuigen ook wel kleiner zijn dan in tekeningen uit het interbellum. (Zelfs als je er rekening mee houdt dat tekeningen altijd wat ouderwetser zijn dan de realiteit, en ook vandaag nog veel stoomtreinen en vaste telefoontoestellen afbeelden.)
Ik denk dat de auteurs iets anders wilden aantonen. Namelijk dat die kinderentekeningen iets zeggen over stereotypering. En dat de trend die we zien hoopvol is, maar lang niet genoeg. Het liefst willen ze 50% vrouwen zien. Want als kinderen mannen tekenen, dan wil dat eigenlijk zeggen dat ze helemaal niet in de gaten hebben dat wetenschappers ook best vrouwen kunnen zijn. En dat is zonde voor al die meisjes die veel aanleg hebben voor wetenschappelijk onderzoek.
Maar daar wringt het schoentje. Zo’n conclusie kun je eigenlijk niet trekken. Ook niet met de ingewikkelde statistiek die de auteurs inzetten. Dat is iets wat taalkundigen heel goed weten. Taalkundig bekeken is de prototypische mens namelijk een man. Het woord ‘wereld’ bijvoorbeeld gaat etymologisch terug op Proto-Germaans *wera– ‘man’, terwijl de helft van de bevolking uit vrouwen bestaat. Taalkundigen weten ook dat bij ‘geslachtsmovering’ vrouwelijke varianten morfologisch gemarkeerd zijn: ‘wandelaarster’ heeft een extra morfeem dat je niet hebt bij ‘wandelaar’. Generische referentie kan wel met mannelijke, maar niet met vrouwelijke pronomina. Als in de spelregels staat: ‘Wie een twee gooit, moet z’n pion een vakje achteruit zetten of een beurt overslaan’ dan geldt dat ook voor vrouwelijke spelers. Als een leraar zegt ‘als iemand betrapt wordt op spieken, dan krijgt-ie nul op tien.’, dan is dat geen vrijgeleide voor de meisjes, hoewel –ie een enclitische variant van ‘hij’ is. Als hij gezegd had: ‘als iemand betrapt wordt op spieken, krijgt ze nul op tien’, dán klinkt het wel alsof de leerkracht meisjes viseert. Of dat hij (m/v) heel erg z’n best doet om radicale gendergelijkheid na te streven.
Dat de prototypische mens taalkundig bekeken een man is, betekent natuurlijk helemaal niet dat taalgebruikers zich niet realiseren dat er vrouwen bestaan. Als je zou vragen: ‘teken een fietser’, of: ‘teken een persoon die aan het verdrinken is’, en je ziet dat kinderen vooral ventjes tekenen, betekent dat dan dat die kinderen stiekem denken dat vrouwen niet met de fiets kunnen rijden, of dat mannen niet kunnen zwemmen? Dat lijkt me niet erg waarschijnlijk.
Je zou verwachten dat die vier psychologen ook wel eens iets gehoord hebben over prototype-effecten, net zoals taalkundigen. En inderdaad, ze lijken daar ook even aan gedacht te hebben, want ze vergelijken de cijfers van de draw-a-scientist-opdracht met ondermeer de draw-a-teacher-opdracht, en bij de ‘teachers’ tekenen de kinderen veel meer vrouwen. Ik weet niet of dat nu wel zo’n goed argument is. Die ‘teacher’ zou zélf de uitzondering kunnen zijn, omdat leerkrachten, zeker in de lagere school, in ontzettend grote mate vrouwen zijn. Iets soortgelijks zou kunnen gelden voor ‘dierenarts’, wat ze ook getest hebben. Om dat idee van die stereotypering hard te maken, moet je niet vragen ‘draw a teacher’, maar iets wat echt neutraal is, zoals ‘teken iemand die gevallen is’ of ‘teken een gehandicapte’. Ik vraag me af of je dan meer vrouwen ziet dan bij ‘draw a scientist’. Dat komen we niet te weten in dit artikel.
Bij nader inzien is er nog wel meer niet in de haak met die studie. Je vraagt je bijvoorbeeld af hoe de onderzoekers precies vastgesteld hebben wat het geslacht was van de getekende wetenschapper. Daar zegt het artikel alleen over dat ze gelet hebben op aanwijzingen als ‘lang haar’. Dat is ook wel erg stereotyperend, natuurlijk. In feministische kringen, waar het artikel enthousiast onthaald is, is het doorgaans niet erg bon ton om haarlengte als een symptoom van gender te zien. Maar nu mocht het dus wel. Als je de statistische details van naderbij bekijkt valt verder ook op dat de tendens van meer getekende vrouwen integraal toe te schrijven is aan die ene studie uit 1983. Haal je die eruit, dan worden de trends niet significant. Ook is helemaal niet mee onderzocht wie de instructies aan de kinderen gaf. Het is heel goed mogelijk dat de kinderen in de jaren 60 en 70 de opdracht kregen van een mannelijke onderzoeker, en later van een vrouwelijke. Dat zou natuurlijk een grote impact kunnen hebben op de tekeningen.
Maar goed, het voordeel van het lezen van zo’n artikel is wel dat je blij bent dat je beroepshalve in de taalkunde zit, en niet in de sociale psychologie. Ik heb net een artikel gelezen van Guus Kroonen: ‘The development of the Proto-Indo-European instrumental suffix in Germanic’ in het tijdschrift Indogermanische Forschungen. Het is slechts vijf pagina’s, en het gaat helemaal niet over genderstereotypering, maar het is veel boeiender dan de draw-a-scientist-studie. Ik betwijfel sterk of het druk gedeeld zal worden op de social media.
DirkJan zegt
“Taalkundigen weten ook dat bij ‘geslachtsmovering’ vrouwelijke varianten morfologisch gemarkeerd zijn: ‘wandelaarster’ heeft een extra morfeem dat je niet hebt bij ‘wandelaar.” Begrijp ik Freek van de Velde dan goed dat hij het woord ‘wetenschapper’ al bij voorbaat als stereotiep mannelijk betiteld omdat het niet om een ‘wetenschapster’, de vrouwelijke variant, gaat? Maar het onderzoek zal over het Engelse ‘scientist’ zijn gegaan en is volgens mij genderneutraal; artitst, biologist, visagist, scientist.
Freek Van de Velde zegt
Ook bij ‘artiest’, ‘bioloog’, ‘dief’ … zijn de mannelijke varianten ongemarkeerd. Als je er uniek-vrouwelijke van wil maken, moet er een extra morfeem aan: ‘artieste’, ‘biologe’, ‘dievegge’. In het Engels heb je dat morfeem niet, omdat die taal nu eenmaal minder gebruik maakt van derivationele morfologie. Of je zou moeten zeggen ‘lady scientist’ ofzo, maar dat klinkt als een term uit de jaren 60. Maar net zo goed zou ik ervan uitgaan dat als je vraagt ‘draw a person who is drawning’, dat je dan in meerderheid mannen krijgt, zonder dat de tekenaars zouden denken dat Engelstalige mannen niet kunnen zwemmen.
Freek Van de Velde zegt
*drowning
DirkJan zegt
Moet ik hierdoor nu aan een raadsel van vroeger denken.
Een man zit met zijn zoontje in de auto en botst tegen een tegenligger. De vader is op slag dood, zijn zoontje wordt in allerijl naar het ziekenhuis gebracht voor een spoedoperatie.
De chirurg ziet het jongetje liggen, wordt lijkbleek en zegt: ‘Dat is mijn zoon’!
Hoe zit dat?
(oplossing:: de chirurg is zijn moeder.)
Herman Callens zegt
En het interessante artikel zit natuurlijk weer achter een betaalmuur.