Door Marita Mathijsen
Geachte Heren Van de Ven en Van Leeuwen
Bij deze mijn dank voor uw brief die getuigt van een vasthoudendheid die u in principe siert, maar in de praktijk toch enige nadelen heeft.
Graag ga ik op uw argumentatie en uw vragen in. In de eerste plaats stoort uw woordgebruik over Van Lennep die Multatuli ‘een oor heeft aangenaaid’ mij buitengewoon. Het gezegde betekent dat je iemand voor de gek houdt, iemand bedot. Nu is vanaf de eerste brief die Douwes Dekker van Van Lennep gelezen heeft duidelijk dat deze bezwaren heeft tegen de data en het slot. Dat blijkt in de brief van 18 november 1859 van Van Lennep aan Van Hasselt, die Douwes Dekker te lezen kreeg. Uit diezelfde brief blijkt ook dat Van Lennep erkent en veroordeelt dat er ‘knevelarijen’ en ‘infamiën’ in de Oost plaatsvinden. Als het slot gehandhaafd bleef, zou het publiek denken dat de auteur door wraakzucht gedreven werd. Lezers zouden hem dan minder geloven, en er zouden ook minder exemplaren van verkocht worden. Met de data erin zou het boek te zeer als feitelijk, te historisch gezien worden.
U verwijt Van Lennep dat hij Multatuli niet voldoende steunde met wat hij eigenlijk wilde met zijn boek en dus nalatig was. Kan men Van Lennep iets verwijten als hij daartoe geen opdracht had, daarvoor niet betaald werd, zich gewoon vrijwillig en in eerste instantie uit compassie met de berooide schrijver inzette voor diens zaak en diens bl… mooie boek? Het is alsof u Rutte verwijt dat hij geen fokprogramma voor leguanen opgesteld heeft.
Wat mijn ‘leermeester’ Stuiveling betreft: ik heb in de colleges inderdaad heel vaak Stuiveling horen uithalen naar Van Lennep en naar de hele negentiende-eeuwse letterkunde vóór de Tachtigers. Mijn echte leermeesters waren anderen. Mondeling was Stuiveling feller dan op schrift, maar dat Van Lenneps uitgave getuigt van een ‘fundamenteel tekort aan eerbied voor de persoonlijkheid, de arbeid en het levensdoel van een ander’ is evengoed een fundamenteel tekort aan eerbied voor iemand die zich belangeloos ingezet heeft voor het tot stand komen van een uitgave van de Max Havelaar, daar heel veel arbeid voor verzet heeft door het manuscript persklaar te maken, ten bate van iemand die een ander levensdoel had dan hijzelf. Van Lennep heeft Multatuli niet in de steek gelaten, zoals u beweert, hij heeft er juist voor gezorgd dat Multatuli met het ongekende meesterwerk het literaire veld kon betreden.
Inderdaad stond Van Lennep voor een duivels dilemma. Hij was conservatief in de politiek in die zin dat hij geen opstand wilde en, overigens net als Multatuli, Nederlands-Indië voor Nederland wilde behouden. Maar hij zag ook de meesterschrijver en het meesterlijke boek, hij wilde de schrijver stimuleren en het boek aan het publiek gunnen, inderdaad in een aangepaste vorm. Niet tegen een belachelijk hoge prijs zoals altijd beweerd is: tegen de normale romanprijs. Van Lennep zag ook de misstanden in de Oost. Hij wilde wel dat die bestreden werden, maar niet via een volksopstand. Bij de regering, in het parlement, moest de Indische kwestie aan de orde komen.
Om nu op uw vragen te antwoorden.
Vraag 1. Ik stel dat Van Lennep dubbele gevoelens heeft. Klopt het dat hij vrij snel kiest voor het voorkomen van onrust in Nederland, ten koste van de geest en bedoelingen van Douwes Dekker?
Antwoord: Van Lennep ziet vanaf het begin dat het boek de potentie heeft opstand te veroorzaken. Dus: enigszins afzwakken van het boek overweegt hij vanaf het begin (VW 10 117-118). Tegelijk maakt hij zich enorm kwaad over de reactie van minister Rochussen op een brief van hem ten faveure van Douwes Dekker (131). Als nog voor het verschijnen van Max Havelaar berichten in Nederland binnenkomen over opstand in Nederlands-Indië, schrijft Van Lennep aan Rochussen, de minister van Koloniën, dat deze grotere opstand kan voorkomen door Dekker naar Indië te sturen, in een hoge positie (146). Als Rochussen schrijft niets te kunnen doen en hij Van Lennep verwijt dat die zich laat meeslepen, krijgt de minister een brief op poten terug: Van Lennep heeft geprobeerd het vaderland en Indië te behoeden voor rampen, hij had willen waarschuwen, en de man helpen ‘wiens werk, karakter en lotgevallen mij sympathie inboezemden’. Hij besluit met: ‘ik had liever gehad, dat de man in staat ware gesteld, ginds te handelen, dan dat hij verplicht worde, hier te spreken’. Maar daarvoor was het te laat (167). Vervolgens kiest Van Lennep ervoor mee te werken aan de openbaarmaking van het boek, met wat ik kleine aanpassingen zou noemen. De puntjes die hij invoerde (overigens door Multatuli zelf al toegepast als hij de naam van de Indische regent Karta Nata Negara vervangt door puntjes, bovendien gebruikte Multatuli voor Nederlandse ambtenaren in zijn boek steeds pseudoniemen of functieaanduidingen, geen namen) lieten niet onverlet dat iedereen in kon vullen ‘Lebak’ als er ‘L…’ of ‘Leb…’ stond. Uit recensies en uit de hele behandeling in de Tweede Kamer blijkt dat de goegemeente direct wist wie en wat er bedoeld werd. Van Lennep wilde geen opstand onder het volk, maar de regering mocht, moest van hem zelfs, onrustig worden. Overigens twijfelde Multatuli zelf lang over zijn bedoeling met het boek: wel of niet publiceren. Dus: hij kiest meteen voor het voorkomen van opstand, wat iets anders is dan onrust. Uw gevolgtrekking ‘ten koste van de geest en bedoelingen’ gaat niet op.
Vraag 2. Van Lennep schrijft dat hij de voorzichtigheid van een slang nodig heeft. Dit doet u de vraag stellen of hij dubbelspel heeft gespeeld en of hij De Ruyter niet als stroman en marionet gebruikt heeft om de rust te bewaren.
Antwoord: U citeert gebrekkig. Van Lennep schrijft dat hij bij de oprechtheid van een duif de voorzichtigheid van een slang nodig heeft (120). Dus hij wil oprecht zijn maar moet daarbij voorzichtig zijn. Zijn voorzichtigheid betreft hier de brief die hij aan Rochussen geschreven heeft. Hij wilde Rochussen ervan overtuigen dat het een ernstige zaak was die de minister niet lichtvaardig mocht behandelen. Van dubbelspel ten opzichte van Douwes Dekker is geen sprake.
Wat nu De Ruyter betreft: al voordat er sprake is van drukken van Max Havelaar, had Van Lennep deze uitgever overgehaald om Dekkers toneelstuk De bruid daarboven te drukken (132). Van Lenneps eigen toneelstukken kwamen ook in deze jaren bij De Ruyter uit. Van een uitvoering en een druk van dit stuk kwam het uiteindelijk niet, maar Douwes Dekker moet gecharmeerd zijn geweest van de welwillendheid van De Ruyter, immers, kort daarna koos Dekker voor zijn open Brief aan de kiezers te Amsterdam De Ruyter als uitgever. Ik heb in een eerder artikel van mij De Ruyter gekenschetst als een ‘voorzichtig, ietwat bangelijk persoon […] die niet in politieke zaken verwikkeld wilde raken. Het lijkt erop dat hij het boek slechts uitgaf om Van Lennep te vriend te houden. En vooral: om een belangrijke opdrachtgever niet te verliezen’ (Ik heb u den Havelaar niet verkocht 62). Dat u De Ruyter een marionet of stroman wil noemen die in handen van Van Lennep gemanipuleerd werd om rust te bewaren, is een redenatie die berust op aannames over de ‘what if’-story van Max Havelaar die niet waar gemaakt kunnen worden. Mijn eigen aanname is: het is heel onaannemelijk dat er wèl opstand ontstaan zou zijn als het boek op de markt was gekomen exact zoals Multatuli het geschreven had. Het verschil tussen de ‘nulde druk’ en de eerste is te klein om te denken dat het ene wel kon wat het andere niet zou kunnen. Bovendien veroorzaakte het boek wel degelijk onrust, er ging een ‘rilling’ door het land.
Vraag 3.‘Voed honden op, voed wolven op, opdat ze u weer verslinden.’ Met dit citaat van Vondel, dat Van Lennep gebruikt in een brief aan zijn vriend Aart Veder, beklaagt hij zich erover dat Dekker hem ervan beticht op diens armoede gespeculeerd te hebben, terwijl Van Lennep hem juist geholpen heeft bij het gedrukt krijgen van het boek, met het gevolg dat het boek nu overal in het land het gesprek van de dag is. Wie is de wolf, wie is verslonden vraagt u zich af.
Antwoord: Heel eenvoudig: wie is heden ten dage erkend als de beste schrijver van de negentiende eeuw? Welk boek is er heden ten dage nog in verschillende edities te koop? En wie krijgt heden ten dage nog voor de voeten geworpen dat hij iemand een oor aangenaaid heeft?
Ik meen voldoende stof gegeven te hebben om vraag vier niet meer te hoeven beantwoorden. Ja dit nog: Van Lennep heeft de impact van het boek niet beperkt. Juist doordat politici, schrijvers en de hele elite wisten dat Van Lennep achter dit boek van een debuterende schrijver stond, kreeg het veel meer aandacht dan het anders gekregen had – veronderstel ik.
Met een vriendelijke groet,
Marita Mathijsen
P.S. Dat Tom Böhm al vóór mij geconstateerd heeft dat Van Lennep slechts een klein deel van de vragen van Frits geschrapt had, en dat de ‘marionet’ hoogstwaarschijnlijk de rest van de vragen gewist heeft, was nieuw voor mij (‘Misschien is niets geheel waar… en zelfs dát niet’ 64). Zelf ontdekte ik de potloodstreepjes pas bij de voorbereiding van mijn lezing van 3 maart voor het Multatuli-Genootschap. Daardoor staat dit ook niet in de biografie.
Laat een reactie achter