Door Lucas Seuren
Menig krant besteedde er vorige week aandacht aan: Een groep taalkundigen en antropologen van, onder andere, het Max Planck Instituut in Nijmegen had in verschillende culturen onderzocht hoe vaak mensen in alledaagse situaties met vrienden en familie een teken van dankbaarheid geven als een verzoek werd ingewilligd. Hun antwoord: zelden! In het Engels en het Italiaans gaat het nog wel, daar zeggen mensen in respectievelijk 14,5% en 13,5% van de gevallen iets als dank je of super. Maar in talen als het Siwu, gesproken in Ghana, en het Murrinhphata, gesproken in het noorden van Australië, liggen die percentages maar rond de 2-4,5%. In het Cha’palaa in Ecuador zegt men het zelfs helemaal niet.
Socialiteit
Wat moeten we nu met deze, op het oog vrij verrassende, observatie? Is het een teken van sociale verloedering en een uiting van de vervreemding in onze maatschappij? Dat lijkt me niet, aangezien juist het Engels en Italiaans de lijst aanvoeren. Moeten we dan concluderen dat wij in het Westen wel beschaafd zijn? Dat lijkt me evenmin een valide conclusie. Dat we frases als dank je wel hebben, betekent niet dat Aboriginals geen dankbaarheid kunnen voelen, of dat ze elkaar niet kunnen en willen helpen. Zoals de onderzoekers ook opmerken, socialiteit is een centrale eigenschap van de menselijke soort; in alles werken we samen en vertrouwen we op anderen. Daarvoor maakt het niet uit of je in een villa in Toscane woont of in een hut in Ghana.
Nee, wat veel waarschijnlijker is, en dat is ook de conclusie die de onderzoekers trekken, is dat de lage frequentie van bedankjes juist een bevestiging is dat socialiteit en solidariteit eigen zijn aan ons mens zijn. Mensen die sociaal ons heel nabij staan, zoals onze vrienden, zoals onze familie, bij die mensen mogen we er van uitgaan dat we elkaar helpen waar nodig. Het zou pas vreemd zijn als we wel continu zouden bedanken; alsof de hulp die we van de ander krijgen onverwacht is—alsof we er niet zonder meer van uit kunnen gaan dat onze broers en moeders ons het zout aan geven op verzoek.
De bevinding is, ex post facto, dan ook helemaal niet verrassend. De norm is immers dat je elkaar helpt. De verwachting die we hebben, en die in de literatuur soms genoemd wordt, dat iemand bedanken beleefd is, klopt dan ook niet in dit soort alledaagse situaties.
Vanzelfsprekend
Maar daarin komt dan ook de logische vervolgvraag opzetten: zeggen we wel dank je wel in situaties waarin die hulp niet vanzelfsprekend is? Bij vreemden, vage kennissen, of in zakelijke contexten? Het is een antwoord die de auteurs niet hebben kunnen onderzoeken op basis van de data die ze hebben verzameld. Maar als ik kijk naar mijn gedrag van vandaag, dan is dat geen gekke verwachting. Ik heb onder andere de serveerster in een lokale koffietent bedankt toen ze de thee en het gebak op tafel zette, mijn opticien toen hij me hielp met het uitzoeken van een nieuwe zonnebril, en een vage collega—hij is niet vaag, maar we kennen elkaar amper—toen hij de deur van het fietsenhok voor me open hield.
In de zakelijke situaties is de hulp wellicht vanzelfsprekend—die mensen werken immers in de dienstverlening en ik heb ze daar dan ook voor betaald—maar is mogelijk de sociale afstand groter en/of simpelweg de conventie dat je elkaar bedankt. (Het is vaak lastig om te zien waar de ene verklaring begint en de ander ophoudt.) En bij de collega is het evident dat de dienst die hij mij verleent in zijn geval niet vanzelfsprekend is. Als het de collega was met wie ik eerder koffie was gaan drinken, betwijfel ik dat ik bedankt zou hebben. Dan denk je er niet eens bij na dat je de deur openhoudt. In zekere zin lever je de ander bijna geen dienst.
Uitzondering
De vraag die nu rest is: waarom komen tekens van dank zo veel vaker voor in Westerse culturen dan niet-Westerse? Dit is een vraag die de onderzoekers niet beantwoorden, en op basis van hun onderzoek ook niet kunnen beantwoorden. We zijn de uitzonderingen in de wereldwijde gemeenschap: de norm is dat dankbaarheid impliciet blijft. Is dat omdat we in het Westen langer leven in grotere gemeenschappen en dus veel omgang hebben met vreemden? Zijn onze gemeenschappen losser dan die in andere culturen?
Of is het simpelweg een kwestie van socialisering: we worden van jongs af aan aangeleerd dat je dankjewel moet zeggen als de slager je een plakje worst en dus zit dankbaarheid uiten in ons systeem. En heeft dit wellicht nog verband met het uitdrukken van excuses? Als we een ander in de weg zitten, zeggen we dan altijd sorry?—Het antwoord is uiteraard nee—en hoe verhoudt zich dat tot die andere culturen? Als socialiteit de norm is, vinden we bij afwijkingen van die socialiteit dan juist vaker tekenen van herstel? Het zijn interessante vragen, waarop het antwoord nog even moet wachten.
Per spoor
Wie trouwens heel veel bedankjes wil horen moet een dag meelopen met een conducteur. Van wat ik tot nu toe heb gezien is de gewoonte dat zowel reiziger als conducteur elkaar bedanken bij deze korte uitwisseling, dus na een dag werken heb je vele honderden bedankjes opgespaard. Zo beleefd zijn we dus ook wel weer.
Laat een reactie achter