Door Lotte Jensen
Als neerlandicus ben ik dol op internationalisering. Over twee weken mag ik bijvoorbeeld spreken op een congres in Sheffield waar het 70-jarige bestaan van Dutch Studies wordt gevierd. Uitnodigingen om gastcolleges te geven in Keulen, Zürich en Boedapest neem ik eveneens gretig aan. Enthousiaste, leergierige studenten willen daar alles weten over de Nederlandse cultuur en geschiedenis. De voertaal is het Nederlands, de taal waarin zij zich specialiseren. Zij doen dat trouwens niet alleen vanwege culturele redenen, maar ook uit economische motieven: Nederland is een belangrijke handelspartner voor de landen waar zij vandaan komen.
Dat geldt in het bijzonder voor Polen, waar de neerlandistiek gouden tijden beleeft. De studentenaantallen rijzen daar de pan uit. Op acht universiteiten kun je daar vakken Nederlands volgen, op drie universiteiten is het een aparte studierichting (ter vergelijking: in Nederland kun je een voltijdse studie Nederlands aan vijf universiteiten volgen). Onlangs werd in Wroclaw een week lang de vierhonderdste sterfdag van Bredero met tal van activiteiten gevierd. De Poolse adaptatie van De Klucht van de molenaer (1613) ging toen in première.
Meerwaarde van meertaligheid
Internationalisering speelt een belangrijke rol in de neerlandistiek, reden waarom ik de afgelopen weken de discussies over internationalisering in de media op de voet volgde. En natuurlijk wilde ik ook weten welke standpunten er met betrekking tot het taalbeleid aan de universiteiten werden ingenomen, want internationaliseren betekent al snel: overgaan op het Engels. En dat vormt een potentiële bedreiging voor de volwaardige uitoefening van mijn vak, hoe internationaal we ook bezig zijn.
In korte tijd werden drie belangrijke documenten over dit onderwerp gelanceerd. De eerste was de Internationaliseringsagenda van de VSNU (Vereniging van Samenwerkende Universiteiten) en de VH (Vereniging van Hogescholen). Mijn belangrijkste bezwaren tegen dit rapport heb ik in een opiniestuk in NRC Handelsblad verwoord. Het komt erop neer dat internationalisering in dit rapport ten onrechte gelijk wordt gesteld aan “verengelsing”. De nadruk wordt eenzijdig op de voordelen van Engelstalig onderwijs gelegd, zonder goede onderbouwing of bronvermeldingen. Het rapport volstaat met de constatering dat er ook “voldoende” aanbod in het Nederlands behouden moet blijven op bachelorniveau, maar geeft niet aan wat “voldoende” is en waarom alle masteropleidingen per se Engelstalig zouden moeten zijn. Aan de meerwaarde van meertaligheid (dus ook van andere talen dan het Engels of Nederlands) wordt geheel voorbijgegaan.
Fiere maatregelen
Twee weken later werd het advies van de Onderwijsraad over internationalisering openbaar gemaakt. Aan dit document is in de media helaas veel minder aandacht besteed, terwijl het juist uitblinkt in nuance, zorgvuldig taalgebruik en adequate bronvermelding. De raad hanteert een brede opvatting van het begrip internationalisering en onderstreept het belang van variëteit in culturele en geografische oriëntatie. Hij wijst op de noodzaak van een weloverwogen gebruik van het Engels als onderwijstaal, maar acht een eenzijdige keuze voor het Engels problematisch. Hij heeft ook oog voor meertaligheid. Een internationaliseringsaanpak moet gebaseerd zijn op een helder en diepgaand begrip van wat internationalisering is en mag niet te smal worden opgevat ofwel gelijkgesteld worden met verengelsing. Bij buitenlandse studenten die naar Nederland komen, past volgens de raad ook aandacht voor het leren van Nederlands, hun binding met de Nederlandse samenleving en toeleiding naar de Nederlandse arbeidsmarkt. Variëteit binnen ons stelsel van het hoger onderwijs is volgens de Raad een kostbaar goed.
En toen kwam op maandag 4 juni de langverwachte internationaliseringsbrief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ingrid van Engelshoven (D66). Wat zou zij doen? Zou zij een krachtige visie durven neerzetten? Met fiere maatregelen komen? Aan de berichtgeving in de media viel geen touw vast te knopen. De NOS berichtte dat de minister geen aanleiding zag de opmars van het Engels en de toestroom van internationale studenten aan te pakken. De Volkskrant kopte dat de minister de toestroom van buitenlandse studenten juist wilde inperken, maar tegelijkertijd meer ruimte voor het Engels wilde door de bestaande wetgeving te verruimen. Ook NRC Handelsblad concludeerde dat de minister internationalisering meer ruimte wilde geven. Maar de minister zelf twitterde dat ze de ogen niet wil sluiten voor de keerzijden van internationalisering en ervoor wil zorgen dat er voldoende opleidingen in het Nederlands blijven bestaan.
De sluizen open
Als de media zulke tegenstrijdige signalen afgeven, rest er maar één ding en dat is: ad fontes ofwel terug naar de bron. En dan blijkt dat de brief zelf debet is aan de verwarrende berichtgeving. De minister omarmt aan de ene kant internationalisering. Ze wil het wetsartikel dat toeziet op taalkeuze in de Wet op het hoger onderwijs verruimen, omdat dit niet meer strookt met de huidige praktijk. Universiteiten moeten selectie-instrumenten in handen krijgen, opdat de voordelen van de international classroom en internationalisation at home volop benut kunnen worden. Die laatste uitdrukking is aan een wonderbaarlijk snelle opmars begonnen in beleidsstukken en betekent zoiets als: thuisblijvers kunnen dankzij de instroom van buitenlandse studenten toch internationale en interculturele vaardigheden opdoen. Wie met andere culturen in contact wil komen, kan trouwens ook een dagtripje naar Amsterdam of Rotterdam maken, maar dit terzijde. Tegelijkertijd stelt de minister dat instellingen ook de verantwoordelijkheid hebben om erop toe te zien dat het Nederlands als wetenschapstaal behouden blijft. Merk op dat de taaldiscussie hier opnieuw tot een discussie over het Engels en/of Nederlands wordt beperkt en dat meertaligheid geheel uit het vizier verdwijnt. Maar belangrijker nog is dat het onduidelijk blijft hoe ze ervoor wil zorgen dat het Nederlands niet volledig wordt weggedrukt. Ze suggereert dat de VSNU als landelijk regie-orgaan kan optreden door de voertaal te registreren per opleiding, maar gelet op de eenzijdige internationaliseringsagenda van de VSNU biedt dat weinig vertrouwen.
Misschien is de volgende zin uit de brief van minister wel illustratief voor de dubbelzinnige boodschap: “Ook aan de waarde van het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal mag niet te lichtzinnig voorbij worden gegaan.” Dat lijkt een opsteker voor het Nederlands te zijn, maar een taalkundige wees mij erop dat er iets wringt in deze zin. “Lichtzinnig” gebruik je in combinatie met neutrale werkwoorden, bijvoorbeeld: “Ik dacht er te lichtzinnig over” of “De politie springt te lichtzinnig om met stroomstoomwapens”. Maar de minister gebruikt de term “lichtzinnig” in combinatie met een werkwoord dat een negatieve connotatie heeft (“voorbijgaan aan”). Dat levert een vreemde combinatie op, want de minister lijkt daardoor te suggereren dat er aan het Nederlands voorbij mag worden gegaan, mits dat niet te lichtzinnig gebeurt. En dat lijkt toch ook de teneur van haar brief te zijn die sterk leunt op het VSNU-rapport: zet de sluizen maar open voor meer Engels, maar doe het niet te lichtzinnig.
Kern van het probleem blijft zo dat internationalisering te smal wordt opgevat en gereduceerd wordt tot het overgaan op Engelstalig onderwijs. Internationalisering betekent ook: het erkennen van de meerwaarde van meertaligheid op bachelor- én masterniveau. Nederlands studeren in het buitenland en het aantrekken van buitenlandse studenten die hun kennis van de Nederlandse taal en cultuur willen vergroten, dat is net zo goed internationalisering.
Dit artikel verscheen gisteren ook op het weblog Voertaal.
msvandermeulen zegt
Kern van het probleem blijft volgens mij dat zolang het bekostigingsmodel hetzelfde blijft, en universiteiten elkaars concurrent blijven, zij alleen maar baat hebben bij meer studenten. Die moeten uit het buitenland komen, en dus komt er meer Engels. Ik geloof niet in symptoombestrijding: los eerst het onderliggende probleem op, en ga dan aan de slag met de herwaardering van de Nederlandse taal in de wetenschap.
Peter Altena zegt
Waarom die volgorde? Pleidooien om de waarde van het Nederlands in het academisch onderwijs en onderzoek scherp in het oog te houden of te krijgen, laten óók zien dat mooie praatjes over internationale verstaanbaarheid en mobiliteit feitelijk een pervers bekostigingsmodel in stand houden. De herwaardering van het Nederlands kan als hefboom fungeren om in grote delen van de academische wereld afstand te nemen van het bekostigingsmodel en van de fictie van de waarde van dominante engelstaligheid. In beschaafde landen als Duitsland, België, Frankrijk enz. zul je niet zien dat de eigen taal, eigen cultuur zo gemakkelijk wordt opgegeven. Wie vanuit Polen naar Duitsland komt om er te studeren, moet zich meester maken van het Duits. Niet van het Engels. Zo hoort het.
Lucas zegt
Internationalisering gaat hand in hand met Engelstalig onderwijs, en dat is het grootste pijnpunt van de discussie. Je kunt niet internationaliseren als je de voertaal aan de universiteit Nederlands laat. Dus we kunnen wel leuk zeggen dat internationalisering allemaal positieve kanten heeft, maar als de keerzijde is dat er geen Nederlandstalig onderwijs is—ervan uitgaande dat dat een keerzijde is—dan is dat waar de discussie bij internationalisering over gaat.
Ik zie overigens in niks dat meertaligheid niet als optie wordt gezien. Stelling nemen tegen volledige verengelsing is niet hetzelfde als zeggen dat je geen meertaligheid wil. De praktijk wijst namelijk uit dat bij meertaligheid, Engels de voertaal wordt. Anders moeten docenten twee keer hetzelfde hoorcollege geven, twee keer zoveel tentamens ontwikkelen, twee keer zoveel literatuur zoeken voor de studenten. De werkdruk die daarbij komt kijken hebben docenten veelal geen zin in en universiteiten geen geld voor.
En dus wordt alles Engels, want anders kunnen we niet internationaliseren. En dus gaat daar de discussie over.
DirkJan zegt
Ik vind dit maar een vaag stuk zonder concrete aanbevelingen hoe het dan wel moet en dan met name in de geesteswetenschappen.
“Internationalisering speelt een belangrijke rol in de neerlandistiek”, wordt hier meer bedoeld dan de studie Nederlands aan buitenlandse universiteiten? Het wordt niet concreet gemaakt.
En als internationalisering plaatsvindt, bijvoorbeeld binnen de neerlandistiek, dan moet ook naar meertaligheid worden gekeken. Ik weet niet wat hier concreet mee wordt bedoeld, welke buitenlandse talen kunnen welke rol spelen aan Nederlandse universiteiten, in het bijzonder de geesteswetenschappen en de neerlandistiek? De schrijfster noemt verder niets en houdt het op algemeenheden.
En zo bespeur ik wel vaker veel opgewonden kritiek op de verengelsing, maar nergens wordt die vrees concreet gemaakt als het gaat om hoe het nu precies zit bij de geesteswetenschappen of de neerlandistiek. Volgens mij valt het daar reuze mee.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik twijfel een beetje aan die taalkundige observatie dat ‘lichtzinnig’ vooral bij neutrale werkwoorden voorkomt. Een van de twee voorbeelden vind ik niet echt overtuigend: ik vind ‘omspringen’ eigenlijk al helemaal niet zo’n neutraal werkwoord. Ik denk dat ‘omspringen’ al negatief is. Ik zou het gek vinden om te zeggen dat je ‘zorgvuldig omspringt’ met iets.
Ik lees dat ‘lichtzinnig’ in de zin ‘Ook aan de waarde van het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal mag niet te lichtzinnig voorbij worden gegaan’ meer als een uitbreidende bijwoordelijke bepaling: ‘Ook aan de waarde van het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal mag niet voorbij worden gegaan, want dat is lichtzinnig.’
De suggestie van die taalkundige analyse is dat het gebruik van het woord ‘lichtzinnig’ hier zou verraden dat de minister het voorbij gaan aan de waarde van het Nederlands stiekem neutraal vindt. Dat lijkt me een te haastige conclusie, temeer omdat ‘aan iets voorbijgaan’ zelf al moeilijk neutraal gelezen kan worden. Het is vreemd om te zeggen ‘Gelukkig gaan we voorbij aan de waarde van het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal.’
Deze passage illustreert overigens natuurlijk wel het punt dat het aandacht besteden aan een zorgvuldige taalbeschouwing geen overbodige luxe is. In dat opzicht ondersteun ik het pleidooi voor meer aandacht voor het Nederlands van harte.
Jan Stroop zegt
Bij Google vinden ze de combinatie ‘zorgvuldig omspringen met iets’ helemaal niet gek.
Paar voorbeelden uit vele:
“Zorgvuldig omspringen met persoonsgegevens is in het belang van iedereen.”
“zorgvuldig omspringen met mensenlevens”
“zorgvuldig omspringen met onze aarde.”
Peter-Arno Coppen zegt
Ik merk op dat hier dan toch steeds een modale betekenis bij zit waarbij het erom gaat dat je iets negatiefs moet vermijden. Het klinkt mij heel vreemd in de oren als iemand zo zeggen: ‘Ja hoor, daar spring ik heel zorgvuldig mee om’
Zoek maar eens op ‘spring ik zorgvuldig mee om’ (0x) tegenover ‘ga ik zorgvuldig mee om’ (141x) of ‘spring ik heel zorgvuldig mee om’ (0x) tegenover ‘ga ik heel zorgvuldig mee om’ (408x).
Peter-Arno Coppen zegt
Maar, los even van die getallen, Jan: wat zegt jouw taalgevoel van het woord ‘omspringen.’ Is dat voor jou een neutraal woord?
Lucas zegt
Het is grappig dat de Van Dale als voorbeeld geeft: Slordig met zijn geld omspringen.
Wat suggereert dat als je het zowel positief als negatief kunt gebruiken, en het dus een neutraal werkwoord is.
Ik zou het trouwens eerder in een negatieve context gebruiken. Maar dat is zo gruwelijk introspectisch, dat ik er geen enkele analytische waarde aan schenk. Wat zegt het CGN?
Jan Stroop zegt
Voor mij is ‘omspringen’ geen neutraal woord.
Maar voor één spreker in ’t CGN misschien nog wel: “ik stond versteld van hun intelligentie hun procedures hun geduld de manier waarop ze alles gelijktijdig doen hoe ze handig omspringen met hypotheses.”
‘omspringen’ heeft in ’t CGN overigens maar 9 hits.
Mient Adema zegt
Voor mijn gevoel heeft “omspringen met” iets te maken met wat een behoedzame acrobaat doet.
Aan de ene kant verstaat hij de kunst van de beweging, maar anderzijds moet hij oppassen voor een misstap, hij moet eromheen.
Etymologisch weet ik niet hoe het (vooral qua betekenis) is ontstaan, maar je zou toch denken dat het begonnen is met een positieve connotatie. Je springt alleen als je dat kan, want anders loop je wel.
De term zal vervlakt zijn, en nu voornamelijk negatief worden gebruikt. Je kunt slordig met je geld omspringen, maar ook met verstand.
Maar of het daarmee nu een neutraal werkwoord genoemd mag worden?
Ik zou het bij voorkeur in een ernstig verhaal niet nodeloos positief willen laten klinken, maar uitwijken naar een synoniem als “omgaan met” of “het hebben over”.
Peter-Arno Coppen zegt
Je kunt met verstand met je geld omspringen? Dat vind ik toch iets geforceerds hebben. Ik heb het idee dat jij dat ook vindt. Ik zou daar ook uitwijken naar het neutralere ‘omgaan.’
Peter-Arno Coppen zegt
Het WNT veronderstelt dat hier de betekenis ‘her- en derwaarts’ van ‘om’ aan ten grondslag ligt. De betekenisomschrijving lijkt in eerste instantie neutraal, maar komt toch vaak uit op de suggestie dat het handelen ‘op eene zonderlinge, eigendunkelijke, wonderlijke of vreemde wijze’ geschiedt. Misschien in oorsprong dus inderdaad niet zozeer negatief maar zeker niet neutraal. Het ‘her- en derwaarts’ wekt niet de indruk van doelgerichtheid of juiste wijze.
Een paar citaten (zie voor de volledige omschrijvingen het hele lemma):
b. Met stoffelijke voorwerpen. Met iets omspringen (zus of zoo), er op die wijze mede omgaan, er aldus mede handelen; meestal met het bijdenkbeeld, dat men òf eigendunkelijk of ruw, òf met een zekeren slag, met handigheid te werk gaat.
↪c. Met onstoffelijke zaken, of die als zoodanig gedacht worden. Met iets omspringen (zus of zoo), in de behandeling, bespreking of beschouwing er van op die wijze te werk gaan; meestal met het bijdenkbeeld, dat het op eene eigendunkelijke of wonderlijke wijze geschiedt.
↪d. Met handelingen, uitgedrukt of aangeduid door een abstract of concreet znw. Er mede omspringen (zus of zoo), er op die wijze mede te werk gaan; meestal met het bijdenkbeeld, dat het met een zekeren slag, met handigheid, of wel op eene wonderlijke en vreemde wijze geschiedt.
Peter-Arno Coppen zegt
@Lucas: het CGN zegt nooit wat, het is alleen je interpretatie die iets kan zeggen. De categorieën die je codeert in het CGN zijn allemaal uiteindelijk op introspectie (en consensus) gebaseerd.
Lucas zegt
Het CGN zegt wat mensen doen (gegeven een bepaalde context); je introspectie zegt wat jij denkt dat je doet (vaak, maar niet altijd, ook nog geabstraheerd van elke context). En dat is een wereld van verschil. Beide soorten data moet je dan ook volstrekt anders interpreteren.
Peter-Arno Coppen zegt
Het CGN zegt helemaal niet wat mensen doen. Het CGN is een optekening van taalgebruik die je alleen maar via interpretatie kunt duiden.
Lucas zegt
Dat is letterlijk hetzelfde: taalgebruik is wat mensen met taal doen. Dat je dat moet interpreteren is niet relevant, dat geldt voor alle data in elke wetenschap. Als je wilt weten wat mensen met taal doen kun je niet afgaan op wat ze denken dat ze met taal doen, dan moet je kijken naar taalgebruik. Volgens mij zeg ik daarmee niks schokkends, dus ik snap echt niet waarom dit plots ter discussie staat.
Mient Adema zegt
In theorie kan je iemands uitspraken zeker op totaal verschillende manieren interpreteren, maar er zal toch wel een lijn zijn die aangeeft wat men met een bepaalde uitdrukking heeft trachten te zeggen. Het CNG concretiseert gedane uitspraken om er bijvoorbeeld achter te komen hoe wijdverbreid bepaalde constructies in een bepaalde tijd zijn geweest en wat de mensen toen anders deden dan in een ander tijdperk (of op een andere plaats!). Bewijs wat men bedoeld heeft heb je niet, maar het moet wel raar lopen als je er niet uit zou kunnen afleiden (met een zekere graad van waarschijnlijkheid) welke vorm men gekozen heeft om iets te communiceren.
En voor conclusies zul je de data uit het CNG moeten interpreteren. Niks mis mee.
Terug naar de omspringer.
Ja, misschien was mijn beeld van de acrobaat niet helemaal je dat, en zou het eerder een elastieken clown moeten zijn. Een wonderlijk, handig, eigendunkelijk type die je heen en weer ziet huppelen of liever hippen.
Dat beeld heeft bij het gebruik van “omspringen met” zeker een uitbreiding gekregen, maar wellicht was het het met verstand omspringen met geld niet zo’n goed voorbeeld.
Ik denk dat de positieve interpretatie vooral te zien is bij de categorie van de abstracte zaken, zoals het omspringen met persoonsgegevens.
Het gevoel hierover zal verschillen…
Mient Adema zegt
Oeps…CGN natuurlijk, corpus gesproken Nederlands. Dat krijg je als je die letters voor het eerst aan het schrift toevertrouwt.