Door Marita Mathijsen
De titel van de laatste vlog van Marc van Oostendorp over de mens als dier dat taal beheerst, zette me op het verkeerde been. Ik dacht: ha, Marc gaat het over de taalbeheersing van dieren hebben bij zijn oratie. Over vogels die woorden imiteren, over honden die commando’s verstaan, over paarden die liefkooswoordjes beantwoorden. Ik heb sinds ik bij mijn ouders uit huis ben, eeuwen geleden, vier honden, een poes en een rat gehad, en sinds mijn dochtertje eisen begon te stellen een tiental goudvissen, een woestijnrat, een hamstertje. De vissen begrepen alleen maar tikken tegen de ruit, de poes kende alleen maar haar naam en benamingen voor eten, de knaagdieren reageerden naar mijn idee alleen maar op het stemgeluid, en niet op verschillende woorden. Alles naar oppervlakkige waarnemingen, want ik heb daar niet mee geëxperimenteerd. De goudvissen waren er overigens niet alleen voor mijn dochtertje. Ik nam er ook jaarlijks een mee naar het openingscollege voor eerstejaars waar ik ze als metafoor gebruikte. Vraag aan de zaal: ‘Wat gebeurt er met vissen in een te kleine kom?’ Antwoord: ‘Die groeien niet.’ Nog een antwoord: ‘Dat worden stresskippen’. Conclusie van mij naar de zaal: ‘Zo is het ook met jullie: blijf niet vastzitten, kom uit de kom, geef jezelf ruimte.’ Maar ik had niet het idee dat de goudvis zelf besefte dat hij een metafoor was. Hij spartelde wat meer in de kleine kom die ik voor het college op tafel gezet had dan in de grote bak thuis.
Met de honden zat het anders. Mijn derde hond, Binkie, was het meest bekwaam in het begrijpen van menselijke taal. De tegenwoordige, Mimi, kan er ook wat van.
Ik heb ooit een documentaire gezien over een hond die 200 woorden kende. De hond zat in het midden van een groot aantal voorwerpen. Als de baas ‘groene pop’ zei, haalde hij de groene pop en niet de blauwe. Bij Binkie heb ik eens geteld hoeveel hij begreep van taal. Ik kwam tot een kleine veertig woorden of korte zinnen waarop hij adequaat reageerde. Overigens spreek ik Limburgs met mijn honden, niet omdat ik daarvoor ooit bewust gekozen heb, maar zo ging dat gewoon bij de eerste (Hector) en zo doe ik het nu nog met Mimi. Binkie kende de namen van de mensen die geregeld op bezoek kwamen, een stuk of tien. Hij kende uitdrukkingen als: ‘geitter mei?’(ga je mee?), ‘we gaon nao Belfeld’ of ‘we gaon nao Italië’ (‘we gaan naar Belfeld’, mijn geboortedorp, of ‘we gaan naar Italië’ waar ik een vakantiehuis heb). Hij reageerde ook op ‘gank Alma wakker maken’ (‘ga Alma wakker maken’- mijn dochter). Bevelen voor sanitaire plichten volgde hij niet op, hoewel hij ze verdomd goed begreep. Mimi, een vrouwtje, is er veel gehoorzamer in. Binkie hanteerde tegenover mij ook een soort taal: hij blafte heel anders wanneer hij bijvoorbeeld van de tuin uit naar binnen wilde dan wanneer zijn waterbak gevuld moest worden. Mimi gebruikt alleen maar een soort kort of lang piepen, tegen je opspringen of strak aankijken als ze iets wil bereiken. Affectie drukt ze uit met piepend gejank. Als ze iemand op wie ze gesteld is lang niet gezien heeft, blijft ze minutenlang duidelijk maken dat ze die persoon gemist heeft.
Er zijn veel onderzoeken geweest naar het begrip van taal bij dieren, die ik verder nooit gelezen heb. Vogels schijnen veel meer taal te beheersen en er veel meer gebruik van te maken dan we ooit vermoed hebben, las ik ergens in een krant. Via computeranalyses waren wetenschappers er namelijk achter gekomen dat bepaalde soorten via klanken elkaar aangeven waar voedsel te vinden is. Veel research in het verleden is naar dolfijnen uitgegaan. Hans Faverey heeft een prachtige gedichtencyclus geschreven over de pogingen van trainers om dolfijnen tot spreken te bewegen (Man & dolphin/ mens & dolfijn):
Ball; say: ball.
(Bal; zeg: bal).
Je moet ‘bal’ zeggen.
Dolfijn, zeg eens bal.
B/a/l: bal. Hé,
Dolfijn, zeg nou eens ‘bal’.
Toen ik na Faverey’s dood zijn nalatenschap mocht inventariseren, trof ik in zijn boekenkast diverse boeken aan over dolfijnenonderzoek, zoals het befaamde boek van John Cunningham Lilly, in een editie uit 1969: The Mind of the Dolphin. A Nonhuman Intelligence. Lilly had een speciaal waterhuis laten bouwen waarin hij samenleefde met dolfijnen en experimenteerde met hun capaciteiten. Faverey had als psycholoog natuurlijk veel belangstelling voor dit soort onderzoek. Er is een klankopname bewaard gebleven, gemaakt op Poetry International, waarop hij die cyclus voorleest. Een fascinerende opname, waarin zijn sonore stem met het licht Surinaamse accent klinkt alsof hij een rapsodie zingt.
Enfin, dit ging er door me heen toen ik Marc van Oostendorps vlog met de misleidende titel las. Ik wens hem veel succes bij zijn oratie op 25 oktober, die dus over de taalontwikkeling van het mensdier zal gaan, als ik hem goed begrijp.
Dit stuk verscheen ook op het weblog van Marita Mathijsen.
franscouwenbergh zegt
Beste Marc,
Ik heb zojuist een coronaplaats (?) gereserveerd voor je referaat. Want ik vond dat ik die als humanosoof waard ben. Want een humanosoof kan vertellen hoe mensen, van oorsprong immers mensapen (regenwouddieren), tot talige wezens geworden zijn.
Ik ben benieuwd wat een coronaplaats is, dat wel.