Door Roland de Bonth
Enkele jaren geleden werd bij de publieke omroep een televisieserie uitgezonden over vier ambitieuze, hardwerkende jongeren uit Rotterdam. Het programma ontleende zijn naam aan een bekende uitdrukking uit de Maasstad: ‘’Niet lullen, maar poetsen’’. Niet voor niets worden in de havenstad – zo wil het verhaal – de overhemden met opgestroopte mouwen verkocht. Die hands-on mentaliteit komt ook duidelijk naar voren in het clublied van Feyenoord, waar ‘’geen woorden, maar daden’’ de boventoon voeren.
Bijnamen
Dat Rotterdammers van aanpakken weten, is genoegzaam bekend. Maar ook verbaal staan ze hun mannetje. Wanneer er aan de openbare ruimte gezichtsbepalende gebouwen, bruggen of beelden worden toegevoegd, duiken er in de media binnen de kortste keren – al dan niet humoristische – bijnamen op. Is dit typisch Rotterdams of toch veeleer sprake van een door de VVV en de afdeling communicatie van de gemeente met graagte instandgehouden mythe?
De uit 1996 daterende Erasmusbrug bijvoorbeeld werd vrij snel vergeleken met een zwaan, omdat de karakteristieke vorm van de tui-brug wel iets weg heeft van deze gracieuze en statige watervogel. Maar wordt die brug door een meerderheid van de Rotterdammers echt consequent aangeduid als De Zwaan? Iets vergelijkbaars geldt voor de in 1988 geopende, modern vormgegeven Rotterdamse Schouwburg. Mijn Rotterdamse schoonvader vertelde mij dat dit theater ook wel de Kist van Quist heette, naar de beroemde architect Wim Quist die het ontworpen had. Toch zullen Rotterdammers eerder zeggen dat ze naar de Schouwburg – tegenwoordig Theater Rotterdam geheten – dan naar de Kist van Quist gaan. Dat Rotterdammers goed zijn in het bedénken van bijnamen, blijkt uit de mooie verzameling die hier te vinden is. Maar dat ze al deze bijnamen ook daadwerkelijk gebrúíken, is nog maar de vraag.
Toch zijn er wel degelijk bijnamen die zo sterk zijn dat ze de oorspronkelijke namen nagenoeg hebben verdrongen. De Blaaktoren (1984) bijvoorbeeld staat door zijn opvallende puntvormige dak in Rotterdam beter bekend als Het potlood. En hoewel de Koningshavenbrug al dateert uit 1927, zal niet iedereen weten welke brug daarmee bedoeld wordt; vraag naar De Hef en men weet precies waar deze zich bevindt. Ook Stadion Feijenoord (1937) – met een lange ij – is als benaming amper in gebruik, populairder en gangbaarder is het om te spreken van De Kuip. En het beeld ’Santa Claus’ van kunstenaar Paul McCarthy op het Eendrachtsplein wordt door bijna iedereen Kabouter Buttplug genoemd.
Beurstraverse
Een ander mooi voorbeeld waarin de bijnaam een grotere bekendheid heeft verworven dan de oorspronkelijke benaming, zien we bij een winkelstraat in het centrum van Rotterdam. Omdat die zich pal naast – en onder – het Beurs World Trade Centre bevindt, luidt de officiële naam Beurstraverse. Een deftige benaming die goed past bij het grote geld van de Beurs, maar bij de nuchtere Rotterdammers weinig enthousiasme oproept. In de volksmond is de verdiepte winkelstraat op en onder het Beursplein net na – en misschien zelfs al daarvoor – omgedoopt tot Koopgoot (De Stem, 7 september 1996).
Het succes van deze bijnaam blijkt uit het feit dat ze is omarmd door de winkeliers die zich in deze straat tussen Hoogstraat en Lijnbaan bevinden. Niet voor niets presenteren zij zichzelf op de website www.koopgoot.nl aan het kooplustig publiek. Hoe ingeburgerd de naam is, zien we ook bij het gebruik van Google Maps. Of nu Beurstraverse of Koopgoot in Rotterdam intikt, in beide gevallen kom je op de plaats van bestemming uit.
Samenstellingen
Het woord Koopgoot is een mooie vondst. Door de assonerende oo’s ligt het goed in het gehoor – uitgesproken met gediftongeerde o bijzonder aantrekkelijk voor liefhebbers van het Rijnmonds regiolect – én is het eenvoudig te onthouden. Het is een samenstelling die zich voegt naar de regels voor het vormen van samenstellingen; het eerste deel een werkwoordsvorm, het tweede deel een zelfstandig naamwoord. Andere voorbeelden uit het WNT die aan dit woordvormingsprocédé voldoen, zijn bijvoorbeeld stinkgoot en hanggoot. Semantisch gezien verschillen deze woorden wel van koopgoot. Een stinkgoot is namelijk een ‘goot die stinkt’, en een hanggoot een ‘goot die hangt’. Een koopgoot is echter niet een ‘goot die koopt, maar een ‘goot waar men (iets) koopt’.
Verreweg de meeste samenstellingen met goot bestaan uit twee zelfstandige naamwoorden, met verschillende betekenisrelaties tussen de samenstellende delen. Zo zijn er volgens het WNT goten die aangeven voor welk product het vervoer in de bak bestemd is: kogelgoot, meelgoot, watergoot, maar ook goten die de plaats aanduiden waar zij zich bevinden: dakgoot, straatgoot, laangoot.
Toverbeek
Ruim een halve eeuw voordat het woord Koopgoot gemunt werd, tekende een journalist van Het Vrije Volk een nieuwe samenstelling op met als tweede deel het substantief goot. Dit neologisme stond in een artikel over de E55, de Nationale Energie Manifestatie die van 18 mei tot 3 september 1955 in Rotterdam plaatsvond. Naast de serieuze tentoonstelling was er voor de honderdduizenden bezoekers ook volop vermaak. Eén van die attracties bestempelde hij als de pretgoot. Wat was dat precies? Het bleek te gaan om
‘’een betonnen goot, ruim 400 meter lang in een vierkant, met een pompinstallatie, die het water zal voortstuwen in de 40 duims [i.e. 40 cm, RdB] diepe goot, waarop men per aluminiumboot gaat varen en waarbij – naar ik vermoed – menigeen een natte broek zal oplopen’’ (Het Vrije Volk, 22 april 1955)
Heel aantrekkelijk klinkt dit alles niet. Maar de dag daarop kunnen we in dezelfde krant lezen dat rondom de pretgoot complete bosschages worden aangelegd. En als ’s avonds het geheel feeëriek verlicht is, zullen – en hier wordt opnieuw een neologisme geïntroduceerd – de Pretgootvaarders het gevoel krijgen dat ze door een natuurlijk doolhof varen. Het kan niet anders of dit zal hun ‘’het summum van feestgenot’’ verschaffen (Het Vrije Volk, 23 april 1955). Overigens had de organisatie van de E55 voor deze vaargeul de naam Toverbeek bedacht, die ik via Delpher slechts één maal heb geattesteerd (De Volkskrant, 23 juli 1955).
Koopgoot en pretgoot. Twee samenstellingen met als tweede deel van de samenstelling het zelfstandig naamwoord goot, twee samenstellingen ook die de officiële benaming van de zaak waarnaar ze verwijzen naar het tweede plan hebben verwezen én twee samenstellingen die beide hun oorsprong vinden in het Rotterdamse. Er is echter ook een belangrijk verschil. Na afloop van de E55 werd de betonnen pretgoot opgeruimd en werden de bijbehorende aluminium ‘Paradijsbootjes’ verkocht; met de verdwijning van de pretgoot raakte ook het woord zelf in het vergeetboek. De koopgoot daarentegen zal voorlopig nog wel een tijdje blijven bestaan, als het ‘summum van koopgenot’.
K. P. Hart zegt
40 duim is wel wat meer dan 40 cm: https://nl.wikipedia.org/wiki/Duim_(lengtemaat)
rolanddebonth zegt
Volgens deze pagina wordt de duim na de invoering van het metrieke stelsel gelijkgesteld aan een centimeter. Vandaar dat ik 40 duim toelicht met 40 cm
Marcel Plaatsman zegt
“Koopgoot” gebruik ik nu ook als soortnaam, want toen ik in Hannover een vergelijkbare constructie trof, beschreef ik die op mijn blog als “een heuse koopgoot” (http://marcelplaatsman.nl/hannover-geslaagde-wederopbouw/). We hebben er tijdens ons verblijf daar ook steeds zo naar verwezen.
Daarnaast hoor ik “koopgoot” ook wel pejoratief gebruikt worden voor typische grote winkelstraten met voornamelijk ketens, bijvoorbeeld hier in Metro: https://www.metronieuws.nl/columns/2016/02/zielloze-koopgoten
rolanddebonth zegt
Als soortnaam ben ook ik koopgoot tegengekomen, en wel in de Provinciale Zeeuwse Courant van 11 februari 1999. Provinchttps://krantenbankzeeland.nl/issue/pzc/1999-02-11/edition/null/page/39?query=Koopgoot&sort=relevance