Guusje Jol
Daar stond ik in een kledingwinkeltje. Jurk in de hand, maar zoonlief begon licht te jammeren, ook toen hij wat in zijn maag had. De mevrouw van de winkel was zo vriendelijk om hem vast te houden zodat ik kleding kon passen. Service van de zaak-slash-verkooptechniek.
Het jammeren ging maar niet over. Tot hij een boertje liet. En toen zei de winkelmevrouw: ‘Dat dacht ik al’.
Nou laten baby’s wel vaker boertjes, en volwassenen overigens ook. Dus dat is niet zo spannend. Toch is gebeurt er iets interessants. Door de verleden tijd ‘dacht’ presenteert de winkelmevrouw het boertje namelijk als iets dat ze verwachtte al vóór het kwam. Ze claimt daarmee dat ze voorzag wat er zou gaan gebeuren en daarmee dat ze doorhad wat het probleem was. Ze presenteert zichzelf dus als iemand die snapt hoe baby’s in elkaar zitten en waar die behoefte aan hebben. Een babydeskundige dus, of een babyfluisteraar, voor wie wil.
Een ander interessant aspect eraan was dat de opmerking weliswaar niet specifiek tot mij gericht was, maar wel voor mij hoorbaar. En de winkel was ook zo klein en rustig dat het duidelijk was dat ik de opmerking kon horen. Ze nam dus niet alleen de rol aan van babydeskundig, maar ze maakte die rol hoorbaar voor ondergetekende.
Dat maakt de situatie dus als volgt: beginnend ouder met een kind dat ze niet gerust weet te stellen, en die vervolgens kleding gaat passen. En een winkelmevrouw die pretendeert dat ze meteen al wist wat eraan schortte en die de situatie oplost. Dat maakt ‘dat dacht ik al’ hoorbaar als kritiek. Zeker bij de beginnende ouder.
Nou was ik te blij met het extra paar handen om hier moeilijk over te doen. Ik verliet de winkel met twee nieuwe jurkjes. Maar ik denk tegenwoordig wel een keer extra na als ik op het punt sta de zin ‘dat dacht ik al’ te gebruiken.
Anton zegt
Stoppen met elkaar de maat te nemen?
Is het het waard, Guusje? 😀