Door Lucas Seuren
De wereld is vol adviesboeken over hoe je een goed gesprek kunt voeren. Dit is met name handig voor de mensen onder ons die moeite hebben om met vage kennissen of wildvreemden een gesprek te voeren. Maar wat me keer op keer opvalt is dat veel van die adviezen loodrecht staan op de praktijk; daarmee wil ik niet zeggen dat het slechte adviezen zijn—al zitten die er zeker tussen—maar ze zijn niet per se karakteristiek voor een goed gesprek. Het zijn adviezen om aardig gevonden te worden. Ik zal in een korte reeks wekelijkse artikelen zeven adviezen onder de loep nemen, waarbij ik ze vergelijk met de dagelijkse praktijk. Vandaag: Wacht met praten als je iets te zeggen hebt.
Bizar
Na een paar goede gespreksadviezen leek het me handig om eens te kijken naar een heel slecht advies als uitsmijter. Net als de meeste andere adviezen is de essentie dat je aandacht moet hebben voor de ander en niet bezig moet zijn met jezelf. Een goed gesprekspartner luistert, en dat betekent dat je niet al te veel moet praten. (Je vraagt je af wat er gebeurt als iedereen op die manier gesprekken in gaat, maar laten we het niet moeilijker maken dan het al is.)
Nou heeft iedereen de ervaring dat tijdens een gesprek met iemand die je niet of amper kent, het gemakkelijk is om over jezelf te praten: je houdt het gesprek immers gaande op die manier. En zodra de ander iets vertelt waar je ook iets over kunt zeggen, zijn we geneigd om een bijdrage te leveren. Maar dat mag dus niet. In plaats daarvan moet je een uur wachten en dan kijken of je het alsnog wilt vertellen.
Dit is werkelijk een bizar advies, en het toont een gebrek aan inzicht in hoe gesprekken werken. Een goed gesprek wordt onder andere gekenmerkt door coherentie: bijdragen volgen elkaar logisch op, waarbij wat de een zegt voortborduurt op de vorige beurt van de ander. We wisselen weliswaar veel van onderwerp, maar we doen dat het liefst op een manier die het onmogelijk maakt om aan te wijzen waar dat precies gebeurt. Je kent het wel, dat moment waarop je je afvraagt hoe je in vredesnaam op een bepaald onderwerp bent beland.
Beurtwisseling
Maar wat gebeurt er als we dit advies opvolgen. Er onstaan in feite twee problemen. Ten eerste onttrek je je aan het gesprek. Interactie, de term zegt het al, heeft minimaal twee actieve deelnemers nodig. Tenzij je een therapeut of psychiater bent, betekent dat dat je allebei moet vertellen.
We zien zelfs in gesprekken dat er een soort regel is die stelt dat als persoon A net een verhaal heeft verteld, het de beurt is aan persoon B om een verhaal te vertellen. Dat betekent dat B niet alleen mag, maar bijna moet vertellen, omdat de druk voor een lopend gesprek anders op de schouders van A rust. Sommige mensen vinden dat prima, maar meestal leidt dat niet tot een goed gesprek.
Coherentie
Het tweede probleem is dat de kans om iets te vertellen verloren gaat. De plek waar B zijn of haar verhaal mag vertellen is direct na het verhaal van A. Als B die kans laat lopen, dan komt die mogelijkheid waarschijnlijk niet meer terug. Het gesprek gaat verder en het onderwerp verandert. Mocht je een uur of zelfs maar vijf minuten later nog met elkaar in gesprek zijn, dan kun je niet zomaar terug naar een eerder onderwerp.
Dat wil niet zeggen dat het in zijn geheel niet kan, maar als je dan alsnog je verhaal vertelt, moet je duidelijk maken dat je dat op het verkeerde moment doet. Coherentie vereist dat je namelijk aansluit bij wat de ander net heeft gezegd. Dat is een soort basisaanname. Als een beurt aansluit op de vorige geven sprekers dat niet aan; het is precies wat je verwacht. Maar als je daarentegen terug wilt naar iets wat eerder is gezegd, dan moet je beginnen met iets als “waar we het net over hadden”, waarmee je duidelijk maakt dat je iets oppakt wat al was afgesloten. En als je dat continu doet, dan wordt het een heel onnatuurlijk gesprek.
Advies
Wat moet je dan met dit advies? Waar het in essentie om gaat is dat je niet zodra je iets over jezelf kunt vertellen, dit direct moet doen. In plaats daarvan zou je eerst wat verder kunnen doorvragen over wat die ander net heeft verteld of iets kunnen zeggen dat aansluit bij het punt van de ander (‘Dat is inderdaad super gaaf!’). Daarmee laat je namelijk zien dat je goed hebt geluisterd en geïnteresseerd bent in wat de ander te zeggen heeft, niet alleen in wat je zelf te vertellen hebt.
Maar dat wil niet zeggen dat je de neiging om iets te vertellen hardgrondig moet onderdrukken: we organiseren gesprekken om elkaar de ruimte te bieden om te vertellen en we hebben elkaar nodig voor een goed gesprek. Enige assertiviteit is dus wel gewenst. Wie altijd maar lang wacht met praten, zal merken dat hij of zij nooit aan het woord komt, of juist als onoplettend overkomt. En dat garandeert ook geen goed gesprek.
Rob Duijf zegt
‘Tenzij je een therapeut of psychiater bent, betekent dat dat je allebei moet vertellen.’
Ook in de journalistiek wordt deze interviewtechniek toegepast. Je stelt een vraag en vervolgens laat je de geïnterviewde ‘leeglopen’ zonder sturing. Reflectie bestaat hoogstens uit aanmoedigen om door te gaan. Daarbij let je goed op kernwoorden die nieuwe vragen kunnen genereren.
Lucas zegt
Ja, het gaat om veel vormen van zakelijke gesprekken.
Al is het natuurlijk zeker niet zo dat journalisten geen sturing geven en slechts een platform bieden om te vertellen, of dat het de bedoeling is dat ze geen sturing geven. Die vorm van journalistiek bestaat al 50+ jaar niet meer.
Rob Duijf zegt
Daar heeft u natuurlijk helemaal gelijk in. Er zijn meerdere technieken. Het andere uiterste is het gestuurde interview, waarbij de interviewer de teugels strak in handen heeft. In onze snelle wereld staat efficiëntie voorop.
Toch wordt het ongestuurde interview nog wel toegepast, hoor! Ik maak er zelf ook gebruik van. Het is maar net, wat je met dat interview wilt gaan doen. Het hangt echter in de eerste plaats af van de persoonlijkheid van de ‘interviewee’ die je voor je hebt. Kwestie van goed luisteren, het ijs breken en vertrouwen winnen om een gesprek überhaupt op gang te brengen.
Lucas Seuren zegt
Er is natuurlijk altijd enige sturing; de interviewer bepaalt immers al het onderwerp van de vraag en dus het antwoord. Maar met vroeger bedoelde ik vragen als “X is gebeurd, wilt u daar wat over vertellen?” waarna de geïnterviewde gewoon “nee” kon zeggen en afhankelijk van de setting kon weglopen. Elk antwoord was acceptabel. Dat is nu niet meer zo.
Maar daar binnen zijn er natuurlijk allerlei gradaties.
Rob Duijf zegt
Zeker. De interviewer bepaalt wat hij wil weten. Hij kan direct op zijn doel afgaan, maar ook langs wat omwegen via het ‘koetjes-en-kalfjes’-pad hetzelfde doel bereiken, alleen kost dat meer tijd. Daarnaast kunnen meerdere technieken naast elkaar worden toegepast.
Het stellen van open vragen is bedoeld om ‘nee’ te voorkomen, alhoewel dat geen garantie is, dat de geïnterviewde ook ‘open’ gaat (politici zijn doorgaans goed getraind in het ontwijken van open vragen).