(Persbericht Radboud Universiteit)
Hoe communiceren we over wat we waarnemen? Lang werd gedacht dat er een universele hierarchie van zintuigen is, met zien en horen boven ‘lagere’ zintuigen als smaak en reuk. Maar geldt dit Westerse idee voor alle talen? Een nieuwe studie, de grootste ooit op het terrein van taal en de zintuigen, laat zien dat niet biologie de scepter zwaait, maar cultuur. De studie geleid door Nijmeegse taalwetenschappers verscheen op 6 november in PNAS.
Al sinds Aristoteles bestaat het idee dat de zintuigen gerangschikt kunnen worden van hoog naar laag: zien, horen, voelen, proeven, ruiken. Wetenschappers gingen lang uit van het idee dat precies communiceren over kleuren en vormen daarom makkelijker is dan over smaken en texturen. Een wereldwijd onderzoek onder leiding van Professor Asifa Majid (voorheen Radboud Universiteit en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, sinds kort verbonden aan de universiteit van York) heeft nu laten zien dat niet overal zo is: onze cultuur zegt meer over hoe we praten over waarneming dan onze biologie.
20 plekken wereldwijd
Een internationaal team van 26 wetenschappers deed veldwerk in 20 plekken wereldwijd. Elke onderzoeker bracht dezelfde set van kleuren, vormen, texturen, geluiden, geuren en smaken mee, en legde die voor aan tientallen proefpersonen. Majid: ‘Eerder werk liet zien dat Engelssprekenden het makkelijker vinden om te praten over kleuren en vormen dan over smaken of geuren. Maar het was niet bekend of dit universeel gold in andere talen en culturen.’
Als de hierarchie van de zintuigen zo zou werken als gedacht, zouden proefpersonen wereldwijd het makkelijkst kunnen communiceren over kleuren en vormen, gevolgd door geluiden zoals luid en zacht, texturen zoals glad en ruw, smaken zoals zoet en zuur, en geuren zoals kaneel of koffie. Dat bleek niet het geval.
Zo konden sprekers van het Farsi en het Lao perfect de basissmaken beschrijven en uit elkaar houden, terwijl dat veel moeilijker was voor Engelse sprekers — misschien een gevolg van verschillen in kook- en eetculturen. Majid: ‘In onze moderne digitale wereld ligt de nadruk op zien en horen, maar misschien is het de moeite waard om van andere culturen te leren hoe smaken en geuren gecommuniceerd kunnen worden. Dat zou bijvoorbeeld van belang kunnen zijn voor de voedingsindustrie.’
Van Siwu tot Balinese gebarentaal
Connie de Vos en Mark Dingemanse van de Radboud Universiteit en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek werkten ook mee aan de studie. De Vos onderzocht het Kata Kolok, een gebarentaal op Bali in Indonesië. De Vos: ‘Het Kata Kolok heeft een heel effectieve manier om over smaken als zoet en zuur te communiceren: het gebaar voor “smaak” wordt gecombineerd met het gezicht dat je trekt als je het proeft.”
Dingemanse, die veldwerk deed in Ghana: ‘Ghanese proefpersonen vonden de texturen het makkelijkst om te beschrijven. Wat blijkt? Het Siwu behoort tot de talen waarin je ook het meest precies over textuur kunt communiceren. Dat hangt misschien samen met een rijke cultuur van handwerk en voedselbereiding.’
Cultuur is dominant
Majid: ‘Als je afgaat op de hersenen zou het zicht overal het meest prominent moeten zijn. Maar wat we vonden is dat cultuur een grote rol speel in hoe je waarneming onder woorden brengt.’ Zo liet het onderzoek zien dat culturen waarin versierd aardewerk geproduceerd wordt ook meer efficiënt kunnen communiceren over vormen, en dat culturen die veel waarde hechten aan muziek ook makkelijker over geluiden konden communiceren. Er is kortom op grond van taal geen universele hierarchie of een verschil tussen hogere en lagere zintuigen aan te wijzen: onder invloed van cultuur heeft elke taal haar eigen zintuigelijke profiel.
Publicatie
Laat een reactie achter