Door Kristel Doreleijers
Het klinkt een beetje paradoxaal: informanten in het buitenland werven voor wetenschappelijk onderzoek op een Nederlands talenfestival. Toch is dit precies wat onderzoekers van het Meertens Instituut hebben geprobeerd tijdens het DRONGO talenfestival op 9 en 10 november 2018.
Op zaterdag 10 november presenteerden zij daar het onderzoeksproject ‘Vertrokken Nederlands’ dat sinds juli dit jaar wordt uitgevoerd in samenwerking met de Nederlandse Taalunie. Het doel van dit project is om in kaart te brengen hoe geëmigreerde Nederlanders en Vlamingen met de Nederlandse taal en cultuur omgaan in den vreemde (zie ook dit artikel over het onderzoek). Verandert hun taalgebruik en hun cultuurbeleving in het buitenland of houden ze vast aan de talige en culturele gewoonten van hun vaderland? Bezoekers konden op DRONGO meer te weten komen over de opzet van het project en inzicht krijgen in de doelstellingen en enkele (voorlopige) resultaten. Dat een onderzoek als dit relevant is (óók voor een niet-wetenschappelijk publiek) staat buiten kijf, aangezien jaarlijks tienduizenden Nederlanders en Vlamingen emigreren om in een ander land een nieuw leven op te bouwen. Een groot aantal mensen dat Nederland verlaat, remigreert naar het land van herkomst of heeft al een andere buitenlandse identiteit, maar er zijn ook heel veel Nederlanders en Vlamingen die hun vertrouwde geboorteland én moedertaal achterlaten. In 2017 waren dat om precies te zijn 10.817 Vlamingen (Statbel) en 43.378 Nederlanders (CBS).
Burgerwetenschappers
In het project ‘Vertrokken Nederlands’ onderzoeken taalkundigen van het Meertens Instituut via verschillende enquêtes de attitude van emigranten ten opzichte van de Nederlandse taal en de Nederlandse/Vlaamse cultuur. De eerste twee enquêtes over taalgebruik (juli 2018) en cultuur en behoeftes aan talige ondersteuning vanuit de Lage Landen (oktober 2018) worden inmiddels volop ingevuld. Wereldwijd hebben al meer dan 5000 informanten hun bijdrage aan dit onderzoek geleverd. Die informanten worden vooral bereikt via sociale media (Facebook), maar ook via burgerwetenschappers. Deze innovatieve maar sterk opkomende manier van wetenschapsbeoefening gaat uit van een intensieve samenwerking tussen professionele wetenschappers en burgers zonder wetenschappelijke (in dit geval: taalkundige) expertise. De burgerwetenschappers van ‘Vertrokken Nederlands’ (in totaal meer dan zestig) treden wereldwijd, in verschillende landen, op als ambassadeurs van het onderzoek. Zo helpen ze met het aanleggen van informantennetwerken in den vreemde, via de eigen familie-/kennissenkring tot (inter)nationale nieuwsbrieven, koffieclubs, lokale emigrantengemeenschappen, Nederlandse kerken in het buitenland, onderwijsinstellingen (bv. Nederlandstalige scholen) of lokale krantjes. Maar hoe komen professionele onderzoekers met geschikte burgerwetenschappers in contact? De aard van dit type onderzoek doet vermoeden dat professionals en leken elkaar logischerwijs zouden ontmoeten tijdens momenten waarop gedeelde onderzoeks- of taalinteresses bij elkaar komen. Bijvoorbeeld op een talenfestival als DRONGO, dus! Onderzoekers van het Meertens Instituut vroegen zich in deze context het volgende af: zijn DRONGO-bezoekers wellicht ook potentiële burgerwetenschappers?
Vragenlijst op DRONGO
Emigratie heeft natuurlijk nooit een eenzijdige impact: mensen die emigreren en hun geboorteland en moedertaal achterlaten zijn een interessant onderzoeksobject, maar óók de achterblijvers (familie en vrienden van de emigranten) zijn onderdeel van het emigratieproces. Zelden hoor je dat emigranten alle contacten met het thuisfront verbreken. Dit gegeven maakt het interessant om ook deze laatste groep eens onder de loep te nemen, en dat is precies wat onderzoekers van het Meertens Instituut hebben gedaan op DRONGO 2018. Uit het grote aantal flyers dat bezoekers meenamen, bleek dat een aanzienlijk deel van de DRONGO-gasten interesse had in het onderzoeksproject. Van sommige bezoekers bleek die interesse des te duidelijker toen zij een uitgebreid gesprek aanknoopten met de aanwezige onderzoekers van ‘Vertrokken Nederlands’. Dit bood de onderzoekers een uitstekende gelegenheid om meer te weten te komen over het potentiële netwerk van deze bezoekers. Hebben zij Nederlandse of Vlaamse familieleden/vrienden die in het buitenland wonen? Zo ja, in hoeverre hebben zij contact met deze emigranten en via welke kanalen? En in welke taal of talen vindt communicatie plaats, en hangt dit bijvoorbeeld nog samen met de periode van emigratie (bv. langer of korter dan vijf jaar geleden)?
Onderzoekers van het Meertens Instituut lieten 25 duidelijk geïnteresseerde DRONGO-bezoekers een korte vragenlijst invullen om deze informatie te achterhalen, waarvan 21 bezoekers aangaven contact te hebben met familieleden of vrienden in het buitenland. De frequentie van dit contact bleek te variëren van zelden (een keer per jaar), tot regelmatig (maandelijks) of vaak (wekelijks of zelfs dagelijks). DRONGO-bezoekers vulden in niet alleen af en toe op bezoek te gaan in het buitenland, maar het contact vooral ook telefonisch of via e-mail, videobellen, korte chatberichten (Messenger of Whatsapp) en sociale media te onderhouden. Daarbij bleek het Nederlands in alle gevallen de voertaal te zijn, ongeacht de periode van emigratie (langer of korter dan vijf jaar). Afgaande op dit resultaat is het Nederlands als communicatiemiddel met het thuisfront dus ook in den vreemde nog springlevend, zij het dat een aantal bezoekers aangaf zo nu en dan het Nederlands ook af te wisselen met Engels, Spaans of Duits. Een enkeling vertelde bovendien nog geregeld in dialect te communiceren met Nederlandse contacten in het buitenland, zoals het Limburgs of het Bildts.
Wat levert deze kennis nu op? Behalve dat het belang van het Nederlands in den vreemde (als communicatiemiddel met het thuisfront) op basis van deze kleine steekproef bevestigd lijkt, is het natuurlijk bijzonder relevant om te weten of de DRONGO-bezoekers ook een schakel kunnen vormen tussen onderzoekers en de betreffende contacten in het buitenland. Om die reden werd de bezoekers ook gevraagd of ze bereid zouden zijn hun contacten te activeren om deel te nemen aan dit onderzoek, bijvoorbeeld door de links naar de enquêtes onder hen te verspreiden. Zestien bezoekers gaven aan dit zeker te willen doen en de overige bezoekers zagen hier liever van af of gaven aan nog te twijfelen. In alle gevallen konden ze een flyer meenemen met onze contactkanalen (website, Facebook, e-mail) om de informatie over het project thuis nog eens rustig na te lezen, én hopelijk door te zetten naar relevante buitenlandse contacten. Een ding kunnen we in elk geval concluderen: animo en potentie blijkt er onder het DRONGO-publiek zeker te zijn!
Woordenschattest
DRONGO-bezoekers met een interesse in ‘Vertrokken Nederlands’ konden tijdens het festival ook een Woordenschattest van het Nederlands invullen. Deze test is ontwikkeld door Heleen Vander Beken, Evy Woumans en Marc Brysbaert van de Universiteit Gent en zal binnenkort ook worden afgenomen onder geëmigreerde Nederlanders en Vlamingen. We zijn benieuwd of de woordenschat van Nederlandse en Vlaamse niet-emigranten afwijkt van die van emigranten. Wie de test op DRONGO heeft gemist, kan hem ook nu nog invullen via de website van het Meertens Instituut.
Rob Alberts zegt
Bij de gesprekken in de metro vang ik soms een Nederlands woord. Een nieuw begrip dat in een vreemde omgeving is opgedaan. Maar in de eigen taal onbekend is.
Zo vertelde een taalcollega ooit dat hij de nieuwste woorden en uitdrukkingen van zijn moedertaal in de loop der jaren niet mee krijgt.
Ja, taalgebruik is tijd en plaats gebonden.
Ik ben benieuwd naar jullie onderzoek.
Vriendelijke groet,