Nultaal (18)
Door Jan Renkema
Zonder nul is er geen wiskunde. Zonder niets is er geen communicatie. Want niets in taal is niet niets, maar iets. In deze serie een verkenning van onder meer: de stilte, de spatie, de betekenis van de punt, wat er gebeurt tussen ‘navel’ en ‘truitje’, het inhoudsloze gesprek, ‘Dat hebt u mij niet horen zeggen,‘E 621’ op een verpakking en verbale reddingsvlotten. Niets?zeggend, nee: Iets!zeggend.
Ook in het notatiesysteem waarmee wij taal op schrift stellen kunnen we zien dat niets verwijst naar iets. We hebben hier zelfs een speciaal leesteken voor: … , doorlooppuntjes genoemd of ook wel puntjepuntjepuntje. De officiële benaming is beletselteken. Wel jammer dat het beletselteken nog meer functies heeft, bijvoorbeeld spanning opvoeren: En wat denk je dat er gebeurt …? Maar goed, we hebben in elk geval een ‘blokkeertaal’-teken om aan te geven dat er in het niets iets gebeurt: En toen ging het licht uit … Het beletselteken belet dus dat er in táál iets verdergaat. Wat er méékomt aan gedachten, komt niet in taal, maar zit daaronder, ‘metonder’, zogezegd.
Het opmerkelijke van het beletselteken in deze functie is het gebruik aan het einde van een zin. Maar het kan ook vóór het einde van de zin. Dat heet met geleerden-Grieks aposiopesis (van een werkwoord dat ‘stilvallen’ betekent). Een beletselteken is dan niet nodig. Sterker nog, dan liever geen puntjes want juist die drie puntjes doen dan het effect teniet. Een mooi voorbeeld in mijn verzameling is de laatste(!) zin uit de novelle ‘Du hättest gehen sollen’ van Daniel Kehlmann. Een echtpaar met kind brengt in een sinistere sfeer een weekend door in een vakantiehuisje. Wil zij scheiden? De echtgenoot vindt aan het einde van het verhaal haar notitieboekje: “Aber auf dem Tisch liegt ein Notizbuch”. Dan volgt na een witregel de laatste zin: Und dabei bin ich erst ganz am
Aposiopesis (met de e van hè). Iedereen doet het: Ik zal je, Ja mijn tante, Als iedereen dat zou doen, enz. Maar deze formuleringen zijn zo clichématig. Waarom niet proberen iets bijzonders mee te delen door de zin plotseling af te breken? Dat zou
Maar het kan nog dramatischer, dat ‘plotseling stilvallen’. Mijn mooiste voorbeeld van echt iets zeggen door niets te zeggen, is afkomstig uit een andere Duitstalige novelle, van Siegfried Lenz, met de veelzeggende titel ‘Schweigeminute’. De achttienjarige scholier Christian wil en wil níét spreken op de herdenkingsdienst van de verongelukte jonge lerares Stella, met wie hij een geheime liefdesrelatie had. Hij kan het niet, en dan zegt de rector tegen hem: Was wir verschweigen, ist mitunter folgenreicher als das, was wir sagen. Verstehen Sie, was ich meine? – Dat prachtige woordje mitunter, vaak vertaald met ‘soms’. Waarom hebben wij in onze taal dat woord niet, en dan in de letterlijke betekenis: metonder?
DirkJan zegt
Veel schrijvers en taaladviseurs raden het gebruik van het beletselteken af. Het wordt snel een gemakzuchtig cliché. Ik weet niet meer wat Jan Renkema hierover in zijn Schrijfwijzer heeft geschreven, maar ik meen me wel zijn advies te herinneren dat als je de drie puntjes gebruikt, die altijd vooraf laat gaan door een spatie! Dat weet en doet maar een enkeling …
Wouter van der Land zegt
Wie of wat is de autoriteit op dit punt? ‘Voor en achter een beletselteken komt doorgaans een spatie.’ staat er bij Taalunieversum, maar ik vermoed dat die tekst ook van Jan Renkema is… Karel Treebus, de SdU-‘collega’ van Jan Renkema, die de Tekstwijzer verzorgde, schrijft de puntjes echter vast aan het woord bij een verzuchting/suggestie. Treebus is de typograaf en heeft in dezen lijkt mij meer gezag…
Volgens mij doet Renkema het hier niet volgens het gangbare Nederlandse gebruik. ‘En toen ging het licht uit …’ zou dus moeten zijn ‘En toen ging het licht uit…’. Bij schrijvers als Multatuli (in Ideen) en Busken Huet staat er ook geen spatie voor de puntjes bij een verzuchting. Bij Hermans vind ik hel snel bladerend één met puntjes afgebroken zin, zonder spatie voor die puntjes. Dat zijn heel weinig voorbeelden, maar wellicht heeft Renkema hier een regel in het leven geroepen die niet de regel is.
Het Engelse Oxford-stijlboek schrijft overigens ook een spatie voor, evenals het Duitse Detailtypografie van Forssman en De jong. Fransen zetten en schrijven zonder spatie, en dan vooral Céline in Mort à Crédit.:
https://www.edition-originale.com/en/literature/first-and-precious-books/celine-mort-a-credit-1936-63395
Wouter van der Land zegt
Nog een paar bronnen gecheckt in de DBNL:
Menno Ter Braak, Afscheid van Domineesland: geen spatie voor beletselteken bij suggestief gebruik
H. Marsman, De dood van Angèle Degroux: geen spatie
Eddy Du Perron, Schandaal in Holland: wel een spatie
Eddy Du Perron, Het Land van Herkomst, Verzameld Werk: geen spatie
Arthur van Schendel, Een zwerver verdwaald: halve spatie
Louis Couperus, Metamorfoze: geen spatie
Renkema’s bewering ‘Voor en achter een beletselteken komt doorgaans een spatie.’ lijkt voor literatuur uit het loodzetseltijd niet op te gaan…
DirkJan zegt
Maar Renkema is ook van na de loodzetseltijd, hij maakt de spatie ook in zijn artikel. En inderdaad de Taalunie geeft in ieder geval ook het advies. Ik heb het destijds hoe dan ook overgenomen, want ik vind het veel eleganter staan. Het zijn van die kleine details die het schrijven zo leuk kunnen maken!
https://taaladvies.net/taal/advies/tekst/114/%22#3
Wouter van der Land zegt
Dat goed in de details zit, ben ik helemaal eens! Maar Renkema moet zich op loodbronnen hebben gebaseerd voor zijn Schrijfwijzer en de tekst voor Taaladvies.net. Ik vermoed dat er in sommige loden lettertypes een klein stukje extra ‘wit’ lood aan een beletselteken zat en dat daar (abusievelijk!) die spatie aan ontleend is. Dat het met een spatie visueel mooi is, ben ik ook eens, maar zonder spatie lijkt mij iconischer, meer een verbeelding van het suggestieve en het abrupte. Verder past spatieloos bij het modernisme sinds ‘Ornament und Verbrechen’ van Adolf Loos; je moet mensen niet met onnodig werk opzadelen alleen omdat het mooi is. In tekstberichten zie ik vaak een tweepuntige versie, zonder spatie uiteraard.
DirkJan zegt
Toen Jan Renkema zijn Schrijfwijzer schreef, deed hij dat op een computer en daar zit een prima spatietoets op! En het is natuurlijk altijd een keuze of je zoiets overneemt.
[ Renkema is – onder meer door Marc van Oostendorp – verguisd doordat hij geen keuzes aanbiedt en niet schrijft wat andere bronnen vinden. Dat lijkt terechte kritiek, maar als beginnende schrijver heb je weinig aan een veelwoud aan keuzes en mogelijkheden – dat is juist je probleem – en zoek je houvast aan wat een zekere autoriteit als het beste bepleit. Daar heb je dan meer aan. Van zijn adviezen afwijken kan je later altijd nog. ]
Mient Adema zegt
Bewaar het losstaande beletselteken anders gewoon voor niet-samenstellingen. Altijd dus.
Wouter van der Land zegt
Hier nog het gezaghebbende Stijlboek van De Volkskrant, zonder spatie en tegen het gebruik van pathos: ‘Drie punten worden in twee gevallen gebruikt:
om in citaten uit boeken of andere schriftelijke stukken (niet bij interviews of verslagen) aan te geven dat bepaalde gedeelten worden weggelaten; de punten worden tussen haakjes gezet;
om het dramatische einde van een passage of, sterker, een heel verhaal te accentueren: in de verte blafte een hond… Dit heeft meestal een pathetisch effect, dat beter kan worden vermeden.’