Door Peter Burger
In het onsterfelijke lied ‘Dodenrit’ van Drs. P. (nummer 1184 in de Top 2000) probeert een Russisch gezin tevergeefs aan hongerige wolven te ontsnappen door het ene na het andere kind uit de slee te gooien. ‘We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid / Want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt.’ Het lied is uit 1974, maar het wanhopige gezin in de trojka had toen al een lange geschiedenis achter de rug in volksverhalen, in literatuur – en in krantenberichten waarin sensatie en moraal belangrijker waren dan de feiten.
Drs. P. werd – als Heinz Polzer – geboren in 1919. Voor iemand met zijn belangstelling voor macabere verhalen (‘Er ligt alweer een juffrouw in het trapportaal / Die onnatuurlijk om het leven is gekomen’) was het gegeven niet te missen: varianten van het noodlotsverhaal over de slee achtervolgd door wolven werden meermalen door andere schrijvers verwerkt en bereikten hun grootste publiek via kranten. Tijdens de Gouden Anderhalve Eeuw van het Sterke Krantenverhaal (1800-1950) verscheurden de wolven ongelukkige sledenrijders in vele talen en zowel in nieuwsberichten (feit) als in feuilletons (deels feit, deels fictie).
De waarheid van die berichten is na al die jaren niet met zekerheid te achterhalen. Het gaat om verdacht gelijkluidende horrorverhalen die zich op verschillende plaatsen zouden hebben afgespeeld. Wolvenexperts zijn er sceptisch over. Onderzoekers die meldingen van wolvenaanvallen in Scandinavië van de afgelopen drie eeuwen bestudeerden, doen verhalen over baby’s die uit sleden werden geworpen af als een wijdverspreid broodje aap. Hondsdolle wolven kunnen mensen aanvallen, maar jagen niet in roedels; hongerige wolven lusten wel een mens, maar doden dan de zwaksten. Gecoördineerde aanvallen van troepen wolven op hele gezelschappen zijn dus onwaarschijnlijk.
Maar de dodenrit-geschiedenissen waren ook niet bedoeld als verhandelingen over wolvengedrag. Ze gingen over de manier waarop mensen zich moesten gedragen: over de verhouding tussen ouders en kinderen, mannen en vrouwen, heren en knechten.
Ouders gooien kinderen uit slee
In een bundel Oostenrijkse anekdoten uit 1837 (‘voor alle vriendinnen van vrolijke lectuur’) rijden een man en een vrouw in een slee door het besneeuwde Transsylvanië. Wanneer de wolven aanvallen, werpt zij hen een pasgeboren baby toe. Als door een wonder wordt het kind gered: er klinkt gezang dat de wolven op de vlucht doet slaan. Het is een bruiloftsstoet. De man in de slee sluit zich bij de redders aan, maar laat de harteloze vrouw achter in de sneeuw als een prooi voor de wolven.
Meer dan een halve eeuw later stelt een Russische boer, met vrouw en klein kind onderweg in een slee, als de wolven verschijnen aan zijn vrouw voor hun kind op te offeren. Als zij zich verzet, gooit hij ze allebei uit de slee. Maar de wolven zien dat de boer en zijn paarden de grootste maaltijd vormen en laten vrouw en kind ongemoeid. Zij komen behouden thuis, de boer wordt verscheurd. Aldus de Leeuwarder Courant op 15 maart 1895.
Moeders die hun eigen kinderen voor de wolven gooien, komen er in deze verhalen slechter vanaf dan vaders. In een verhaal dat in tientallen versies te vinden is in de digitale archieven, onder koppen als ‘De wreker ener kindermoordster‘ of ‘De eigenmachtige rechter‘ komt een vrouw uitgeput aan in een dorp. Als ze vertelt dat ze om haar leven te redden haar drie kinderen uit de slee heeft gegooid, neemt een van de dorpelingen een bijl, noemt haar ‘den naam van moeder onwaardig’ en slaat haar dood. Daarna geeft hij zichzelf aan. Hij krijgt de doodstraf, maar tsaar Alexander zet die om in tien jaar gevangenis, waarvan hij uiteindelijk maar een paar maanden hoeft uit te zitten voor hij wordt vrijgelaten.
Dit krasse staaltje eigenrichting zou zich op 17 november 1803 hebben voltrokken in Estland, kort na een uur in de middag. De dader heette Frantz Pohling. ‘Eene ware gebeurtenis’, luidt de onderkop in de Amsterdams krant De Avondbode van 10 mei 1839. Maar in een voetnoot houdt de redactie een slag om de arm. Dat een vrouw ervoor zou kiezen om met drie kleine kinderen een tocht te maken door een gebied waar wolven op de loer liggen ‘maakt ons de waarheid eenigzins verdacht. Wij zouden niet ongeneigd zijn, om ook dit verhaal als een verdichtsel te beschouwen.’ Maar omdat de meeste Franse kranten het als nieuws hebben gebracht, wil ook De Avondbode het haar lezers toch niet onthouden.
De Tilburgsche Courant van 3 mei 1877 vertelt over een andere ‘Dodenrit’-rechtszaak. in Moskou verschijnt een boer voor de rechter, aangegeven door zijn vrouw. Tijdens een sledenrit langs de rivier de Pruth heeft de boer zijn vier kinderen een voor een door de wolven laten verslinden om het leven van zijn vrouw en zichzelf te redden. De rechters spreken hem vrij.
Zelfopoffering
Berichten over ouders die hun kinderen opofferden hadden een tegenhanger in verhalen over zoons die hun leven gaven om dat van hun ouders te redden. In 1902 verhaalden Amerikaanse kranten over drie broers die met hun oude vader in een trojka van Archangelsk aan de Witte Zee naar een enkele honderden kilometers verder gelegen dorp reisden. Ze hadden uit voorzorg geweren meegenomen, maar het vocht had het kruit onbruikbaar gemaakt. Toen er een troep van tweehonderd wolven opdaagde, trokken de broers lootjes, en het lot wees de jongste aan: hij zei een gebed en stortte zich met zijn mes op de wolven. Dit herhaalde zich nog twee keer: de vader was de enige die het kon navertellen.
Bruiloftsgasten
De Dodenrit-verhalen gaan niet alleen over de verhouding tussen ouders en kinderen, maar ook over die tussen vrouwen en mannen en tussen heren en knechten. De moraal van de verhalen is dat de mannen en de ondergeschikten zich horen op te offeren. In 1911 vertelde een viraal verhaal hoe wolven meer dan honderd Russische bruiloftsgasten verslonden die in een stoet onderweg waren van Obstipof naar Tasjkent. Mannen duwden vrouwen en meisjes uit de sleeën, en uiteindelijk leek alleen de eerste slee, met het bruidspaar en twee voerlui, te ontkomen.
Maar ook die slee werd eindelijk door de wolven achterhaald. De twee mannen wilden toen, dat de jonge man zijne vrouw aan de wolven zou toewerpen en toen hij dat met verontwaardiging weigerde, wierpen zij de jonggehuwde lieden uit de slee en joegen zelf verder. Zij kwamen, halfkrankzinnig te Tasjkent aan, als de twee eenig overgeblevenen van den jammerlijk omgekomen bruiloftsstoet.
Dit gegeven is door de Amerikaanse schrijfster Willa Cather bewerkt tot een kort verhaal over de Russische immigranten Pavel en Peter, de twee jongemannen die het bruidspaar voor de wolven hebben gegooid. De schande is zo groot dat ze – na jaren sparen – naar Amerika emigreren.
Trouwe dienaars
Het populairste verhaal over zelfopoffering gaat over de trouwe dienaar van de Poolse graaf Podotski. Kranten drukten het af in combinatie met het verhaal over de vrouw die werd doodgeslagen omdat ze haar drie kinderen aan de wolven had gevoerd: deugd en ondeugd in scherp contrast. In 1776 reisden graaf en gravin Podotski met hun trouwste dienaar van Wenen naar Krakau. Toen een van hun paarden niet genoeg bleek om de honger van de wolven te stillen, liet de dienaar de graaf beloven dat hij goed voor zijn vrouw en kinderen zou zorgen, en sprong van de slee.
We kennen dit verhaal via de memoires van de Engelsman Nathaniel William Wraxall, die in 1818 in het Nederlands verschenen. Wraxall had het bijna uit de eerste hand: ‘Deze geschiedenis werd mij, wel is waar niet door den Graaf zelve, maar twee jaar nadat dezelve voorgevallen was, door personen die voor de echtheid daarvan konden instaan verhaald, en wel in de Speelkamer van het Hotel des Franschen Ambassadeurs. De Baron de Breteuil, alwaar de Graaf Podotski zelve tegenwoordig was.’
In 1934 schotelt het Limburgsch Dagblad lezertjes van de kinderpagina een kort verhaal voor over de jonge landeigenaar Feodoor en zijn oude, trouwe knecht Nicolaus. Een sleerit na – alweer – een bruiloft loopt slecht af voor een van de twee:
Als ‘n half uur later Feodoor Michalowski door de breede oprijlaan van z’n landgoed ‘t veilig tehuis bereikt had, zag ie zich alleen op de slede. Nicolaus, z’n oude, trouwe bediende, had zijn offer gebracht. Ginds op de eenzame steppe had ie de sprong gewaagd, had ie zich over de rand van de slede in de woedende wolventroep geworpen. En redde er ‘t leven van zyn jonge meester, zoo vergoedend al de weldaden, die hij op ‘t vaderlijk erfgoed der Michalowski’s had ontvangen.
Het kerstverhaal van de Nieuwe Apeldoornsche Courant – eveneens in 1934 – eindigde barmhartiger: de koetsier die zich opoffert voor een trojka vol kinderen wordt door engelen gered. Uit dankbaarheid schenken de kinderen zodra ze volwassen zijn al hun lijfeigenen de vrijheid, nog voor Tsaar Alexander II (in 1861) de lijfeigenschap afschaft.
Revolutie
De verhalen over de trouwe dienaren klinken ons nu feodaal in de oren. Versies waarin die feodale verhoudingen worden bekritiseerd, ben ik op een na niet tegengekomen. Maar die ene heeft wel een bijzondere plot-twist. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de Russische revolutie van 1905. Drie broers koesteren het plan zich te wreken op de graaf die hun vader, een van de opstandelingen van 1905, heeft laten vermoorden. De moord is beraamd, de avond is daar: Nikolai rijdt de graaf in een slee naar het huis war zijn broers wachten. Maar een troep wolven verstoort het plan. Wat nu? Nikolai heeft de kans de gehate graaf achter te laten bij de wolven, maar dat zou geen passende straf zijn. Hij offert daarom zichzelf op door achter te blijven bij de wolven, zodat de graaf levend thuis komt, waar hij volgens afspraak vermoord wordt door de broers. Aldus het Bataviaasch Nieuwsblad op 13 maart 1906 en Veritas (2 april 1938).
Maar voor de bijzonderste plot-twist moeten we toch bij Drs. P. zijn: ‘Ik zing nu weer wat lustiger want Omsk komt in zicht / Ik maak een sprong van blijdschap en…‘
Dit stuk verscheen eerder op De gestolen grootmoeder. Met dank aan Jona Lendering, Maarten Keulemans en andere deelnemers aan dit Twitter-gesprek, dat de aanleiding was om deze Dodenrit-berichten op te sporen.
Anton zegt
Het mooie lied eindigt met een verwarde reeks zinnen die eindigen op -aar.
De verklaring hiervan hoeft men nergens anders te zoeken dan in de momenten waarop er weer een stukje van de man wordt afgescheurd “AARH”.
Anton zegt
Mijn reactie beginnend met “Het mooie lied…” gaf ik op 2 januari 2019 om 21:53
Niet op 27 december 2018 om 15:25
Ton Harmsen zegt
‘het Hotel des Franschen Ambassadeurs. De Baron de Breteuil,’ is correct overgenomen, maar bevat een zetfout. Lees: ‘des Franschen Ambassadeurs, de Baron de Breteuil’.
Rob Alberts zegt
Op het Drs. P plein in Amsterdam worden ‘s nachts nog wel eens huilende wolven gehoord.
Al zijn er kwaadsprekers die beweren dat het dronken Britse hoerenlopers zijn die schreeuwen Oeh en Aah bij het loeren naar de vrouwen naast Quartier Putain.
Wel staat vast dat de geest van Heinz Polzer hier nog steeds rondwaart.
Vrolijke groet,