Door Jos Joosten
Werkelijk het enige nadeel van de overweldigende aandacht die de neerlandistiek op dit moment in alle media krijgt is dat dat die overmorgen voorbij is.
De studie Nederlands is de hype du jour, trending – iedereen spreekt er schande van dat het zover kon komen en er wordt duchtig gedelibereerd over wie we de roetveegpiet kunnen toespelen (en ik zou het hier toch – terzijde – graag even willen opnemen voor de leraren Nederlands in het middelbaar onderwijs die worden weggezet als docenten van het stomste vak binnen het curriculum die alleen maar dienstbare taalbeheersers zouden zijn, louter bezig scholieren richting eindexamen te drillen. Ik ken er heel veel die met hart en ziel het hele domein – inclusief volop literatuurlessen – verzorgen en daar ook tegen de klippen op mee bezig blijven).
Als de zegenrijke tocht door de publiciteit van gelukkig onvermoeibare collega’s als Lotte Jensen en Marc van Oostendorp straks voorbij is, volgt gewoon weer het eerste kievitsei, misschien toch een Elfstedentocht of niet, en dan is het veel rapper dan je denkt alweer pruimentijd.
Ja, er komt een Deltaplan – zegt ook Van Engelshoven, minister van ferme brieven en mooie plannen. Maar het eerste en laatste Deltaplan dat ooit tot uitvoer werd gebracht dateert van 1953 en is intussen pensioengerechtigd. Laatst nog hoorde ik de langjarige voorzitter van een adviescommissie van de regering verzuchten hoe zij op haar expertisevlak in de loop der jaren tientallen rapporten had geschreven die zo’n beetje stuk voor stuk verdwenen in de Haagse Bermudadriehoek.
Hoe dit te voorkomen? Een parlementslid vinden dat elke interpellatie of spreekbeurt eindigt met ‘Overigens ben ik van mening dat…’? Elke eerste maandag van de maand met een reclamevliegtuigje boven het Binnenhof, met een citaat van Maarten van der Graaff erachter: ‘Ik ben er! Ik ben er! Ik ben er!’?
We hebben de aandacht, maar hoe houden we die vast?
Laat een reactie achter