Jeugdverhalen over Joden (23)
Door Ewoud Sanders
Herkomst en drukgeschiedenis
Sara, het Jodenmeisje (1872) is geschreven door Lucia. Het is niet bekend wie zich van deze schrijversnaam bediende.
Sara, het Jodenmeisje verscheen bij uitgeverij S.E. van Nooten in Schoonhoven. Het gaat om een boekje van slechts zestien bladzijden dat nog drie andere bijdragen bevat: een gedicht van P. Louwerse en korte verhalen van J.P.D. van Veen en W.F. Oostveen. Het boekje is niet gedateerd; in de Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) wordt het jaar van verschijnen geschat op ‘186X’, maar aangezien het verhaal in 1872 is opgenomen in De Nieuwe Kinderbibliotheek lijkt deze datering me correcter.
Samenvatting
De veertienjarige Karel L. woont met zijn ouders en zeven broertjes en zusjes in een groot, gerieflijk huis. Op een dag vindt hij een dubbeltje in de gang. Hij stopt het in zijn zak en koopt een paar taartjes. Daardoor heeft hij ’s middags, als het hele gezin rond een netjes gedekte tafel voor een warme maaltijd zit, weinig trek. Hij klaagt dat het eten bij een schoolvriendje beter is; daar krijgen jongens van zijn leeftijd bovendien een glas wijn, in plaats van bier.
Terwijl Karel klaagt, tuurt het ‘jodenmeisje’ Sara bij hen door het raam. Sara is straatverkoopster. Deze winter verkoopt zij citroenen, maar in andere seizoenen sinaasappels of lucifers. Zij is mager, ziet bleek en is in lompen gehuld.
Als een bediende de gordijnen komt dichtschuiven, roept Sara: ‘Asjeblieft, koop wat van me, moeder is zoo ziek!’ De bediende wil haar wegsturen, maar het meisje smeekt: ‘Ach, mijnheertje (…), ik heb vandaag maar zoo kort met me negotie bij den weg kunnen zijn, want me moeder was van morgen zoo erg ziek, dat ik niet weg kon, en ik wou zoo graag wat meêbrengen.’
Sara mag binnenkomen en moeder wil wel zes citroenen van haar kopen. De prijs bedraagt dertig cent, Sara kan niet wisselen (‘ik heb nog geen handgeld gehad’), maar zij biedt aan om dit bij een winkel te doen. Omdat het er druk is blijft Sara lang weg; net als moeder zegt ‘ik hoop dat ze maar niet met het geld op den loop is’, komt het meisje terug. Op verzoek van moeder vertelt Sara waar zij woont: ‘In de Achterstraat, het huisje met de trap.’ Sara krijgt een bord eten mee, met groente en vlees.
’s Avonds besluit Karels vader Sara te bezoeken. Hij neemt Karel mee. Zij zijn geschokt door wat zij aantreffen: in een onverwarmd, klein ‘dompig vertrekje’ woont Sara met haar drie broertjes, samen met haar doodzieke moeder. Haar vader, een kolensjouwer, is een paar maanden geleden na een ongeluk overleden. De kinderen zijn net bezig om het eten dat Sara ’s middags heeft gekregen, in gelijke porties te verdelen.
Vader denkt: ‘Die arme Jodenkinderen! (…) Alles sprak van gebrek en kommer, en toch zagen de kinderen er tevreden uit. Ze zijn waard geholpen te worden.’
Als vader en Karel thuis vertellen wat zij hebben gezien, willen alle kinderen meteen iets doen. Moeder zegt: ‘Wij zullen haar gezamenlijk een goed stel kleeren geven, en dan moogt gij allen wat uit uwe spaarpot bijdragen om haar verder voort te helpen. Als we haar in hare negotie eens ondersteunden, dan kan ze zelve wat verdienen, dat is veel pleizieriger voor haar dan presentjes.’
Sara’s moeder krijgt medische zorg, Sara ‘knappe kleren’ en Karels vader investeert in haar handel. Sara gaat sinaasappels, citroenen, bokkingen en kastanjes verkopen en vanuit huis water en kolen. Iedere maandag komt zij bij Karels vader afrekenen en al snel heeft ‘het aardige en vriendelijke Saartje’ genoeg gespaard om een heuse groentekar te kopen.
Voor Karel is dit een wijze les: voortaan is hij tevreden met wat hem wordt voorgeschoteld. ‘Hij vergat nooit de goede les, die hij in zijne jeugd had ontvangen.’
Doelgroep en receptie
De doelgroep blijkt uit de ondertitel: Geschenk voor leerzame kinderen, tot aanmoediging. Van Sara, het Jodenmeisje heb ik geen besprekingen kunnen vinden.
Laat een reactie achter