Door Lucas Seuren
Alsof we op Neerlandistiek nog niet genoeg gezegd hebben over doen als hulpwerkwoord in het Nederlands (Marc van Oostendorp en Henk Wolf schreven er onlangs al over), wil ik er toch nog iets meer over kwijt. Maar anders dan mijn collegae Neerlandici gaat het me niet om doeslief. Tijdens mijn dagelijkse analyseoefening kwam ik namelijk de volgende uiting tegen: doe maar aan. Daar lijkt niks bijzonders mee, en ongetwijfeld ben ik enigszins raar dat ik me er wel voor interesseer, maar grammaticaal is het toch wel een gek dingetje.
Doe maar
Wat is er dan mee aan de hand? In het dagelijks leven zeggen mensen van tijd tot tijd doe maar, zonder dat ze daarbij natuurlijk naar de band verwijzen. Het is een manier om in te stemmen:
A: Zal ik dit pakket op tafel zetten?
B: Doe maar.
Dat we hier te maken hebben met een gewone Nederlandse zin, en dat het gaat om antwoorden op vragen, is goed te zien als we er bijwoorden van bevestiging of ontkenning bij plakken:
A: Zal ik dit pakket op tafel zetten?
B: Doe maar niet!
A: Zal ik dit pakket maar niet op tafel zetten?
B: Doe maar wel!
De bijwoorden niet en wel laten zien dat er sprake is van een contrast tussen de verwachting in de vraag, en het antwoord. Net zoals je dat bijvoorbeeld hebt met ja/nee-antwoorden als jawel. Dat gebruik je alleen als in de vraag de verwachting zit dat het antwoord nee gaat zijn.
Aandoen
Tot zover denk ik dat het voor de meeste Nederlanders niet vreemd overkomt. In mijn dialect—ik ben opgegroeid in midden Brabant—is dit in ieder geval vrij normaal. Nu terug naar de zin die ik vreemd vond. Net als de eerdere voorbeelden gaat het hier ook om instemming met een soortement verzoek of vraag:
A: Moeten we de vaatwasmachine aanzetten?
B: Ja, doe maar aan.
Er zijn hier drie vreemde zaken aan de hand. Ten eerste viel me op dat B van aanzetten overstapt op aandoen. Beide werkwoorden hebben een soortgelijke betekenis, maar het is opmerkelijk dat B een ander werkwoord kiest dan A gebruikt had. We kunnen in het Nederlands, net als in veel andere talen, bevestigen door de vraag (deels) te herhalen, maar vervangen doen we voor zover ik weet niet.
Het tweede is dat aan een van de weinige woordjes is waarmee doen gecombineerd kan worden op deze manier. Een dialoogje als het volgende klinkt mij althans bijzonder gek in de oren:
A: Zal ik koffie inschenken?
B: Ja, doe maar in.*
Er zijn andere woorden waarmee doe maar gecombineerd kan worden, maar het zijn er niet veel. De volgende zijn denk ik mogelijk: doe maar uit, doe maar af, doe maar mee. Er zijn wellicht nog andere, maar de set is zeer beperkt. De reden, denk ik, is dat het alleen werkt voor voorzetsels die als bijvoeglijk naamwoorden kunnen functioneren en die normaal ook gecombineerd worden met doen: uitdoen, afdoen, meedoen, aandoen.
En dat brengt me bij het derde punt, hebben we hier dan te maken met een andere uitdrukking? In doe maar zit het werkwoord doen, maar in doe maar aan zit het werkwoord aandoen, althans, zo lijkt het. Dat is vreemd, want doe maar is een idiomatische manier om in te stemmen. Je zou dan logischerwijs verwachten dat je daar niet zomaar dingen aan gaat of zelfs kunt veranderen. Je zou zeker niet een geheel ander werkwoord ervan moeten kunnen maken, want dan bouw je het idioom van de grond af opnieuw op. En let wel, als het een nieuw werkwoord is, is de set mogelijkheden zoals gezegd erg beperkt.
Ellipsis
Een alternatieve verklaring is dat B gewoon gebruik maakt van de mogelijkheden die doen biedt. Wie een zin begint met doen roept meerdere vormen van het werkwoord op in zijn of haar lexicon, dus niet alleen doen, maar ook aandoen, afdoen, uitdoen, et cetera. Omdat A al aan heeft gezegd plakt B er dan ook aan aan vast. Maar omdat indoen niet in het lexicon zit, en in niet kan functioneren als bijvoeglijk naamwoord, kan iets als doe maar in niet voorkomen. Het is een vrij ad hoc verklaring, maar sprekers doen nu eenmaal soms gekke dingen.
Een tweede alternatief is dat B gewoon een groot deel van de zin weglaat. Een dialoogje als het volgende kan ik me namelijk wel voorstellen:
A: Wat moet ik met dit pakket?
B: Doe maar op tafel zetten.
Het zal niet in elk dialect even gebruikelijk zijn, maar ik heb er geen moeite mee. In deze zin vervult op tafel zetten dezelfde rol die aan vervult in het eerdere voorbeeld. De vraag blijft dan waarom het alleen kan met een zeer beperkte set bijvoeglijk naamwoorden. Maar wellicht is mijn talige creativiteit gewoon te beperkt.
Wat dan
Mogelijk is er zelfs nog een andere verklaring te verzinnen. Ik heb weinig intuïties over doen als hulpwerkwoord, en syntactische analyses en tests zijn niet bepaald mijn expertise. Helaas komt het niet vaak genoeg voor om mijn eigen gespreksdata handig te doorzoeken en alternatieven googelen lukt ook niet, want welke combinatie ik ook kies, de eerste tien pagina’s aan resultaten gaan vrijwel exclusief over de band. Misschien dat een van de grotere corpora zoals het CGN hier uitsluitsel over kan bieden.
Daan Wesselink zegt
Komt dit verschil doordat je iets aandoet maar je iets ergens in doet? De zin “Doe d’r maar in” klinkt voor mij niet heel verkeerd in de oren.
Lucas Seuren zegt
Ja, dat is het enige wat ik kan bedenken. Maar dan split je “doe maar” ook wat verder op, dus ik denk dat verlies je het idiomatische dat het volgens mij heeft.
Jelke zegt
Even snel gezocht met GrETEL in het CGN naar werkwoord+”maar”+voorzetsel:
https://docs.google.com/document/d/1CeIdJSWAA_e_nl_nZqaXtmzAnxildQy2kq7kZlTUWBE/edit?usp=sharing
Geen resultaten met “doen”, alleen wat met andere werkwoorden die dit patroon volgen.
Lucas Seuren zegt
Oeh, dat is best fascinerend. Je zou juist in het CGN meer verwachten; tig keer grotere dataset dan wat ik heb.
Jelke zegt
De data uit het CGN is inmiddels ook al bijna 20 jaar oud, misschien wordt het inmiddels meer gebruikt?
DirkJan zegt
Ik kan er niet de vinger op leggen, maar ik proef een verschil tussen ‘doe maar’ als instemming en ‘doe maar’ als handeling. Bij een instemming komt verder niets achter (of wel of niet) en is het voor mijn gevoel een vaste uitdrukking, ‘doe maar’. Bij verwijzing naar een handeling kun je bijvoorbeeld ‘aan’ of ‘in’ achter plakken. Het zijn dan denk ik twee verschillende uitdrukkingen, intenties, die heel dicht tegen elkaar aan liggen, maar toch net wat anders zijn en nu voor een breinkronkel zorgen.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zou denken dat het ‘functioneren als een bijvoeglijk naamwoord’ (ik zou het formuleren als het predicatief zijn) betekent dat je het partikel nog als iets resultatiefs kunt beschouwen: de vaatwasmachine is aan, de kachel is uit, de koffers zijn mee. Ik neem aan dat die partikelwerkwoorden ontstaan zijn uit resultatieve constructies. Die voel je blijkbaar bij sommige werkwoorden nog sterker aan dan bij andere.
Overigens werkt het niet altijd: ‘zal ik hem wakker maken? Ja, doe maar wakker.’ Is niet goed, terwijl ‘hij is wakker’ wel het resultaat is. Vermoedelijk speelt dus ook de grammaticalisatie van aandoen en uitdoen wel een rol.
Mient Adema zegt
Via “doe maar” als algemene instemming kom je dus met “doe maar aan” op de handeling zelf. Het gaat dan in mijn verbeelding over dingen als de radio, de wasmachine, het licht.
Met dat predicatieve voorzetsel leg je de focus op de situatie van (in het bijzonder) voorwerpen die de funktie hebben dat ze zowel het een als het ander kunnen doen. Al die dingen zijn of gaan of staan aan of uit.
Kan dat ook bij mensen? Nee, want we zeggen “maak maar wakker” en niet “doe maar wakker”. Een mens schijnt taalkundig meer te zijn dan een aan- of uit-gaander.
O, en hoe zit het dan met “doe maar mee”? Naar mijn smaak is die zin een andere dan die welke we hier aan het bestuderen zijn. Meedoen is een handeling en niet een combinatie van doen met een predicatief voorzetsel.
Trouwens, wat dat koffie inschenken betreft: daar gaat het in de dialoog niet zozeer om de handeling dat de koffie vanuit de kan in het betreffende kopje moet komen, maar om het antwoord op de vraag of je koffie wilt. Logischerwijs zal de vrager dan niet al te lang wachten met het verplaatsen van de koffie. Dat is het gevolg van het antwoord op de vraag.
Lucas zegt
Aandoen en uitdoen zijn net zo goed handelingen, waarom zou dat anders zijn dan meedoen?
(Ik zou aan en uit hier overigens niet zien als voorzetsels. Anders wordt het echt gek; een voorzetsel selecteert normaliter nog een andere woordgroep. En bovendien zeggen aan en uit iets over de staat van de wasmachine: de wasmachine is/staat aan; duidelijk niet een voorzetsel.)
DirkJan zegt
Ik heb niets toe te voegen aan bovenstaande voor mij onduidelijke reacties, maar ik dacht aan nog een categorie met ‘doe maar”. Dan denk ik aan bijvoorbeeld, ‘Doe maar gewoon’, ‘Doe maar gek’, of ‘Doe maar stoer’.
Mient Adema zegt
Tja, u zegt zelf dat dit een gek dingetje is en als we er dan over doorfilosoferen kan je je weer afvragen of de goede vragen wel gesteld worden. Meedoen is ook een handeling, zij het wat langer dan de rest. Wellicht hoort “mee” en “met” niet in het rijtje van rariteiten thuis, doordat het werkwoord meedoen meer een eenheid qua betekenis is geworden (=participeren) dan aandoen en uitdoen. Maar goed, als argument zal ik het zeker niet hard kunnen maken vanwege het gevoel dat daarbij optreedt. We waren in het stuk op zoek naar een verklaring, een analyse, een eye-opener, toch?
En dan de haakjeszin: “aan” is bij mij een voorzetsel dat een paar kanten uit kan, waarbij het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord in het oog springen. Je kunt over zo’n naamgeving twisten. Ik was al aardig op weg door het een predicatief voorzetsel te noemen, maar deed dat in de geest van de gedachtenontwikkeling die gaande was. Het diverse gebruik van “aan” voert terug naar het voorzetsel (dat normaliter door een woordgroep gevolgd wordt). Vandaar.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, het zou best om een mens-dingtegenstelling kunnen gaan, maar zodra er een keuze is wordt het weer beter ‘zal ik hem wakker maken of in slaap houden? Nou, doe maar wakker dan.’
Marcel Meijer Hof zegt
« Koffie indoen » is vrij gangbaar in Twente.
M. Helder zegt
Ik denk evenals DirkJan dat ‘doe maar’ en ‘doe maar + bijwoord’ twee verschillende uitdrukkingen zijn, los van elkaar ontstaan. Als ik het me goed herinner heb ik in Friesland, Drenthe en op de Veluwe ‘doe maar’ nooit gehoord en het pas leren kennen toen ik in Utrecht studeerde. ‘Doe maar aan/uit’ was daarentegen even gewoon als ‘doe maar open/dicht’ (‘op/af’ kan ook, een broche bijvoorbeeld). ‘Doe maar + werkwoord’ ben ik nog later pas voor het eerst tegengekomen, en ik heb de indruk dat dit ook in Midden- en West-Nederland (vooralsnog) maar voor een minderheid gebruikelijk is.
Dat ‘doe maar mee’ van een andere categorie is dan ‘doe maar aan/uit/open/dicht’ lijkt mij overigens evident.
‘Voordoen’ is ook een aardige. Kan in de meedoen-categorie (‘doe maar voor’: ‘laat maar zien hoe het moet’), en ook in die van ‘doe maar’ (‘zal ik de planten voor of achter neerzetten? Doe maar voor’).
Mient Adema zegt
Je zou denken dat iemand in het verleden toch wel eens eerder onze beslommeringen heeft gekend en er zowaar een soort proefschrift over heeft geschreven?
Wat me opvalt bij dat “voordoen” is dat er, naarmate de betekenis abstracter wordt, een nieuw werkwoord ontstaat dat zich losmaakt van zijn oorspronkelijke betekenis. Voordoen of voor doen (spelling weer een verhaal apart) kan je bij een plant pas doen als je het dilemma voor en achter hebt gesteld, maar bij een schort hoeft dat niet. Dankzij ons lichaam: doe je pet op (het hoofd), doe je schort voor (je buik), doe je schoenen aan (je voeten).
Maar goed, als je er maar wat van opdoet en ik je niks aandoe, zodat ’t er eigenlijk niets toe doet.
Lucas zegt
De categorie ‘doe maar’ is van een andere orde dan het planten voorbeeld. Je vervang namelijk het volledige werkwoord, niet een deel ervan. Het is niet ‘doe maar voor neer’ maar ‘doe maar voor’. Terwijl het rare is dat je bij aanzetten dus gaat naar ‘doe maar aan’; alleen het zetten valt weg, niet het bijvoeglijk naamwoord dat daarmee is samengesteld.
Het planten voorbeeld is van een geheel andere categorie: ‘A of B?’ Doe maar A. En dat is verder geen bijzondere variant, sterker nog, dat is precies het soort standaard ‘doe maar’ dat er dus schijnbaar niet is in de Noordelijke Nederlanden.
Je hebt dus ‘doe maar + bijvoeglijk naamwoord’ en ‘doe maar + voorzetsel’ (of +welke categorie ook, aangezien daar dus niet voor wordt geselecteerd); dat woorden als ‘aan’ zowel het een als het ander kunnen zijn is verwarrend, maar daarmee dus ook fascinerend. Waarom kun je wel ‘aanzetten’ vervangen door ‘aan doen’, maar (in dezelfde dialecten waar dat mogelijk is) ‘inschenken’ niet vervangen door ‘indoen’?
Die vraag blijft nog onbeantwoord.
Lucas zegt
Wat ik zeg is trouwens grotendeels onzin realiseer ik me; negeer het dus maar volledig.