Door Rudi Künzel
Ik heb Dick een halve eeuw gekend en twintig jaar daarvan met hem samengewerkt aan het Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200 (1987). We zijn elkaar blijven zien na zijn pensionering en mijn vrouw Anne-Ruth en ik hebben ook meermaals samen Henny en hem opgezocht. Ik was op hem gesteld.
Dick was een degelijk opgeleide mediëvist die hield van de ambachtelijke kant van het vak. Zijn proefschrift Een diplomatisch onderzoek van de oudste particuliere oorkonden van Werden (1960) is een briljant stuk werk.
Niermeyer was de eerste hoogleraar in de Middeleeuwse Geschiedenis aan de UvA. Hij had – zonder anderen te kort te willen doen – twee belangrijke leerlingen, Co van de Kieft en Dick Blok. Co volgde Niermeyer op toen die voortijdig stierf. Dick had toen al een eigen domein en werd eerst docent, later hoogleraar in de naamkunde in verband met de nederzettingsgeschiedenis.
Niet al zijn werk, maar wel veel ervan bestaat uit publicaties die tezamen een nieuw beeld van vroegmiddeleeuws Nederland hebben gecreëerd. Hij ging daarbij interdisciplinair te werk en stelde vragen die vanuit verschillende wetenschappen te beantwoorden waren.
Vanuit de geologie: waar was bewoning mogelijk? Archeologisch: waar is uit opgravingen aangetoond dat er bewoning was? Historisch: welke nederzettingen worden in middeleeuwse teksten genoemd? Vanuit de historische taalkunde namentypologisch: naar welke periode wijzen bepaalde typen nederzettingsnamen? Zo zijn b.v. plaatsnamen die uitgaan op heem ontstaan tot in de 9e eeuw en niet later. Op het gebied van de sociale en politieke geschiedenis: welke politieke eenheden bestonden er? Daarbij keek Dick naar oude streeknamen zoals Teisterbant, Betuwe, Veluwe, en ontwierp hij een nieuw beeld van het ontstaan van het graafschap Holland als een afzonderlijke eenheid binnen het vroegmiddeleeuwse Frisia = West-Nederland.
Op al die gebieden beschikte Dick over kennis, bij voorbeeld wat de taal betreft van de vroegmiddeleeuwse talen, oudnederlands, oudnoors enz. Dat alles in combinatie leverde een beeld op van de bewoonde gebieden in Nederland omstreeks 900: de terpen in Groningen en Friesland, in Noord- en Zuidholland de geestgronden, langs de grote rivieren de rivieroevers, en de zandgronden in Oost Nederland. Dick heeft dat neergelegd in zijn boek De Franken (1968, derde herzien druk 1979). Enkele andere voorbeelden van deze interdisciplinaire aanpak zijn zijn publicatie Teisterbant (1963) en zijn bijdrage aan de Geschiedenis van Drente (1985).
Dick publiceerde talrijke studies over afzonderlijke plaatsnamen en dorpen. Daarmee droeg hij bij aan de vroegste geschiedenis van die dorpen, maar ook aan de geschiedenis van grotere gehelen. Een voorbeeld daarvan is het artikel ‘De oudste namen van Wieringen’ in het tijdschrift Westfriesland Oud en Nieuw. Zulke detailonderzoeken heeft hij later verwerkt in De Franken en zijn bijdrage aan de geschiedenis van Drente.. Het is jammer dat ze niet gebundeld zijn.
Zijn naamkundig werk was niet alleen van belang voor de geschiedenis, maar ook voor de taalgeschiedenis. Geografische namen werden gevormd uit taalmateriaal dat op het moment van de vorming van de naam levend was. Namen liggen daarom als het ware als scherven op het land die verwijzen naar het taalkundig verleden. Oorspronkelijk Friese plaatsnamen in Noord- en Zuidholland werden later aangepast aan het Frankisch. Door dit proces te volgen kon Dick het opdringen van het Frankisch uit het Zuiden ten koste van het Fries reconstrueren.
Toen Marijke Carasso-Kok en ik het een keer over Dick hadden vonden we allebei dat hij de belangrijkste Nederlandse mediëvist van zijn generatie was. De archeoloog Carlos van Regteren Altena zei eens tegen me dat hij, meer dan hij zichzelf realiseerde, de archeologen de weg had gewezen waar te graven.
Dick was een man met vele kanten. Uitzonderlijk was hij in zijn belangstelling voor het werk van collega-onderzoekers. En hij was een heel goede lezer. Mensen wie om een oordeel gevraagd wordt over een artikel in wording hebben wel eens de neiging hun eigen gedachtegang op te dringen. Als je Dick om een oordeel vroeg bleef hij binnen jouw stramien, hij ging uit van wat jij wou zeggen, en daarbinnen stelde hij eventueel correcties voor.
Ik zal hem missen.
Laat een reactie achter