(Persbericht Radboud Universiteit)
Als mensen ‘uh’ zeggen doen ze dat vaak vlak voor weinig voorkomende woorden (‘uh… iglo’). Inhttp://een eye-tracking experiment laten onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen zien dat luisteraars kunnen voorspellen welk soort woord er na ‘uh’ komt. Zelfs als ‘atypische’ sprekers ‘uh’ zeggen voor ‘alledaagse’ woorden (‘uh… hand’) leren mensen de juiste (simpele) woorden te voorspellen – behalve als de spreker een buitenlands accent heeft.
Haperingen zoals pauzes, herhalingen en ‘uh’ of ‘uhm’ komen vaak voor in onze spraak: naar schatting zes keer per 100 woorden. Maar ‘uh’ komt niet zomaar willekeurig voor. Sprekers zeggen vooral ‘uh’ voor ‘lastige’ weinig voorkomende woorden (‘uh…iglo’). Eerder onderzoek van Hans Rutger Bosker van het Max Planck Instituut liet al zien dat luisteraars dit klassieke patroon van haperingen in spraak kunnen gebruiken om woorden te voorspellen: ‘uh’ is een aanwijzing dat er een ‘ongewoon’ of ‘moeilijker’ woord aankomt. Maar Bosker en zijn collega’s gingen nog een stap verder. Ze onderzochten of luisteraars ook een ander patroon van ‘uh’ zeggen zouden kunnen oppikken – bijvoorbeeld als ‘uh’ ineens op een heel onverwachte plek voorkomt.
Klik op uh… de iglo
De onderzoekers gebruikten de eye-tracking techniek om te meten naar welk voorwerp op een scherm mensen kijken. Twee groepen Nederlandse proefpersonen moesten naar een scherm kijken met twee voorwerpen – bijvoorbeeld een hand en een iglo. De proefpersonen kregen ofwel vloeiende instructies (zonder ‘uh’) ofwel niet-vloeiende instructies (met ‘uh’) te horen. In de ene groep hoorden de proefpersonen een ‘typische’ spreker met het klassieke patroon van ‘uh’ zeggen: vlak voor ‘ongewone’ laagfrequente woorden (“Klik op uh… de iglo”). In de andere groep hoorden de proefpersonen een ‘atypische’ spreker, die juist ‘uh’ zei voor ‘gewone’ hoogfrequente woorden (“Klik op uh… de hand”). Zouden de mensen in de tweede groep het onverwachte patroon van ‘uh’ zeggen oppikken en naar het ‘gewone’ voorwerp leren te kijken?
Zoals verwacht keken de luisteraars bij de ‘typische’ spreker al naar de iglo als ze ‘uh…’ hoorden – dat wil zeggen, al ver voor ze het woord ‘iglo’ zelf hoorden dus. Maar bij de atypische spreker pasten de proefpersonen deze ‘klassieke’ verwachting aan: bij ‘uh…’ keken ze al naar de hand – het gewone voorwerp – nog voor ze het woord ‘hand’ hoorden. “Dit bewijst dat luisteraars actief bijhouden waar en wanneer sprekers ‘uh’ zeggen en hun voorspellingen aanpassen aan de spreker”, concludeert Bosker.
Sprekers met een buitenlands accent
Zouden luisteraars hun voorspelling ook aanpassen als een niet-moedertaalspreker ‘uh’ zegt? In een vervolgexperiment lieten de onderzoekers de instructiezinnen inspreken door iemand met een zwaar Roemeens accent. In dit experiment leerden de proefpersonen de ongewone voorwerpen wel voorspellen bij een ‘typische’ spreker met een buitenlands accent (die dus ‘uh’ zei voor laagfrequente woorden). Maar bij een ‘atypische’ spreker met een buitenlands accent (die ‘uh’ zei voor hoogfrequente woorden) konden de proefpersonen de ‘gewone’ woorden niet leren voorspellen – ook al waren de zinnen hetzelfde als in het experiment met de moedertaalsprekers.
“Waarschijnlijk dachten de proefpersonen dat de niet-moedertaalspreker moeite had met het benoemen van simpele woorden”, legt medeauteur Geertje van Bergen uit. Blijkbaar gebeurt dat als mensen ‘atypische’ haperingen horen bij een spreker met een buitenlands accent – als een buitenlander ‘uh’ zegt voor gewone woorden als ‘hand’ of ‘auto’. “Luisteraars gebruiken de haperingen van een niet-moedertaalspreker dus niet als voorspellers voor woorden die erna komen, zelfs bij het nieuwe ‘atypische’ patroon van ‘uh’ zeggen”. Dat is interessant, want het wijst op een wisselwerking tussen het ‘bijhouden’ van haperingen en pragmatische inferenties: we houden haperingen alleen bij als we denken dat de spreker een betrouwbare ‘uhm-er’ is.
Een ‘hot topic’ in de psycholinguïstiek
Volgens de auteurs is dit het eerste bewijs dat mensen patronen van haperingen bijhouden en gebruiken in spraakverstaan – een vorm van distributioneel leren. “We weten al meer dan tien jaar dat haperingen voorspellers kunnen zijn, maar we laten nu zien dat de verwachtingspatronen ook kunnen veranderen. Mensen houden actief bij waar en wanneer specifieke sprekers ‘uh’ zeggen en passen hun voorspellingen aan over wat erna komt”, zegt Bosker. Distributioneel leren is sinds een aantal jaren een ‘hot topic’ in de psycholinguïstiek. “We breiden dit onderzoeksveld nu uit met distributioneel leren van ‘metalinguïstische’ informatie, zoals haperingen. Daarmee laten we het belang zien van distibutioneel leren voor allerlei aspecten van taal.”
Publicatie
Hans Rutger Bosker, Marjolein Van Os, Rik Does & Geertje Van Bergen (in press). Counting ‘uhm’s: how tracking the distribution of native and non-native disfluencies influences online language comprehension. Journal of Memory and Language. doi: 10.1016/j.jml.2019.02.006. Fulltext: https://pure.mpg.de/pubman/item/item_3029110
Laat een reactie achter