Jeugdverhalen over Joden (27)
Door Ewoud Sanders
Herkomst en drukgeschiedenis
‘Mathilde, het kleine Joodsche meisje’ werd in 1850 gepubliceerd in Het zendelingsblad voor de jeugd. Volgens Marjoke Rietveld-van Wingerden, die in 1995 een bibliografie samenstelde van jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen, werd dit verhaal al in 1845 in De gids der jeugd gepubliceerd. Later zou het in verschillende andere orthodox-protestantse jeugdbladen opduiken.
Samenvatting
Mathilde is negen jaar en kan goed leren. Van haar ouders mag ze naar een ‘Christenschool’, onder voorwaarde dat zij tijdens de godsdienstles handwerk doet. Omdat Mathilde steeds snel klaar is met haar handwerk, luistert zij aandachtig naar de godsdienstlessen. ‘Al wat zij hoorde, ging diep in haar hart.’ Al snel is het haar ‘vurigst verlangen’ om Jezus beter te leren kennen.
Vlak bij Mathilde woont een christelijk gezin met een vrome dienstbode, Elisabeth geheten. Elisabeth vertelt Mathilde geregeld over Jezus, want zij wil niets liever dan het joodse meisje bekendmaken met ‘den dierbaren Zaligmaker’.
Als Mathildes ouders merken dat hun dochter aan het veranderen is, verzoeken zij de onderwijzer nogmaals om hun dochter taken te geven tijdens de godsdienstles, maar ‘het was te laat’. Zodra Mathilde de naam Jezus hoort, veert zij op. Zij gaat zelfs aan ‘de deuren van Christenhuizen’ luisteren, ‘in de hoop dat zij van den Zaligmaker mogt hooren spreken’. Ook leent zij boeken van christenen op zoek naar meer informatie over Jezus. Mathildes ouders zijn bang dat hun dochter ‘eene Christin’ wil worden en halen haar van school.
Mathilde bidt tot Jezus of hij ervoor wil zorgen dat zij met Elisabeth mee naar de kerk mag. Tijdens dit gebed wordt ze betrapt en vervolgens door haar vader geslagen. ‘Mijn vader’, vertelt Mathilde aan Elisabeth, ‘meent dat het eene groote zonde is, tot den Heere Jezus te bidden.’ Toch wordt Mathildes gebed verhoord. Na haar kerkbezoek mag Mathilde niet meer met Elisabeth omgaan en alleen nog met ‘Jodenkinderen’ spelen.
Zes weken later ontmoet Mathilde Elisabeth bij toeval op straat. De vrome dienstbode zegt tegen haar: ‘Bid den Zaligmaker dat Hij u spoedig tot zich neme!’ Mathilde vertelt dat ze hier dagelijks om bidt en dat zij er voortdurend naar verlangt ‘om eenmaal bij Hem in den hemel te komen’.
Een paar dagen later wordt Mathilde ziek. Haar toestand lijkt niet ernstig en Mathildes moeder maakt zich dan ook geen zorgen, maar kort nadat Elisabeth haar heeft bezocht, sterft Mathilde.
Het verhaal eindigt met enkele citaten uit een brief van Elisabeth – kennelijk de bron voor het hele bekeringsverhaal. Elisabeth schrijft: ‘Het gelukkige kind bleef nog vier dagen lang adem halen; toen behaagde het den Heere haar in zijne ruste te doen ingaan.’
Doelgroep
Het zendelingsblad voor de jeugd was het eerste zendingsblad voor kinderen. Het verscheen tussen 1850 en 1868 en was een orthodox-protestants maandblad. Het verhaal over Mathilde eindigt met een boodschap aan de lezers: ‘Ik hoop dat deze geschiedenis mijnen lezers wat meer liefde voor hun Joodsche medezondaren zal hebben ingeboezemd, en dat zij zich in de kracht van God er op zullen toeleggen, door woord en voorbeeld het hart van die Jodenkinden voor den Heere Jezus te gewinnen, met welke zij welligt eenigen omgang hebben of in aanraking komen.’
Eveline Van Ditmarsch zegt
Ik las vroeger: Het Jodinnetje van Elspeet, een prachtig verhaal over een klein joods meisje dat dankzij haar tante , opera zangeres, met haar ouders herenigd wordt….