Door Sterre Leufkens
Ik ben er weer ingetrapt: ik heb een taalirritatietest gedaan, en het gevoel dat ik wist dat zou komen is er inderdaad: ik heb een aanval van taalirritatietestirritatie. Het voordeel van het hebben van een blog is dat je zulke emoties meteen lekker van je af kunt schrijven! Bij dezen: een lekker zuur en chagrijnig maar terecht kritisch stukje!
In de test krijg je een aantal woorden en frases voorgelegd, die vaak genoemd worden als taalergernissen: zeg maar, oudjes, ik heb zoiets van – je kent ze wel. Je moet als invulster dan vertellen hoe erg je je aan die dingen ergert, op een 5-puntsschaal van ‘Ik vind dit geweldig’ tot ‘Ik erger me kapot’.
Daar gaat het bij mij al mis, want wegens ernstige beroepsdeformatie kan ik niet gewoon denken in termen van ‘mooi’ of ‘lelijk’ – ik ga me meteen afvragen waaróm deze dingen ergerlijk zouden zijn. Dat verschilt nogal per geval: soms gaat het om woorden of frases die je zó vaak hoort (met reden) dat het misschien irritant wordt (zeg maar), soms gaat het om denigrerende woorden (oudjes), soms gaat het om taalvariatie (hun hebben) en/of om het verschil tussen gesproken/geschreven taal (me boek), en ga zo maar door.
Ik zou best willen weten welke van die categorieën mensen het ergerlijkst vinden, maar dat wordt niet bevraagd: de test meet alleen het irritatieniveau van de invullers. Nu kan ik je op een briefje geven dat vooral de mensen die zich identificeren als taalpurist deze test gaan invullen. Confirmation bias heet dat: je test zit zo in elkaar dat er sowieso uitkomt wat je verwacht. Je weet namelijk van tevoren dat de mensen die het invullen juist de mensen zijn die zich groen en geel ergeren aan alle voorbeelden. De woorden en frasen zijn daar tenslotte op uitgezocht.
Maar wacht, het onderzoek wil iets nieuws doen: kijken of er bepaalde eigenschappen zijn die bepalen wat je irritant vindt. Op het eind van de test moet je geslacht, leeftijd en postcode invullen. Nou, wie zou zich het meest ergeren aan het woord ‘YOLO’ – een jongere of een oudere? Spannond!!1! Ik heb me overigens voorgedaan als man van 80, dus de uitkomsten zullen niet geheel betrouwbaar zijn.
Het vervelende aan het verhaal is intussen dat het mensen sterkt in hun kortzichtige taalirritaties. Terwijl bijvoorbeeld me boek al heel lang voorkomt, zeg maar een duidelijke functie heeft, en ook hun hebben niet zomaar dom is, maar een voorbeeld van een (haalt diep adem) heroriëntering van ons grammaticale gevoel. Geef dan bij de antwoorden (of in het tijdschrift) uitleg over waaróm mensen dit zeggen. Quest is toch bedoeld om nieuwsgierigheid te prikkelen? Daar zie je niks van terug: irritaties scoren, klikkerdeklik!
Uitslag
Hoe dan ook. Mijn irritatiegrens werd pas echt bereikt bij de uitslag. Die luidde in mijn geval namelijk als volgt:
Wat ben jij zen, zeg! Het maakt je niet uit wat voor lelijke woorden anderen uit hun mond weten te krijgen, je blijft eeuwig chill. Maar aan de andere kant: als we allemaal zo taaltolerant waren als jij, zou de Nederlandse taal binnen no-time onherkenbaar veranderen.
Allereerst: “wat voor lelijke woorden“? Dit is nou juist waar de test over ging: of je het lelijk vindt of niet. Ik vond sommige woorden juist hartstikke mooi, maar daar krijg ik nu opeens ongelijk in – wat trouwens ook al blijkt uit dat je meer punten krijgt als je meer dingen lelijk vindt. Ik dacht dat om mijn mening gevraagd werd, maar de makers van de test vullen die mening al in.
En dan die laatste zin*: die veronderstelt patsboem een verband tussen tolerantie en taalverandering. Huh? Hoezo binnen no-time? Hoe weet je dat? Of dat verband er is, is een empirische vraag, waar helaas nauwelijks onderzoek naar wordt gedaan. Maar ook zonder het antwoord op die vraag te kennen, weet ik wel dat een taal niet opeens onherkenbaar verandert. Taalgebruikers willen namelijk het grootste deel van de tijd graag begrepen worden.
Stel je een wereld voor zonder taalpuristen die zich groen en geel ergeren aan bepaalde nieuwe woorden en constructies (ik word er spontaan wat rustiger van). Zouden taalgebruikers dan opeens allemaal woepwoep flippiefloep gaan zeggen? Zinnen als ‘Me loopen kikkerbil’ gebruiken? Nee, want als ze dat zouden doen, zouden ze niet begrepen worden door andere taalgebruikers. Ze zouden zeker af en toe nieuwe vormen introduceren, en als die begrepen worden en een of ander voordeel hebben, zullen ze misschien beklijven, en anders verdwijnen ze weer. Niks nieuws of verontrustends onder de zon. Pak je Couperus of je Bredero er maar eens bij. Taal verandert altijd, maar onherkenbaar, in no-time? Doe niet zo mal.
Zo hèhè nounoun poehpoeh, ik ben weer een beetje zen geworden. Dat bloggen, dat kan ik jullie allemaal aanraden, het is echt goed voor je cholesterol! En als je niet wilt schrijven, dan kun je ook gewoon lezen, bijvoorbeeld het boek ‘Kids, koffietjes en comfortzone‘ (dat kun je winnen met de test, maar je kunt het ook gewoon kopen! Meer royalties voor goede taalkundigen). Daarin lees je meer over waaróm mensen zich zo met zo veel graagte aan taal ergeren, en dat is pas echt interessant.
Dit stuk verscheen eerder bij Milfje Meulskens.
Na een kritische tweet beloofde redacteur Frank Beijen dat hij naar de zin gaat kijken; fijn zo. Vooralsnog staat ‘ie er nog, maar hopelijk komt er snel iets genuanceerders voor in de plaats.
Joke van Overbruggen zegt
Herhaling van woorden is irritant ook bij sprekers: laatst was een mevrouw aan het
woord over een aktueel onderwerp, en binnen twee minuten had ze 5 keer het
woord “komplex” laten vallen.