Door Siemon Reker
Inwijding Haags leven begint met het moment dat iemand als jurist afstudeert en zijn voogd-oom hem met een aantal levenslessen de wijde wereld in stuurt. De oom van de net beëdigde advocaat is hoogleraar in het Staats- en administratiefrecht. De roman eindigt (in mijn editie 430 bladzijden later) met een epiloog waarin duidelijk wordt wat de volgende maatschappelijke stap van Theodoor van Onderwaarden is geworden. Daarin speelde die oom, Baron Huizingen, een doorslaggevende rol maar in het grootste deel van het boek is hij verder bijna helemaal afwezig. Wat Theodoor op die 430 pagina’s meemaakt is zijn inwijding in het leven van Den Haag rond 1900
Het boek had daarom ook Leerschool kunnen heten, in de tegenwoordige tijd wellicht Postdoctoraal, of een andere term die iets vergelijkbaar initiërends uitdrukt. Nu moest Marcellus Emants in Een woord vooraf melden dat hij besefte dat Carel Vosmaer niet eens zo lang voordien óok een boek met de titel Inwijding had geschreven: plagiaat opgeheven. Vosmaer was ouder dan Emants maar geboren in Den Haag (Emants in Voorburg, laten we precies blijven) en beiden waren jurist én actief in de letteren. Nu ja, Emants (1848-1923) was bijna klaar met zijn rechtenstudie toen zijn vader overleed en hij stopte daar vervolgens direct mee omdat het geld van de erfenis hem in staat stelde, te gaan schrijven. Vosmaer (1826-1888) voltooide z’n studie wel, werd advocaat en was pas na enkele stappen in een succesvolle juridische loopbaan op een full-time schrijverschap overgegaan. Marcellus Emants brak met een familietraditie door geen rechterlijke functies te bekleden.
Hij werd na zijn afgebroken studie succesvol auteur en is waarschijnlijk nog het meest bekend door Een nagelaten bekentenis. Hij schreef niet alleen romans maar vooral veel toneelstukken. Dat kan niemand verbazen die oom Huizingen in de eerste Inwijdings-bladzijden heeft zien spreken: hij eindigt veel van zijn bijdragen met de vragende uitroep Wat?, die helemaal geen vraag maar een onderstreping van zijn eigen woorden is. Op de eerste bladzijde zegt hij bij het afstudeer-etentje bijvoorbeeld op het dankwoord van de jonge advocaat of hij kan blijven rekenen op ooms hulp: “Geen dank, m’n jongen, geen dank. Natuurlik zal ik je helpen zoveel ik kan. Natuurlik…. natuurlik. Als er gelegenheid is. Eerst eens zien…. eens kijken…. Wat?” Zoals het hoort bij een bepaald soort toneel, dat Wat? keert diverse malen terug, onder andere in het basale levensadvies: “Blijf in je goeie plooi…. blijf in je goeie plooi. Wat?”
Inwijding is net als Een nagelaten bekentenis een voorbeeld van het naturalisme, het kan de lezer aan het eind niet verbazen dat Tonia, de tweede hoofdpersoon naast Theodoor, in een ellendige sfeer overlijdt. Tonia is wat technisch heet de maintenee, de ongehuwde vrouw uit een lagere klasse die door een man uit een beter gesitueerd milieu wordt onderhouden. Van Dale omschrijft het op twee manieren: “meisje, vrouw met wie een man, buiten zijn huwelijk om, een min of meer duurzame seksuele relatie onderhoudt en voor wie hij de kosten van levensonderhoud, huur e.d. betaalt” en in het verlengde hiervan minachtend “prostituee”. Theo is overigens niet gehuwd, Tonia is voor hem alleen een geheime relatie omdat hij door standsverschil niet met haar kan trouwen. Hij onderhoudt niet enkel haar maar indirect ook enkele anderen uit haar omgeving.
Vooral door Tonia’s mateloze jaloezie en achterdocht wordt de relatie enkele malen verbroken, na een “standje” wat hier ‘een forse ruzie’ betekent. Zonder dat Theo dat weet, is zij in verwachting, pleegt abortus, wordt ziek en overlijdt daaraan uiteindelijk: dat bericht wordt aan Theo overgebracht door Tonia’s vader met wie hij eerder eenmaal communiceerde over haar jaloezie en die toen vertelde: “Och, meneer, ‘t is ‘n engel van goedheid; maar jaloers…. jaloers…. d’r moeder as twee droppele water.”
Oom Huizingen, de vervangende vader van Theodoor, sprak zichtbaar totaal anders dan Tonia’s vader. Dat maakt Emants ook in zijn schrijfwijze duidelijk waarin de spreektaal een zeer belangrijke plaats krijgt, ook een kenmerk van naturalisme. Hij verdedigde zich daar als het ware voor in dat eerder genoemde Een woord vooraf: “Wat de spelling aangaat, heb ik mij gehouden aan de beginselen voorgestaan door de Vereniging tot vereenvoudiging van de schrijftaal en juist daarom in die vereenvoudiging meer matiging betracht dan mij persoonlik wel aanstond.
Moge dit water-in-de-wijn-doen het gewenste gevolg hebben en wederom een deel van het publiek overhalen zich bij ons aan te sluiten, om de Nederlandse schrijftaal te behoeden voor de zotternijen van een Engelse spelling, die onvermijdelik ook aan het Nederlands ten deel zullen vallen, als wij er niet tijdig voor zorgen, dat de dode schrijfwijs vervormd wordt naar de levende taal.”
Reclame voor een speciale spelling, het geeft de mogelijkheid om preciezer naar Emants’ taal te kijken.
Deze post verscheen eerder op het blog van Siemon Reker.
Laat een reactie achter