Door Lotte Jensen
Onlangs uitte Harald Merckelbach, hoogleraar rechtspsychologie aan de Universiteit Maastricht, in een column in NRC Handelsblad stevige kritiek op de brandbrief die een groep hoogleraren en prominenten naar de Tweede Kamer stuurden. Zij uitten daarin hun zorgen over het oprukkende Engels aan universiteiten en de op handen zijnde wetswijziging. Volgens het wetsvoorstel mogen universiteiten voortaan onderwijs in een andere taal aanbieden, mits de meerwaarde daarvan kan worden aangetoond. De groep ondertekenaars vreest voor een verdere ondermijning van de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs, met alle kwalijke gevolgen van dien.
Merkelbach beticht de ondertekenaars onder meer van ‘randstedelijk egocentrisme’. Vreemd, wanneer je naar de landelijke en zelfs internationale spreiding van de ondertekenaars kijkt. Anders dan hij schrijft, streven zij geen verbod op het Engels na, maar een bescherming van de positie van het Nederlands als academische onderwijstaal. Dat is geen sinecure. Onlangs nog constateerde de Inspectie op het Hoger Onderwijs dat bijna de helft van de instellingen in het hoger onderwijs (inclusief twee universiteiten), niet over de wettelijk verplichte gedragscode beschikt, die motiveert waarom een instelling in een andere taal dan het Nederlands onderwijs verzorgt. Bij de groep die deze wel heeft, ontbreekt bij de helft de noodzakelijkheidseis. Frans van Heest schreef in Science Guide een verslag van het debat dat hierover in de Tweede Kamer werd gevoerd. In de Kamer klonk vooral de zorg dat onderwijsinstellingen voor het Engels kiezen om de instroom te vergroten, terwijl een goede inhoudelijke motivering om voor het Engels te kiezen ontbreekt.
Merckelbachs pleidooi laat eenzelfde armoede ten aanzien van inhoudelijke gronden zien: hij komt niet verder dan de constatering dat de staatskas gaat rinkelen, wanneer 25 % van de buitenlandse studenten na afloop van de studie in Nederland blijft. Zonder enige argumentatie stelt hij dat we het Nederlands voortaan maar aan de Randstedelijke universiteiten moeten overlaten, zodat de universiteiten daarbuiten hun ‘Europese rol’ kunnen vervullen (lees: over kunnen gaan op het Engels). Iedere universiteit zou haar taalbeleid op orde moeten hebben, ongeacht haar geografische locatie. Daar horen opleidingen in het Nederlands en andere talen bij (Frans, Duits, Spaans), ook buiten de Randstad.
Laat een reactie achter