Door Lucas Seuren
In april gaf Noam Chomsky, de godfather van de moderne taalkunde, twee lezingen aan MIT. Het zullen voor de meeste mensen niet de meest eenvoudige lezingen zijn geweest: hij praat immers tegen taalkundigen over taalkunde en Chomsky kan bijzonder complex uitleggen. Maar zoals wel vaker met Chomsky weet hij complexe zaken soms ook heel eenvoudig voor het voetlicht te brengen. De lezingen zitten vol fascinerende observaties en discussies, maar een van de meest interessante—in mijn ogen—is zijn opvatting over data: wat moet je bestuderen om taal te begrijpen?
Harde wetenschap
Wie een beetje bekend is met de generatieve taalkunde zal ook bekend zijn met het soort constructies dat in deze discipline regelmatig wordt geanalyseerd: zinnen die je nooit in het dagelijks leven zult tegenkomen. Heel misschien in geschreven vorm, maar zeker niet in gesproken vorm. Het zijn vaak abstracte, structureel complexe zinnen, en mensen praten nu eenmaal vaak in simpele zinnen, fragmenten, of zelfs losse woorden. Als taal in de wereld zo anders is, waarom zou je je dan bezig houden met dit soort rare zinnen die alleen bestaan in je voorstellingsvermogen?
De redenering die Chomsky geeft is heel simpel. Zijn doel is en was om van taalkunde een echte wetenschap te maken—als onderdeel van de cognitiewetenschappen—en echte wetenschap houdt zich niet bezig met observaties van de wereld.
Nu zul je, als je net zo redeneert als ik, ongetwijfeld denken Wacht! Maar de natuurkunde, scheikunde, en sterrenkunde houden zich toch juist bezig met het ontleden van de wereld om ons heen in regelmatigheden om zo de wetten van de natuur te ontdekken? Ik heb een aantal jaren sterrenkunde gestudeerd nota bene, en voor examens moest ik observaties gebruiken: bijvoorbeeld, op basis van de kracht en kleur van geobserveerd licht, wat is de afstand tot een bepaalde ster? Maar het punt dat Chomsky maakt gaat wat verder.
Denkexperimenten
Wetenschap draait weliswaar om observaties in de werkelijkheid, maar de wetenschapper probeert niet direct een verklaring te zoeken voor het geobserveerde fenomeen als geheel. In plaats daarvan is stap 1 het ontleden van de observaties in zijn elementaire delen. Chomsky zelf geeft als voorbeeld een bal die over een wrijvingsloze helling rolt in een vacuum: dit is het soort probleem dat je op de middelbare school bij natuurkunde voorbij zult zien komen, maar niet in de wereld om ons heen. Wrijvingsloze hellingen bestaan niet, en als ze al bestonden, dan zou de bal helemaal niet kunnen rollen. Maar juist door dit soort imaginaire vraagstukken kun je de wereld om ons heen wel begrijpen.
Stel je wilt weten hoe snel een bal van een helling rolt. Als je niet eerst probeert het probleem te ontleden, dan kom je op een “natuurwet” die alleen geldt voor een specifieke bal, met een specifieke helling, op een specifieke plek op aarde. Je kunt er geen regelmatigheden uit afleiden. Maar als je het probleem ontleedt en onderzoekt wat de juiste data zijn van je vraag, dan kun je de onderliggende wetten afleiden en die combineren om vervolgens te berekenen hoe een willekeurige bal, van een willekeurige helling afgleidt, op een willekeurige plek op aarde. Dat is niet plots eenvoudig, maar het kan tenminste.
Echte taal
Terug naar taal. Chomsky’s punt is dat wie taal wil begrijpen niet kan kijken naar taal in de wereld om ons heen. Dat is niet de elementaire vorm van taal, maar een vorm die tot stand komt onder invloed van allerlei andere variabelen die we niet kennen en waar we geen controle over hebben. Echte taal is het onderliggende cognitieve systeem dat ons in staat stelt om structuren te vormen die we vervolgens kunnen uitspreken via allerlei andere systemen. Anders geformuleerd, we willen weten wat er mogelijk is, en hoe die structuren gevormd en begrepen kunnen worden. Alleen dan kunnen we bepalen wat de grenzen zijn van taal en alleen dan kunnen we afleiden wat het onderliggende systeem is.
Taalobservaties en taalexperimenten zeggen in dat opzicht niet zo veel, omdat we nog niet hebben uitgezocht wat de onderliggende wetmatigheden zijn—met we bedoel ik mensen die geen generatieve taalkunde beoefenen. Je kunt natuurlijk wel experimenten doen, net zoals we al decennia kunnen testen wat er gebeurt als je een bowlingbal en veer laat vallen in een vacuüm. Maar experimenten zijn er om theorieën te testen, en die theorieën zijn nog altijd niet goed uitgewerkt.
Het is een interessant perspectief, en het laat goed zien dat Chomsky van taalkunde een echte wetenschap heeft willen maken en nog altijd wil maken. Het is alleen een perspectief dat niet door iedereen gedeeld wordt. Menig taalkundige verwerpt het als een kunstmatig perspectief dat bijvoorbeeld heeft kunnen onstaan doordat we geschreven taal hebben; we hebben als mensen abstracte en complexe taalstructuren ontwikkeld en kunnen ze begrijpen, omdat we ze nodig hebben in schrift. Maar schrift is niet taal, het is afgeleid van taal om om te kunnen gaan met beperkingen van ruimte en tijd: je wilt informatie vastleggen om die over te dragen aan iemand elders in de wereld. De enige echte taal, en daarmee de enige echte data, is gesproken taal.
Open vraag
De vraag is dan natuurlijk, wie heeft er gelijk? En tot op heden is daar geen bevredigend antwoord op te geven. Dat wil zeggen, ik denk niet dat huidige theorieën dusdanig ver zijn dat ze adequaat en uitputtend kunnen beschrijven en verklaren hoe taal werkt. Chomsky denkt daar uiteraard anders over—zijn versie is de enige die in lijn zou zijn met evolutieleer—net zoals veel andere taalkundigen binnen hun respectievelijke disciplines denken dat hun versie klopt.
Hoewel ik sceptisch ben dat taal onafhankelijk van zijn productiesysteem (het menselijk lichaam) geanalyseerd kan worden, zie ik zeker de logica en waarde van het bestuderen van een onderliggend cognitieve systeem dat mogelijk veel simpeler is, en mogelijk ten dele los staat van gesproken taal: taal maakt gewoon slim gebruik van hoe ons brein werkt. Uiteindelijk willen alle taalkundigen weten hoe ons brein taal mogelijk maakt en aangezien het nog niet mogelijk is om definitief te zeggen wat de rol is van taal in ons cognitief systeem, moeten beide routes verkend worden.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Dus Chomsky wil de ‘competence’ bestuderen?
Henk Smout zegt
Waarom dat vraagteken?
Marc van Oostendorp zegt
Je hebt het een paar keer over ’taal in de wereld om ons heen’. Het is wel belangrijk om uit te spellen dat taal nooit zomaar in ‘de wereld om ons heen’ zit. Dat iets überhaupt taal is, is altijd alleen vast te stellen door (menselijke) interpretatie. Objectief gezien is een corpus een verzameling elektrische pulsen, of hoe noem je dat.
Daar komt bij dat in ieder geval voor Chomsky de taal ook een instrument is van het denken. Hij heeft zelfs herhaaldelijk gezegd dat volgens hem dit de belangrijkste functie van taal is, ook kwantitatief, dus dat een mens gemiddeld veel meer zinnen denkt dan uitspreekt. Als je dat aanneemt, is zelfs onduidelijk of de zinnen in ‘de wereld om ons heen’ wel representatief zijn voor wat de taal vermag.
En het is nóg ingewikkelder, want als je taal als cognitief object ziet, of als de lens waarmee wij de wereld bezien, dan zit taal dus niet ‘in de wereld om ons heen’, maar in onszelf.
Lucas zegt
Je zegt het al, Chomsky gaat uit van een bepaalde visie van wat taal is. Maar aangezien hij niet kan bewijzen dat die visie klopt, en anderen met alternatieve visies niet kunnen bewijzen dat hun versie wel klopt en die van Chomsky niet, en beide een academische mate van plausibiliteit hebben, moet je ze beide serieus nemen. Ook al denken Chomsky en die anderen daar wellicht volstrekt anders over (en dan druk ik me nog zwak uit)
Veel meer heb ik er niet over te zeggen, want ik heb geen zin om onschuldig slachtoffer te worden in de zoveelste taaloorlog 😀 ik ben slechts omstander; slimme mensen mogen uitzoeken hoe het werkt en dan aan minder slimme mensen zoals ik het uitleggen.