Jeugdverhalen over joden (45)
Door Ewoud Sanders
De Kleeren maken den Man (1848)
Auteur: onbekend
Herkomst en drukgeschiedenis
De Kleeren maken den Man verscheen begin 1848 als nummer 21 in een reeks prentenboekjes van uitgeverij G.B. van Goor in Gouda. Auteur en tekenaar ervan zijn onbekend. Het boekje bevat veertien afbeeldingen – handgekleurde houtsneden – van personen met daaronder telkens ‘een lief [vierregelig] versje in den regten kindertoon’, aldus de achterflap.
Op de titelpagina staat:
Wie is er, die de spreuk niet weet:
‘Men schat de menschen naar hun kleed’?
Ja, ’t is afhankelijk van uw kleêren,
Of ge u ziet smaden of vereeren.
Na enkele tekeningen van onder meer een predikant (‘Elk ziet aan mijn driepunthoed,/Dat hij mij vereeren moet’) en een harlekijn (‘Maar ’t zal heel wat anders zijn,/ Kleed ik mij als Harlekijn’), volgen deze twee prentjes en versjes:
Dus gekleed, met langen baard,
Maak ik ’t jonge volk vervaard [bang];
’t Is of me ieder, die me aanschouwt,
Voor een Orang-oetang houdt.
En veel erger nog zal ’t zijn,
Als ’k in ’t lompenpak verschijn,
Loopende als Augurken-jood…
o Dan is mijn jammer groot!
In het slotversje volgt de moraal: niet kleren maken de man, maar zijn kennis en deugdzaamheid:
’t Is waarheid wat het spreekwoord leert,
Al is het dan ook glad verkeerd:
De kleêren maken hier op aard,
Ons eerbied of verachting waard.
Dat moest niet zijn! – Neen, lieve Jeugd,
Streef gij naar wetenschap en deugd,
Dan wordt gij wis in elken stand.
Een sieraad van uw Vaderland.
Zoo gij uw taak met eer vervult,
Dan zal het kleed, dat u omhult,
Hoe schamel ’t ook den trotschaard schijn,
U nimmermeer tot schande zijn.
Doelgroep en receptie
Van De Kleeren maken den Man heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter