Hoofdredactie Neerlandistiek
“We gaan hem natuurlijk net zo kritisch in het openbaar volgen als zijn voorgangers”, kondigden we een paar jaar geleden aan toen Hans Bennis Algemeen Secretaris werd van de Taalunie. Publicatietechnisch doet kritiek op de Taalunie het namelijk altijd goed, op Neerlandistiek.
Maar er was de afgelopen jaren weinig aanleiding toe. Ook elders klonk voor zover we hebben kunnen zien geen wanklank. Het werd eindelijk weer eens rustig om de Taalunie en men ging er eindelijk aan het werk. Belangrijke taken, zoals de zeer teleurstellende staat van het onderwijs Nederlands op allerlei niveaus, werden eindelijk ter hand genomen, en dit altijd in goed overleg met allerlei betrokkenen. Ook intern keerde de rust weer: waar onder vorige algemeen secretarissen de redactie van Neerlandistiek soms letterlijk anonieme post kreeg, enveloppen vol zogenaamd belastend materiaal, is het nu stil gebleven.
Ter harte
De Taalunie is als overheidsorgaan gaan doen wat de overheid moet doen: faciliteren dat betrokken burgers en deskundigen in goed onderling overleg gaan proberen de problemen op te lossen. De situatie van het onderwijs Nederlands is zorgelijk in Nederland en Vlaanderen, en ook buiten het taalgebied investeert de Taalunie veel minder dan zelfs veel kleinere taalgebieden (zoals Hongarije). De nood is overal hoog en dan is het prettig dat er iemand aan het roer van een overheidsorganisatie ziet die deze noden een beetje ziet.
De banden met de taalwereld werden zo goed dat twee belangrijke partners zelfs in het pand van de Taalunie zijn ingetrokken: de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek en het Genootschap Onze Taal.
Het zong al een paar maanden rond maar helaas heeft Bennis nu aangekondigd dat hij zich vanwege fysiek ongemak genoopt ziet om per 1 februari terug te treden. De Taalunie heeft meteen een vacature doen uitgaan. Dat is natuurlijk slecht nieuws voor hem, maar ook voor iedereen die het Nederlands ter harte gaat.
Rook uit het magazijn
Traditiegetrouw zal de volgende Algemeen Secretaris waarschijnlijk een Vlaming zijn. Het valt te hopen dat het iemand is met dezelfde kwaliteiten als Bennis: een bestuurlijk en inhoudelijk zwaargewicht; iemand die weet hoe je mensen bij elkaar kunt krijgen; iemand die het wonderlijke taalwereldje in Nederland en Vlaanderen begrijpt; iemand ziet hoe hoog de nood op een aantal punten is en zich daarin niet tegen de mensen keert met wie hij moet werken maar tot hen; en iemand die bereid is een baken te zijn in deze woelige tijden waarin allerwegen op taal en cultuur wordt ingehakt.
We verkeren in een heel cruciale periode, waarin het heel belangrijk is dat de overheid inziet dat je een taal en een literatuur nu ook weer niet helemaal gratis krijgt. Dat er misschien niet eens zoveel geld naartoe hoeft – de begroting van de Taalunie zal altijd een schijntje zijn als je ze afzet tegen de nationale budgetten – maar dat deze wel goed moeten worden besteed.
Het is geen tijd voor experimenten met verandermanagers, of voor figuren met een duidelijke eigen politieke agenda, of mensen die menen dat zij weleens even zullen gaan vertellen hoe het allemaal zit. Een verfrissende visie is niet nodig; wie de problemen ziet, weet dat ze moeten worden aangepakt. Het is evenmin nu tijd voor al te kreukloze beleidsambtenaren die braaf op de winkel passen nu er uit het magazijn al rook tevoorschijn komt. We hebben iemand nodig die de noden ziet en ons, in het werkveld, helpt de brand te blussen.
We hopen er maar het beste van. Het bovenstaande is ongeveer het profiel in de vacature en er zijn in Nederland en Vlaanderen wel een paar mensen die we het graag zien doen. Alleen: de sollicitatiebrieven moeten naar minister I. van Engelshoven.
Jeroen Clemens zegt
Zou je het zelf niet doen, Mark?
Marc van Oostendorp zegt
Nee, niks voor mij. Ik zou misschien willen dat ik het kon, maar ik kan dat soort werk niet.