Door Jos Joosten
Bij de presentatie van Romantici en revolutionairen, het nieuwe boek van Rick Honigs en Lotte Jensen over Literatuur en Schrijverschap in Nederland in de 18e en 19e eeuw, was een van de sprekers schrijfster Nelleke Noordervliet. Het onderwerp van haar voordracht: wat is een schrijver nog vandaag de dag?
Ik las dat bij Carel Peeters in ‘Vrij Nederland’, en van hem is ook de parafrase waar mijn oog achter bleef haken:
Noordervliet vroeg zich af: wat was de schrijver toen de koningin nog op het Boekenbal verscheen? De schrijvers waren het waard dat de koningin naar het Boekenbal kwam en dat ze aan haar werden voorgesteld. Zoals er ook een tijd was dat de P.C. Hooft-prijs werd uitgereikt door de minister van cultuur. Dat het de minister was betekende dat de waardering afkomstig was van de Nederlanders en hun cultuur, namens wie de minister de prijs uitreikte. En niet, zoals nu, door de voorzitter van de jury van de P.C. Hooft-prijs. Dat wil zeggen: door een sigaar uit eigen doos.
Een wat trieste oprisping van nostalgie.
De Vorstin op het Bal als hoogst haalbare.
Laten we het ons één tel voorstellen, de malle vertoning dat onze huidige vorst, die naar mijn weten nog nooit op enige affiniteit met welke literaire uiting dan ook te betrappen is geweest, plots handjes komt schudden en geïnteresseerd gaat staan doen op een CPNB-feestje.
De winst?
Dat je als boekenfeestje op gelijke hoogte staat met de feestelijke opening van een nieuwe, hoogtechnologische bietenpulpfabriek te Heerenveen.
En je vraagt je af welke enigszins zelfbewuste schrijver er eer in zou stellen om zich publiekelijk als lakei te willen afficheren.
Nog wat curieuzer is Noordervliets tweede overweging, over de P.C.Hooftprijs die vroeger tenminste nog door de Minister van Cultuur werd uitgereikt. Van het idee dat een literaire prijs aan cachet zou winnen als-ie uitgereikt werd door Minister van Engelshoven schiet elk zichzelf respecterend mens natuurlijk acuut in een onstuitbare hiklach.
Maar los van die wat tijdgebonden overweging verbaast me deze opmerking juist van iemand met het historisch bewustzijn van Noordervliet. Ik hoef haar vast niet uit te leggen waaróm de P.C.Hooftprijs sinds 1986 niet meer door de Minister wordt uitgereikt: omdat toen gebeurde waar (in bepaalde politieke kringen) al decennia voor gevreesd was, namelijk dat de (onafhankelijke) jury van de staatsprijs weleens kon komen met een kandidaat die niet zou stroken met de ideologische (of privé-) opvattingen van de (dit keer christendemocratische) minister.
Elco Brinkman weigerde de bekroning van Hugo Brandt Corstius te ondertekenen. Dit alles had als uiteindelijke, gelukkige uitkomst de huidige constructie – met een nu werkelijk onafhankelijke jury. Zodat straks niet Minister van Cultuur Harry Mens, uit het kabinet Baudet I, de honneurs waarneemt.
Voor het aanzien van de literatuur (en ik geloof zelf, allicht naïef, dat dat aanzien – op 21ste-eeuwse wijze – trouwens nog altijd heel behoorlijk is) moeten we het, om kort te gaan, niet hebben van een omfloerst verlangen naar hoe goed het vroeger in werkelijkheid helemaal niet was.
Esther Bouma zegt
Als je de positie (koning) of het ambt (minister) loskoppelt van de vertegenwoordigende persoon en die persoon zich ook bewust is van zijn/haar dienende functie en zijn/haar mening dus ondergeschikt maakt aan die positie, heeft Noordervliet wel een punt m.i. .Dan zou het een geste van de hoogste orde zijn die schrijvers ten deel valt en die zij als grote cultuurdragers ook verdienen. Maar goed ik woon in Duitsland waar dit soort zaken veel statusgevoeliger liggen.
Joke Overbruggen, van zegt
Koning Willem-Alexander heeft in zijn hoedanigheid als prins, een aantal jaren geleden in een speech gezegd
dat hij het werk van Willem-Frederik Hermans gelezen heeft en daar een enorme bewondering voor heeft