Jeugdverhalen over joden (64)
Door Ewoud Sanders
Auteur: onbekend
In 1830 gaf de Amsterdamse boekhandelaar Hendrik Moolenijzer een reeks van vier kleine boekjes uit onder de titel Prentenkamer voor de jeugd, waarin het nuttige met het aangename is vereenigd. Het eerste deeltje bevat, naast een handgekleurde gravure van ‘De appelen jood’, een korte tekst die begint met een rekenvoorbeeld en eindigt met een voedingsadvies. Het rekenvoorbeeld heeft de vorm van een gesprek:
Dirk! zoek er de grooten wat uit. Voor hoeveel geld koopt gij?
[Dirk:] Voor vijf centen.
Hoe veel appelen hebt gij daar voor?
Vijf.
Hoe veel is dat het stuk?
Een cent.
En als gij nu tien centen besteedt? Dan hebt gij er tien; niet waar?
Het voedingsadvies luidt als volgt: ‘Eet niet te veel; een appel is gezond; maar, als men er te veel van eet, wordt men ziek. Ook moet gij nooit van een’ ongeschilden appel bijten, voor dat gij hem hebt afgeveegd, want er zit wel eens vuilnis aan, en binnen in den appel zit wel eens een worm; pas daar vooral op.’
De combinatie van een afbeelding van een joodse straatverkoper en een voedingsadvies is in jeugdboeken niet ongewoon. We zien dat bijvoorbeeld ook in het Bloemkorfje voor de Nederlandsche jeugd (1822), waarin een rijmpje over een ‘mousje’ dat op straat kersen verkoopt eindigt met de waarschuwing niet teveel kersen te eten, aangezien dit tot ‘maag bederven’ kan leiden.
Auteur en illustrator van de Prentenkamer voor de jeugd zijn niet bekend. Van dit boekje heb ik geen besprekingen gevonden.
Illustratie uit Prentenkamer voor de jeugd (1830).
Laat een reactie achter