Door Lucas Seuren
De afgelopen week heeft Marc hier op Neerlandistiek twee stukken geplaatst waarin hij zijn frustratie uit over het gebrek aan bereidheid bij collega academici om mee te doen aan de Witte Staking. Een staking die in zekere zin geen staking is, want wie zich eraan houdt zegt slechts toe zich te houden aan de uren die in hun contract staan. Je doet kortom gewoon nog steeds het werk waar je voor betaald wordt. De verwijten vliegen nu over en weer: jonge onderzoekers zijn lafaards die zich niet in willen zetten voor het grote belang, terwijl senioronderzoekers al het risico af schuiven op de zwaksten. Het moge duidelijk zijn, daar is niemand bij gebaat, want zolang we vooral intern ruzie maken, zullen we genegeerd worden. Maar hoe lossen we dat op?
Precair
Laat me beginnen met zeggen dat beide kampen een punt hebben. Zoals mensen als Marc en Melchior Vesters in hun reacties benadrukken: door geen actie te ondernemen houden we als onderzoekers het systeem niet alleen in stand, we suggereren dat we het allemaal wel best vinden. De werkdruk in de wetenschap is de laatste decennia gradueel toegenomen: er wordt meer verwacht van wetenschappers en er staat minder zekerheid in termen van werk en salaris tegenover. Er komt een moment dat je moet zeggen: “tot hier en niet verder!” Maar nu we desondanks gewoon doorgaan op dezelfde voet zeggen we: “tot hier, maar ook gewoon nog verder.”
Daarentegen zitten junioronderzoekers, juist door decennia aan erosie, in een bijzonder precaire positie. Daar zijn denk ik twee belangrijke redenen voor. Ten eerste is het uitzicht op een baan in de wetenschap slechter dan ooit en is de concurrentie heviger dan ooit. Feitelijk zien we hier gewoon marktwerking in zijn simpelste vorm: er is een enorm aanbod en beperkte vraag. Dit alles is te danken aan beleidsmakers in de overheid en binnen de universiteit die continu meer promovendi willen, om zo de onderzoeksuitput van de Nederlandse academie te vergroten, maar tegelijkertijd niet willen investeren in kwaliteit en een fatsoenlijke docent-studentverhouding. Bovendien is die concurrentie internationaler dan ooit. Nu staken betekent dus dat je in een cruciale fase, de fase waarin je moet strijden voor je academische toekomst, je jezelf een slechtere uitgangspositie verschaft.
In het verlengde daarvan vinden we probleem nummer twee: het is moeilijker geworden voor onderzoekers om over te stappen naar een andere carrière. Omdat de lat zo hoog ligt, zijn junioronderzoekers al tegen het eind van hun bachelor(!!) bezig met zich voorbereiden op de ratrace in de wetenschap. Een promotieplek is al lastig te verkrijgen als je geen onderzoeksmaster van twee jaar hebt gedaan en niet al een artikel hebt gepubliceerd of onderzoek hebt gepresenteerd op een internationaal congres. Met andere woorden, tegen de tijd dat je gepromoveerd bent, ben je klaargestoomd voor één ding: een carrière in de wetenschap. Dat wil niet zeggen dat je daarna niet kunt overstappen naar het bedrijfsleven, maar het is verre van een gemakkelijke switch.
Je kunt hier tegenover zetten, dat een korte tijd staken—een paar weken, misschien maanden—waarschijnlijk geen grote impact zal hebben op je carrière. In mijn huidige functie doe ik alleen onderzoek. Maar zelfs met al die “zeeën van tijd” lever ik niet veel meer publicaties af dan collega’s die ook onderwijs geven (en ik bouw bovendien geen onderwijservaring op). In een paar maanden zal er dus geen enorme kloof ontstaan tussen cv’s van mensen die wel en mensen die niet staken. Ik zeg niet dat er geen invloed is, maar ik denk dat we ons drukker maken dan nodig. Dat wil niet zeggen dat we geen goede reden hebben om ons zo te voelen—God weet dat we redenen genoeg hebben—maar juist door die druk dreigen we perspectief te verlieven. En voor wie denkt dat ik gemakkelijk praten heb, bijvoorbeeld omdat ik in Oxford zit: ik moet jaar na jaar vechten om subsidies om mijn baan te behouden. Ik zit net zo goed in de ratrace.
Empathie
Hoe gaan we nu verder? Als we verandering teweeg willen brengen, als we willen dat er naar ons als wetenschappers geluisterd wordt, dan moeten we gezamenlijk optreden. Er is dus ten eerste begrip nodig voor elkaars positie, wat empathisch vermogen, en voor mijn gevoel ontbreekt het daar al aan. Dat betekent dat we niet moeten zeggen dat mensen laf zijn of klagen dat sommige mensen gemakkelijk kunnen praten. Vasthouden aan je eigen gelijk en dat er doorheen willen rammen lost niks op. De huidige manier van “discussiëren” leidt maar tot een ding: een generatiekloof. Je krijgt een tegenstelling als die tussen millenials en babyboomers.
Laten we dus beginnen met naar elkaar luisteren en respect hebben voor elkaars positie. Vervolgens kunnnen we een vorm van protest ontwikkelen waar iedereen, of in ieder geval een grote meerderheid, zich in kan vinden. En wie weet, misschien blijkt dat we absoluut tot een staking kunnen komen. En misschien is er juist een combinatie van protestmiddelen nodig, waar staken slechts een onderdeel van is. Maar protest is hoe dan ook nodig. want Marc heeft gelijk als hij zegt: “Het wordt voor niemand beter, het wordt voor iedereen slechter. En er gebeurt he-le-maal niets.”
Afbeelding: Needpix
Melchior Vesters zegt
Hoi Lucas, leuk dat je het gesprek over dit belangrijke onderwerp verder wilt helpen. Omdat je mij met name noemt, ga ik graag op je punten in. Te beginnen met je stelling dat de huidige discussie volgens jou weinig empathisch is en leidt tot een generatiekloof.
– Over mijn positionering in een ‘kamp’: ik ben zelf geen babyboomer, ben net de dertig gepasseerd. Mijn positie als leraartje in het VO is niet veel beter dan die van een junior-onderzoeker. Ik discussieer niet vanuit een veilige positie, maar vanuit een principiële. Precies vanuit deze houding heb ik zelf zo’n precariteit gevende promotieplek/carrière geweigerd.
– Nee, ik discussieer niet ‘weinig empathisch’; ik begrijp heel goed dat juniors in een kwetsbare positie zitten. Alleen verbind ik die precariteit met een systeemanalyse (hierom noemde ik ook bij een van de eerdere stukjes van Marc het artikel van Schinkel in de Groene). Omdat het systeem veranderd moet worden, moeten juniors zich inzetten daarvoor, zélfs al levert dat risico op voor hun eigen positie binnen het verrotte systeem. Het gaat om waardenhiërarchie: het collectieve belang bij een menswaardig systeem hoort m.i. zwaarder te wegen dan je eigen veiligheid. Juniors die toch niet mee durven staken uit vrees voor hun carrière noem ik laf, en dat blijf ik doen. Hoe moet je het anders noemen? ‘Begrijpelijk’? ‘Verstandig’??
– Concluderend: ik denk niet dat gebrek aan empathie het probleem is in deze discussie. Het werkelijke probleem is dat mensen van mijn generatie en jonger het collectief actie voeren verleerd zijn. Of misschien ook: dat ze zo individualistisch zijn opgegroeid (in een conservatieve tijd, dit era-Balkenende-Rutte), dat ze hun positie t.o.v. de publieke zaak nog niet hebben bepaald. Hierom spreek ik de klare taal van actie; verwar dat niet met een gebrek aan empathie.
Even een zijspoor: je noemt twee redenen voor de kwetsbare positie van jonge onderzoekers. Alleen met de eerste – slechte baankans in de wetenschap ten gevolge van overheidsbeleid en het runnen van de universiteit als bedrijf – ben ik het eens. Je tweede reden, dat overstappen naar een andere sector zo moeilijk is, koop ik totaal niet: heb je cijfers/bewijzen? Ook betwijfel ik of de kwalitatieve lat zo enorm hoog ligt (en dat dit samenhangt met het smal opleiden van studenten, d.w.z. ‘klaarstomen’ voor de wetenschap). De dingen die jij noemt – zoals een tweejarige master – lijken mij de normaalste zaak van de wereld voor iemand die de wetenschap in wil. Maar ik ben dan ook van mening dat een eenjarige master weinig voorstelt, en dat de creatie daarvan samenhangt met decennialang bezuinigen op hoger onderwijs. Zie: reeds de Nota-Posthumus uit 1968, die beoogde de studieduur terug te brengen, was ingegeven door de wens de rijzende kosten te drukken.
Terug naar het hoofdpunt: gezamenlijk optreden, actie. Naar mijn mening is WOinActie te soft en de actiebereidheid is te laag. Als zelfs een ‘witte staking’ niet breed wordt gedragen, hoe weinig kans is er dan op een harde actie zoals het geheel weigeren na te kijken (of zelfs: het gratis uitdelen van studiepunten)? Zolang mensen blijven doorwerken, zolang de universiteit niet plat gaat, verandert er niets: van overheidswege komt er niet meer geld (voor de nu onbetaalde arbeid), en de cultuur binnen universiteitsbesturen (nu: een bedrijfsleiding) zal evenmin veranderen.
Voor gezamenlijk optreden is het m.i. belangrijk dat vast personeel duidelijk maakt (aan juniors, want anders kan je van hen geen solidariteit verwachten!) dat ook zijzelf kwetsbaar zijn, preciezer: waar hun kwetsbaarheid ligt, als zij aan harde actie zouden meedoen. Ik zou graag van iemand een bijdrage aan de discussie zien waarin het vaste personeel uitspreekt wat de gevreesde reacties van bestuurslagen zouden kunnen zijn. Want het lijkt me, gedacht vanuit ‘verdeel en heers’, dat een universiteitsbestuur verschillende lagen tegen elkaar zou gaan uitspelen. Hoe zou dat gaan, en hoe kunnen universitair docenten en junioren een dergelijke strategie counteren?
Lucas zegt
Ik zie weer veel van hetzelfde, en sorry, maar ik begin niet aan een herhaling van zetten, want zoals gezegd, intern conflict lost niks op.
Dus laat me dit zeggen. Als de senioronderzoekers met vaste baan en inkomen duidelijk kunnen maken wat de consequenties zijn (of niet zijn) van een witte staking voor de junioren in precaire situaties, prachtig. Dan ga je de dialoog aan en kun je samen kijken wat eventueel alternatieve of complementaire vormen van actievoeren zijn die ook echt iets uithalen.
Melchior Vesters zegt
Dit vind ik een gemakzuchtige reactie, weinig empathisch ook.
– Ja, ik herhaal enkele dingen die ik in de discussie bij een eerder stukje van Marc schreef, want niet alle lezers zullen dat hebben gezien. En als je mij bij naam noemt en dat ik het woord ‘laf’ gebruik, dan moet je wat mij betreft ook mijn argumentatie daarbij goed weergeven voor de niet ingevoerde lezer. Dat deed je naar mijn mening onvoldoende, dus vul ik het aan.
– ‘Herhaling van zetten’? Ik heb betoogd dat je stelling – dat er een ‘gebrek aan empathie’ is in de discussie – de plank misslaat. En passant liet ik ook even zien dat je analyse van de kwetsbare positie van juniors niet helemaal deugde. Je hoeft hierop niet in te gaan, maar een herhaling van zetten zou het zeker niet zijn.
– Jij blijft blijkbaar eraan vasthouden dat de toon van de discussie hier niet deugt, omdat die leidt tot verdeeldheid. Ten eerste: wie ben jij om scheidsrechter te spelen, als ik mijn ‘verwijt’ goed onderbouw? Ten tweede: wat is dat voor quasi-wijze opstelling dat je ‘intern conflict’ wilt vermijden? Het probleem is juist dat er momenteel interne verdeeldheid is (junioren die niet meedoen aan actie), dat was al zo voordat ik hier in de marge mijn mening begon te geven. Als je de interne verdeeldheid wilt oplossen, dan is de discussie meer gediend met mijn principiële analyse dan met jouw gesus.
We zijn het erover eens dat het vaste personeel open moet zijn tegenover junioren of er een risico verbonden is aan staken. En ik denk dat je het ook met me eens bent dat vast personeel moet laten zien wat het zelf riskeert. Dus mijn slotopmerking blijft staan: het belang van openlijk spreken over het vuile politieke spel dat bestuurders mogelijk gaan spelen (en je daarop voorbereiden!) wanneer er harder gestaakt gaat worden.
Marc van Oostendorp zegt
Laat ik die laatste vraag proberen te beantwoorden, of beter: de contouren van een antwoord schetsen, want de vraag is nogal vaag. Veel zal afhangen van de vorm van de actie en trouwens ook van de individuele universiteit, faculteit, vakgroep en zelfs leidinggevende.
Alle onderzoekers worden afgerekend op hun output. Je kunt een onvoldoende krijgen bij een functioneringsgesprek en te veel onvoldoendes leiden tot ontslag, zeker bij een reorganisatie (ik denk dat ik daarvan er in mijn 20 jarige loopbaan ongeveer 4 heb meegemaakt, dus dat is niet irreëel). Bovendien wordt vaak je onderzoekstijd toegekend aan de hand van je onderzoeksprestaties van de afgelopen jaren; als dat stokt, kom je in een vicieuze cirkel terecht waarin je uiteindelijk alleen maar onderwijs- en administratieve taken hebt. Tot slot kun je eigenlijk alleen nog promovendi krijgen via NWO-aanvragen en daar wordt naar je CV gekeken. Het betekent allemaal bij elkaar dat als je onderzoek hapert er reële kans is dat het uiteindelijk helemaal stokt.
Als je vindt dat dit allemaal minder sterke consequenties zijn dan voor junior-onderzoekers gelden, leidt dit automatisch tot de constatering dat senior-onderzoekers ook minder belang hebben bij acties, want voor hen is de situatie kennelijk rooskleuriger. Staken is dan eigenlijk een altruïstische daad. Dat moet je dan ook in de kosten-baten-analyse meenemen. Ik heb geen idee hoe je dat op een objectieve manier moet doen, en het heeft dus weinig zin.
Lucas zegt
Ik denk inderdaad dat puur naar de situatie gekeken, junioronderzoekers meer reden hebben om actie te voeren dan senioronderzoekers. Want ze hebben straks én de werkdruk die senioronderzoekers nu hebben (mijn PIs hebben in mijn ervaring altijd een hogere werkdruk dan ik), en bovendien zitten ze nu met die precaire situatie en worden ze uitgebuit.
Ik begrijp volledig waarom ze niet staken. Maar het is eigenlijk te bizar voor woorden dat bijvoorbeeld schoonmakers wel kunnen staken, terwijl aan de vooropleiding van een UD veel hogere eisen worden gesteld. Anders gezegd, de positie van een schoonmaker lijkt op de langere termijn veel onzekerder dan die van een wetenschapper, want een wetenschapper is vanuitd at perspectief lastiger te vervangen dan een schoonmaker (Ik heb moeite dit te formuleren, want het komt al heel snel enorm neerbuigend over. Ik wil hiermee absoluut niks zeggen over het belang van beide functies of de kwaliteit van hun werk. De staking van de schoonmakers enkele jaren terug liet duidelijk zien hoe belangrijk ze zijn voor onze samenleving. Het gaat me er puur om de functie-eisen, net zoals mijn busrijbewijs een beduidend goedkopere investering was dan een academische promotie.). Dus vanuit dat perspectief is het bijzonder vreemd.
Marc van Oostendorp zegt
Wat ik met het woord ‘ratraceverslaving’ heb geprobeerd uit te drukken, en wat Melchior op een andere manier zegt, is dat het idee onder junior-onderzoekers ‘dat er nu eenmaal geen alternatief’ is een deel van het probleem. In het voorgezet onderwijs is een en ander zichtbaar omdat vacatures niet gevuld worden: die potentiële leraren doen kennelijk liever iets anders, en dat maakt zichtbaar dat de arbeidsomstandigheden onaantrekkelijk zijn. Maar in het wo worden vacatures bij mijn weten eigenlijk altijd gevuld, met tijdelijke mensen die het voor onaantrekkelijke condities doen. (Het probleem is eerder dat er te weinig vacatures zijn, ook voor het werk dat moet worden gedaan.) Zolang die mensen dat blijven doen én niet protesteren, zijn er weinig prikkels voor ‘de bestuurders’ om iets anders te doen.
Misschien moet je dat aan mensen zoals ik verwijten, moeten wij harder ons best doen junioren duidelijk te maken dat er ook een mooi en zinvol leven is buiten de universiteiten – een leven waarin je zelfs op allerlei manieren je nieuwsgierigheid en je zin in lesgevente bevredigen, en misschien wel beter. (Bijvoorbeeld in het middelbaar onderwijs!) Maar tegelijkertijd zijn mensen als ik niet geschikt om die boodschap te brengen, want dan rijst de terechte vraag waarom ik zelf dan wel zo’n baan heb.
Dit is in ieder geval iets waar ik wel over nadenk: als de huidige onderzoekers eigenlijk al hun onderzoek doen in hun vrije tijd, kunnen we dan niet meer doen om de tijd van mensen die geen slavenbaantje hebben aan de universiteit maar wel zin hebben in onderzoek te benutten: het idee dat Rosanne Hertzberger (die zelf de stap heeft gewaagd) Open Kitchen Science noemt. Dat moet niet verworden tot een goedkope manier voor de universiteiten om aan onderzoeksresultaten te komen, dus er zou bijv een apart OKS-instituut moeten worden opgericht dat faciliteiten biedt aan dergelijke onderzoekers en hopelijk in de loop van de tijd voldoende prestige. Maar dat is een erg onvoldragen idee, alleen waard voor het commentaar-deel.
Lucas zegt
Ik denk dat wij daar ook verantwoordelijkheid in hebben. In Groningen was er de jaarlijkse PhD Dag met een banenmarkt, maar alle bedrijven zochten beta’s of medici. Dat was ook omdat PhDs uit humaniora of sociale wetenschappen nooit in de organisatie gingen. Houdt zichzelf in stand. En dan krijg het beeld dat er niks voor je is buiten de wetenschap.
Wellicht zijn mensen als jij ook te goed in jullie werk. Jullie zijn zo enthousiasmerend, dat iedereen dat werk wil doen 😀
Ik zou best twee dagen in de week onderzoek willen doen en dan drie dagen bedrijfsleven in. Lijkt me bijvoorbeeld een prima manier om jezelf breed te houden. Maar daar kun je in dit huidige systeem niks mee.
Ik werk nu al actief samen met Microsoft, maar dat is nog altijd volledig gefinancierd door subsidies die ik heb binnen gehaald :/ er is geen echt partnerschap. Maar ik ben vast ook te veeleisend 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Jarenlang probeerde ik in ieder geval in mastercolleges een keer een persoonlijke ontboezeming te stoppen die studenten aanspoorde om een carrière in de wetenschap te overwegen. Dat doe ik niet meer. Onlangs heb in een bachelorcursus zelfs kort stilgestaan bij WO in Actie’ al kon ik het niet nalaten er wel bij te zeggen dat het najagen van nieuwsgierigheid een van de mooiste dingen is die de mens kan doen.
Lucas zegt
“En als je mij bij naam noemt en dat ik het woord ‘laf’ gebruik, dan moet je wat mij betreft ook mijn argumentatie daarbij goed weergeven voor de niet ingevoerde lezer. Dat deed je naar mijn mening onvoldoende, dus vul ik het aan.”
Daar heb je gelijk in, en prima dat je dat doet. Maar dat is ook de reden dat ik daar niet op reageer: ik had al geprobeerd uit te leggen waarom ik de positie van junioren dus absoluut wel begrijpelijk vind (ik laat in het midden of hun positie verstandig is, eerlijkheid gebied te zeggen dat ik denk van niet). Daar zijn we het duidelijk niet over eens. En ik zie niet in hoe het zin heeft als ik weer herhaal dat ik dat standpunt en de argumenten vind getuigen van een gebrek aan empathie, om de redenen die ik daarvoor gaf.
Ik sluit ook niet uit dat andere kwesties niet ook een rol spelen. Al denk ik niet dat het actiebereidheid an sich is: met extinction rebellion, occupy wall street, en bezettingen van universiteitsgebouwen de laatste jaren laten jongeren zien dat ze best bereid zijn actie te voeren. Maar het zou me niet verbazen als we actievoeren voor arbeidsvoorwaarden verleerd zijn. Mogelijk hebben we het gewoon te goed gehad, misschien is het allemaal te gradueel gegaan, en misschien spelen er andere voorwaarden. Hoe dan ook, ik ben het met je eens daarin.
Wat betreft die kwetsbare positie. Ik zag niks nieuws in je reactie. Maar misschien heb ik niet goed gelezen. De kwalitatieve norm zoals ik die beschreef ligt nu eenmaal hoger, zo is mijn ervaring en die van collega’s die ik spreek. Ik kan je wel anecdotisch bewijs daarvoor geven, maar ik ging ervan uit dat dat ons niet verder zou helpen. Hetzelfde geldt voor de positie buiten de wetenschap, wat ik ook al in het stuk zei. Het is allemaal slechts van horen zeggen van mensen die de overstap hebben gemaakt. Sommige net na hun promotie, anderen iets later hun carrière.
Tot slot: Ik ben geen scheidsrechter, gewoon een willekeurige academicus die een ander geluid hier wil laten horen dan Marc in zijn columns. Want ja, ik denk dat de toon van de discussie een oplossing in de weg staat. Ik ga niet doorzeveren dat je naar mij moet luisteren 🙂 Als je mijn ongelijk bewijst, even goede vrienden. Want we willen allebei dat er iets verandert.