Jeugdverhalen over joden (75)
Door Ewoud Sanders
Auteur: Wilhelmina Jacoba Riem Vis (1859-1915)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Wilhelmina Jacoba Riem Vis was vaste medewerkster van het christelijke jeugdtijdschrift Timotheüs en gaf les aan kinderen en volwassenen. Zij schreef ruim veertig boeken, voornamelijk voor de jeugd.
Rusland had haar speciale belangstelling. Tussen 1894 en 1906 schreef zij vijf boeken over dit land: De pelgrim: een verhaal uit den laatsten hongersnood in Rusland (1894), Vaska en Arina: een verhaal uit de lijfeigenschap in Rusland (1894), De bannelingen: een verhaal uit de laatste joden-vervolging in Rusland (1895), Door de menschen verstooten, maar door God aangenomen (1895) en In den Russischen smeltkroes (1906).
Onder tijdgenoten had Riem Vis een goede naam. Zo schreef de boekbeoordelingscommissie van de Gereformeerde Zondagsschoolvereniging Jachin in 1904: ‘De schrijfster heeft zich, onze kinderen weten er van te spreken, menigmaal verdienstelijk gemaakt door schoone boekjes’. En de uitgever J.N. Voorhoeve schreef in 1915 in haar necrologie: ‘Elk werk dat zij afleverde legde getuigenis af van den wensch om Jezus voor te stellen’.
Door de menschen verstooten verscheen in 1895 bij uitgeverij G.F. Callenbach in Nijkerk en beleefde één druk. Het heeft als ondertitel ‘een op waarheid gegrond verhaal uit de laatste Jodenvervolging in Rusland’. Het verhaal speelt omstreeks 1890 en volgt het lot van enkele joods-Russische familieleden.
Op welke bronnen Riem Vis zich heeft gebaseerd is niet bekend. Aan het eind van de 19de eeuw besteedden Nederlandse dagbladen veel aandacht aan het lot van de joden in Rusland. Door de zogenoemde Meiwetten van 1883 werden zij zeer in hun vrijheid beperkt. Zo werden ze gedwongen om in bepaalde ‘Jodengebieden’ te gaan wonen: een gebiedsdeel in het zuidwesten van Rusland. Deze wetten, die tot gevolg hadden dat ruim een miljoen joden Rusland ontvluchtten, komen zijdelings ter sprake in dit boekje.
Riem Vis besteedt in deze geschiedenis ook aandacht aan de zogenoemde Stundisten. Deze van oorsprong Duitse protestantse sekte verrichtte indertijd zendingswerk onder Russische joden en onder de ‘afgodendienaars’ van de Russische kerk. Als het verhaal inderdaad op waarheid berust, en daar lijkt het op, dan baseerde Riem Vis zich waarschijnlijk op een verslag van een van die zendelingen.
Samenvatting
Anders dan de meeste zondagsschoolboekjes volgt Riem Vis in dit verhaal – dat opmerkelijk warrig is geschreven – niet één bepaalde hoofdpersoon, maar meerdere: onder anderen de wezen Mozes en Nathan en hun ooms Simon Bakof en Levi Moscovitz.
Mozes en Nathan zijn joods opgevoed en hun vader heeft hen op zijn sterfbed laten beloven dat zij het joodse geloof trouw zullen blijven.
Oom Simon (‘wiens gelaatstrekken duidelijk zijn Israëlitische afkomst verrieden’) is een ‘afvallige’. Hij heeft het ‘knellende juk’ van het jodendom afgeworpen en zich laten dopen. Niet omdat hij werkelijk in Jezus gelooft (in de synagoge had hij hem samen met andere joden vaak vervloekt, veracht en miskend), maar ‘om beter vooruit te kunnen komen in de wereld’.
Ook Levi Moscovitz (‘wiens gelaatstrekken zeer duidelijk zijn joodsche afkomst verrieden’) geeft weinig om het geloof. Hij is getrouwd met Martha, een vrome christin. Samen hebben zij een zoontje, Alexis. Martha wil graag voorkomen dat Alexis ‘den naam van haar dierbaren Heer en Heiland zou leeren vervloeken en smaden’. Daarom voedt zij hem op met het Nieuwe Testament.
Op een dag ligt de vrome Alexis, die erg ziekelijk is, te lezen in het Nieuwe Testament. Zijn vader Levi pakt ‘het boek der christenen’ gedachteloos op en leest: ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!’ (Matteüs 27:25). Die woorden raken hem als ‘pijlen in zijn hart’.
Niet lang daarna wordt Levi gevangengenomen en door de Russische politie op transport gezet naar het ‘Jodengebied’. Daar begint hij het Nieuwe Testament intensiever te bestuderen. Dit blijft niet zonder effect. ‘Doch nu, opeens werd het hem duidelijk: al die offeranden van vroeger waren slechts zinnebeelden van dat ééne volmaakte Offer! (…) Gelijk een bliksemstraal in een oogwenk den ganschen omtrek verlicht, zoo snel ging hem dit alles door de ziel; zoo plotseling drong het Goddelijk licht in hem door, om echter niet terstond weer te verdwijnen, maar steeds helderder te schijnen.’
Knielend dankt Levi de Heiland voor ‘Zijn onuitsprekelijke genade’, voor dit inzicht ‘door den Heiligen Geest in zijn hart gewerkt’. Hij is in Rusland dan wel ‘een banneling, een verstootene… maar door God aangenomen’ – de titel van het boekje. Door zijn bekering behoort Levi tot ‘het ware zaad van Abraham’.
Ook de weesjongens Mozes en Nathan worden – na een kort verblijf in de gevangenis – naar het Jodengebied getransporteerd. Een prediker van de Stundisten breng hen in contact met oom Levi. Die praat graag met zijn neefje Mozes over Jezus, ‘hoewel de menschen, bij wie Mozes in huis is, er veel op tegen hadden’. De ernstig zieke Mozes begint ook in het Nieuwe Testament te lezen.
Ook bij hem blijft dit niet zonder effect. ‘Als hij koorts had riep hij den Heere Jezus aan zonder het te weten.’ Sterker: ‘Mozes heeftHem lief gekregen, en nu is hij zóó gelukkig, dat hij soms ligt te zingen op bed.’
Riem Vis: ‘Om hem nu te redden van het verderf, heeft de Heer hem alles ontnomen, ouders en bloedverwanten, ja zelfs de gezondheid, opdat hij zich ellendig en verlaten zou gevoelen, en daardoor gedreven worden tot den Heiland.’ Niet lang na zijn bekering sterft Mozes.
Het was zijn innigste wens dat ook zijn broertje Nathan de Bijbel zou gaan bestuderen. Riem Vis weet niet of dit ook werkelijk is gebeurd. ‘Evenmin kunnen wij onzen lezers meedeelen’, schrijft zij in de laatste alinea, ‘of Nathan trouw gebruik gemaakt heeft van het Bijbeltje, hem door zijn broeder nagelaten. Het was een kleine erfenis, maar niettemin onschatbaar groot van waarde; ja, kostelijker dan goud en edelgesteenten. Wij hopen, dat onze Nathan oogen gekregen heeft om dat te zien!’
Doelgroep en receptie
Uitgeverij Callenbach beval Door de menschen verstooten in diverse advertenties aan als zondagsschoolboek. In 1897 nam Callenbach het op in de catalogus met ‘Feestgeschenken’.
Van Door de menschen verstooten heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter