Door Sterre Leufkens
De uitspraak die ik misschien wel het allermeest hoor in de discussie over verengelsing (en dat wil wat zeggen, want meine Güte wat wordt daar veel over gezegd en geschreven), is deze:
Ik heb niks tegen Engelse woorden, maar wel als het onnódige woorden zijn. We hebben daar al een prima Nederlands woord voor!
Deze uitspraak uit diverse monden in andere woorden vind je o.a. hier en hier en hier en hier. Mijn spreekbeurt gaat vandaag over dat woord ‘onnodig’. Wanneer is een leenwoord nodig, en wanneer kun je net zo goed een eigen-taal-woord maken of gebruiken? En wanneer zijn taalonderdelen überhaupt onnodig?
Gat of awesome
Zoals gebruikelijk is hier al eerder over nagedacht. Bijvoorbeeld door taalkundige Yaron Matras, een man die een veelgebruikt handboek schreef over taalcontact. Hij schrijft daarin ook over leenwoorden en merkt op dat er twee belangrijke redenen zijn om een woord uit een andere taal te lenen (eigenlijk zou ‘kopiëren’ een betere term zijn, want je neemt als lenende taal niks mee en je geeft niks terug):
1) Je wilt iets benoemen, maar je hebt er geen woord voor, en een andere taal wél. Er zit dus een gat in je eigen taal, en dat vul je op met een vinger uit andermans dijk. Een beetje alsof je gaat bergwandelen, en dan andermans bergschoenen leent omdat je zelf alleen stadse slippers hebt. Voorbeelden vind je natuurlijk veelvuldig in het gebied der moderne communicatietechnologie: De Nederlander die voor het eerst een smartphone ter hand nam, noemde dat een smartphone. Op dezelfde manier heeft het Russisch allemaal Nederlandse woorden voor zeevaarttermen geleend (kajuit, mast), en gebruiken we ook graag leenwoorden voor culturele fenomenen die we zelf niet hebben, zoals Thanksgiving, sushi, spoetnik.
2) Je wilt iets benoemen, en je wilt ook dat iedereen merkt hoe awesome jij bent. Ik gebruik awesome natuurlijk expres, want dat is nou precies een voorbeeld van een leenwoord waar al een Nederlands woord voor bestaat (leuk, tof, geweldig, mieters). Geen sprake van een gat in de taal, maar wel van een toegevoegde waarde van het gebruik van een exotische taal. Die toegevoegde waarde bestaat eruit dat jouw toehoorders nu horen dat jij een andere taal spreekt, een taal die hoort bij een cultuur die we als modern en cool (!) zien.
Gebruikswaarde
Taalgebruikers hebben dus twee redenen om zich tot een andere taal te wenden: het verlangen zich uit te drukken, en/of een statuswens. Het is vooral dat tweede dat men onnodig vindt: er ís al een Nederlands woord, dus het Engelse woord is overbodig. Maar kijk – kennelijk hè, kénnelijk, voegt dat leenwoord toch iets toe. In letterlijke betekenis is het misschien identiek (hoewel dat ook niet per se altijd geldt, sportschoenen en sneakers zijn bijvoorbeeld net iets anders, en zie wat we hier schreven over awkward), maar in gebruikswaarde zeer zeker niet.
Die gebruikswaarde, dat is wat de statuszoeker nodig heeft. Strikt genomen heb je misschien ook maar pakweg 4 paar schoenen nodig (open schoenen, dichte schoenen, nette schoenen, wandelschoenen), en toch wil je misschien dat hippe nieuwe paar Nikes/sleehakken/Uggs om je identiteit toch weer net wat beter mee uit te drukken. Terug naar de leenwoorden: je kunt best een een Nederlands equivalent bedenken en dat gebruiken, maar dan verlies je dat hele statuseffect van het Engels. In die zin is een Engels leenwoord dus wel degelijk nodig.
Dus onnodige taal bestaat niet?
Het blijft een interessante kwestie, of er in taal überhaupt wel iets kan bestaan wat echt onnodig is. Waar je evengoed zonder zou kunnen, zonder enig verlies aan uitdrukkingsmogelijkheden. Zo is er de kwestie ‘synoniemen’: is het mogelijk dat twee woorden exact hetzelfde betekenen, in exact dezelfde situaties gebruikt worden, door exact dezelfde mensen? We schreven hier al over het al dan niet synoniem zijn van ’tevreden’ en ‘content’, en van ‘dankjewel’ en ‘merci’ – in beide gevallen zijn die woorden toch echt niet inwisselbaar.
En als het toch gebeurt, échte synonymie, zie je heel vaak dat 1) die twee woorden in de loop der tijd tóch gaan verschillen in betekenis, gebruikscontext, of gebruikers of 2) dat een van de twee woorden verdwijnt. Kortom: áls er al een onnodig extra woord is, dan verdwijnt die onnodigheid meestal vanzelf.
Onnodige keuzevrijheid
En toch en toch zijn er wel degelijk gevallen bekend waar twee taalvormen écht hetzelfde lijken te zijn en toch echt gewoon naast elkaar blijven staan. Een voorbeeld (uit dit fijne stuk, wat ironisch genoeg over ongeveer hetzelfde gaat als bovenstaande) is de rode vs. groene volgorde. Voor mij persoonlijk maakt het werkelijk geen verschil of iemand zegt ‘Ik weet dat je dat hebt gezegd’ of ‘Ik weet dat je dat gezegd hebt.’ Niet in betekenis, niet in status, niet in aannames over afkomst of wat ook, nee, exact hetzelfde. En toch duurt deze situatie voort. Waarom? Ik heb geen idee, en dat maakt het nou juist zo tof.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Milfje Meulskens.
Afbeelding: Bicanski, Wikimedia
Wouter van der Land zegt
Ook dit is een fijn stuk! Naast gat of awesome lijkt mij dat een derde motivatie voor variatie de variatie zelf is. Je zegt in de winkel ‘merci’ niet alleen vanwege de status van het Frans, maar ook omdat het iets anders is dan ‘bedankt’. Het anders-zijn is dus een teken op zichzelf.
Sterre Leufkens zegt
Dank je!
Ja, inderdaad, soms krijg je zelf ook gewoon genoeg van dat eeuwige ‘leuk’ en dan heb je de mogelijkheid er een keertje ‘nice’ van te maken. Lijkt me niet een motivatie voor ontlening (want je kunt je afwisselingsvariant ook uit je eigen taal halen), maar wel voor variatie inderdaad.