Jeugdverhalen over joden (85)
Door Ewoud Sanders
Auteur: Pieter Hanou van Arum (1790-1843)
BAREND
Weet gij dien Jood niet kwijt te raken?
Zeg maar eens, om hem boos te maken,
‘Ei, Smousje! kom op Zaturdag.’ERNST
Wel foei! dat ’s immers ons verboden?
Daar men geen mensch, en dus ook Joden
Niet schelden of vertoornen mag.BAREND
Wel nu! een Jood! dat zou wat wezen!ERNST
En wat toch zijn dan wel voor dezen
Eens de eerste Christenen geweest?
Wat waren Jezus volgelingen,
Eer zij het onderrigt ontvingen,
Waarvan men in den Bijbel leest?En wij, geboren Nederlanders,
Wat waren onze vadren anders,
Dan Heid’nen, onverlicht en blind?
En zouden wij den Jood verachten,
Die, rein van hart zijn’ Heer blijft wachten.
Voorwaar! dat past geen Christenkind.
Herkomst en drukgeschiedenis
Pieter Hanou van Arum kwam uit een familie van uitgevers en drukkers. Samen met zijn broer Christoffel dreef hij de Amsterdamse boekhandel en uitgeverij Gebroeders van Arum – later Van Arum en Comp. genoemd. In 1827 of 1828 publiceerde hij, op aandringen van Christoffel, De Nederlandsche kindervriend in gedichtjes voor de welopgevoede jeugd.
Aangezien deze dichtbundel een groot succes was, zag eind 1828 een tweede bundel het licht: Nieuwe gedichtjes voor de welopgevoede jeugd. In dit vervolg, waarvan in de loop der jaren bijna vijfduizend exemplaren werden verkocht, is het gedicht ‘Joden’ opgenomen.
Pieter Hanou van Arum droeg zijn Nieuwe gedichtjes op ‘Aan een drietal lieve kinderen van dierbare vrienden’:
Jeugdig drietal lieve Kindren!
Neemt van mij dit boeksken aan,
(…) Met den wensch, dat in uw harten
Steeds de vrees des Heeren woont:
Zoo als Vader, zoo als Moeder,
’t Uit Gods heilig woord u toont!
In beide dichtbundels ontbrak de naam van de auteur. In het korte voorwoord wordt duidelijk waarom: de dichter durfde zijn eigen rijmkunst niet te vergelijken met die van de grote Hieronymus van Alphen:
Maar, ach! mijn gedichtjes,
Zoo zwak en zoo ligtjes,
Ze steken, zoo af,
Ze zijn zoo beneden
’t Geen, jaren geleden,
Van Alphen reeds gaf.
Ook de Nieuwe gedichtjes waren een groot succes. De eerste druk bevatte vijfentwintig handgekleurde gravures, waaronder die van een joodse parapluverkoper, in de volksmond soms paraplujood genoemd. In het versje wil Barend hem wegjagen met een dubbele belediging: door hem uit te schelden voor Smousje en door hem te vragen om zijn waar te verkopen op zaterdag, voor joden de sabbat of rustdag.
Het gedicht ‘Joden’ is nogmaals opgenomen in een verzamelbundel, waarvan de eerste druk verscheen in 1831: Verspreide Gedichtjes, voor de wel opgevoede Jeugd. Pieter Hanou van Arum staat nu wel als auteur vermeld. Dat was het gevolg, zo schrijft hij in het voorwoord, van de vele positieve reacties: van kinderen, van een schoolmeester en van recensenten.
In 1836 verbrak Pieter de samenwerking met zijn broer. Hij ging alleen verder als boekhandelaar. Kennelijk zonder succes, want zijn winkel ging failliet en vervolgens werd hij rijksschatter (taxateur voor de overheid). Nadat Pieter Hanou van Arum in 1843 was overleden, riep een curator in het Algemeen Handelsblad crediteuren op om zich te melden.
Doelgroep en receptie
Van Nieuwe gedichtjes voor de welopgevoede jeugd uit 1828 heb ik geen besprekingen gevonden, wel van Verspreide Gedichtjes, voor de wel opgevoede Jeugd uit 1831, waarinhet gedicht ‘Joden’ ook staat. ‘Verspreide Gedichtjes’, aldus het tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen in 1831, ‘schonk ons eene aangename verrassing. Deze Gedichtjes zijn zoo lief en los en leerzaam gedacht en gedicht, dat wij verscheidene derzelven eenen Van Alphen waardig keuren. De Heer Van Arum betoont zich evenzeer kinderkenner als kindervriend. Zijn boekje kome in vele jeugdige handen!’
Ook het Letterkundig Magazijn oordeelde positief. ‘Met groot genoegen lazen wij deze Stukjes, vooral ook om de godsdienstige strekking, die in dezelve doorstraalt, en om den welgevatten kindertoon, waardoor een en ander gedichtje, waarlijk Van Alphen, het groote voorbeeld aller Kinderdichters, op zijde streeft. Het kome in veler handen.’
Overigens leidden deze positieve besprekingen ertoe dat Pieter Hanou van Arum in 1832 in beide tijdschriften debuteerde als satirisch dichter. In het Letterkundig Magazijn met een gedicht getiteld ‘De Snuggere boekhandelaar’.
Laat een reactie achter