U stelt, dat “Karel ende Elegast” een fris, modern boekje is voor twaalfjarigen wie het sprookjesachtige element (het kruid in Elegasts mond waarmee hij de taal der dieren kan verstaan) nog aanspreekt, terwijl zestienjarigen die daar uiteraard overheen zijn het op zeker moment welletjes vinden. Mijn ervaring is een andere: net als “Van den vos Reynaerde” heb ik de “Karel ende Elegast” die met z’n 1472 versregels een novelle is die zich in twee lesuren laat ‘consumeren’ -‘peanuts’ dus binnen het curriculum- tientallen malen klassikaal voorgelezen en toegelicht in 4 havo en 4 vwo. Verveelde / vervelende reacties heb ik daarbij nooit gehad, waarbij ook het sprookjesachtige element ‘at face value’ werd geaccepteerd, conform Coleridges ‘willing suspension of disbelief’.
Het verhaal bood me daarbij de gelegenheid een en ander te vertellen over het feodale stelsel tegen de achtergrond waarvan je het ‘moet’ lezen, over de daarbij behorende trouw (van Elegast ondanks diens verbanning van het hof) en ontrouw (van Eggerik ondanks diens positie aan datzelfde hof), over de bijbelse referentie (pas na drie maal de stem van de engel gehoord te hebben, geeft Karel gehoor aan de oproep om te gaan stelen, zie 1 Samuël 3, 1-10), over de betekenis van namen (‘Elegast’: “edele vreemdeling”; ‘Eggerik’: “heerser met het zwaard”), over Karels klunzigheid (hij is uiteraard geen professionele dief) waardoor hij een kouter dat hij onderweg op een akker vindt bij wijze van breekijzer meeneemt waarbij hij zich niet realiseert dat hij daarmee de boeren die er gebruik van maken schade berokkent (ze delen zo’n ijzer en als het verdwenen is, kunnen ze niet ploegen) en zo voort en zo verder.
Dat het net zich daarbij wat wijder liet uitwerpen, lag voor de hand: voor je het weet, kom je uit bij het “Chanson de Roland” en kun je gaan vergelijken. In beide gevallen namelijk maakt Karel een reusachtige beoordelingsfout door resp. Ganelon te vertrouwen en Roland af te schrijven (als commandant van de achterhoede hebben hij en de zijnen geen schijn van kans) en m.m dezelfde blunder te begaan jegens Elegast die hij ‘om cleene sake’ (d.w.z. om iets onbenulligs) verbant, terwijl de favoriet Eggerik bijna onder zijn ogen een moordaanslag op hem beraamt. Met Gods hulp komt het ten slotte allemaal goed want Elegast ontdekt de samenzwering en treedt vervolgens in het krijt tegen Eggerick wiens hoofd hij in/na een stevig duel doormidden klieft: ‘men sleepte Eggerik ende hing’, voegt de verteller er nuchter aan toe want ook al ben je dood, hangen zul je als afschrikwekkend voorbeeld van wat er gebeurt als je tegen de koning-bij-de-gratie Gods in opstand komt.
Op grond daarvan is er mogelijk iets te zeggen over het geïntendeerde publiek waarover u ook te spreken komt: bij alle speculatie mogen we wellicht denken aan allereerst een adellijk feodaal milieu dat er via “Karel ende Elegast” op gewezen wordt op zijn hoede te zijn (de koning voorop) voor mogelijke samenzweerders in eigen kring en vooral leenmannen om een enkele kleine ‘faux pas’ niet te verbannen. Zo bezien gaat het verhaal over leiderschap en de daarvoor vereiste mensenkennis. We mogen aannemen, dat Karel de Grote daar in Ingelheim (het huis van de engel) zijn les geleerd heeft.
Zo is onze Middelnederlandse letterkunde vol van schatten: deze ‘Karel ende Elegast” is er een van en leerlingen hebben er recht op daarmee in aanraking te komen. Dat je daarvoor goed opgeleide leraren nodig hebt, spreekt vanzelf.
Zelf ben ik al heel vroeg met “Karel ende Elegast” in aanraking gekomen, om precies te zijn in de tweede klas van de lagere school (in 1954-1955) via mijn vader, mijn onderwijzer in dat jaar, die het verhaal aan ons voorlas. Nog zie ik de groene kaft van het a4-formaat boekje in zijn stevige handen voor me en het luisteren naar het verhaal raakte me diep: ‘Daar wil ik alles van weten” ging het door me heen. En zo gebeurde:
ik ben Nederlands gaan studeren in Utrecht waarbij na het kandidaats de Middelnederlandse letterkunde mijn hoofdvak werd.
Anoniem zegt
Karel ende Elegast…
Anoniem zegt
Karel ENDE Elegast.
Zelfs ik uit de rimboe weet dat.
Peter J.I. Flaton zegt
U stelt, dat “Karel ende Elegast” een fris, modern boekje is voor twaalfjarigen wie het sprookjesachtige element (het kruid in Elegasts mond waarmee hij de taal der dieren kan verstaan) nog aanspreekt, terwijl zestienjarigen die daar uiteraard overheen zijn het op zeker moment welletjes vinden. Mijn ervaring is een andere: net als “Van den vos Reynaerde” heb ik de “Karel ende Elegast” die met z’n 1472 versregels een novelle is die zich in twee lesuren laat ‘consumeren’ -‘peanuts’ dus binnen het curriculum- tientallen malen klassikaal voorgelezen en toegelicht in 4 havo en 4 vwo. Verveelde / vervelende reacties heb ik daarbij nooit gehad, waarbij ook het sprookjesachtige element ‘at face value’ werd geaccepteerd, conform Coleridges ‘willing suspension of disbelief’.
Het verhaal bood me daarbij de gelegenheid een en ander te vertellen over het feodale stelsel tegen de achtergrond waarvan je het ‘moet’ lezen, over de daarbij behorende trouw (van Elegast ondanks diens verbanning van het hof) en ontrouw (van Eggerik ondanks diens positie aan datzelfde hof), over de bijbelse referentie (pas na drie maal de stem van de engel gehoord te hebben, geeft Karel gehoor aan de oproep om te gaan stelen, zie 1 Samuël 3, 1-10), over de betekenis van namen (‘Elegast’: “edele vreemdeling”; ‘Eggerik’: “heerser met het zwaard”), over Karels klunzigheid (hij is uiteraard geen professionele dief) waardoor hij een kouter dat hij onderweg op een akker vindt bij wijze van breekijzer meeneemt waarbij hij zich niet realiseert dat hij daarmee de boeren die er gebruik van maken schade berokkent (ze delen zo’n ijzer en als het verdwenen is, kunnen ze niet ploegen) en zo voort en zo verder.
Dat het net zich daarbij wat wijder liet uitwerpen, lag voor de hand: voor je het weet, kom je uit bij het “Chanson de Roland” en kun je gaan vergelijken. In beide gevallen namelijk maakt Karel een reusachtige beoordelingsfout door resp. Ganelon te vertrouwen en Roland af te schrijven (als commandant van de achterhoede hebben hij en de zijnen geen schijn van kans) en m.m dezelfde blunder te begaan jegens Elegast die hij ‘om cleene sake’ (d.w.z. om iets onbenulligs) verbant, terwijl de favoriet Eggerik bijna onder zijn ogen een moordaanslag op hem beraamt. Met Gods hulp komt het ten slotte allemaal goed want Elegast ontdekt de samenzwering en treedt vervolgens in het krijt tegen Eggerick wiens hoofd hij in/na een stevig duel doormidden klieft: ‘men sleepte Eggerik ende hing’, voegt de verteller er nuchter aan toe want ook al ben je dood, hangen zul je als afschrikwekkend voorbeeld van wat er gebeurt als je tegen de koning-bij-de-gratie Gods in opstand komt.
Op grond daarvan is er mogelijk iets te zeggen over het geïntendeerde publiek waarover u ook te spreken komt: bij alle speculatie mogen we wellicht denken aan allereerst een adellijk feodaal milieu dat er via “Karel ende Elegast” op gewezen wordt op zijn hoede te zijn (de koning voorop) voor mogelijke samenzweerders in eigen kring en vooral leenmannen om een enkele kleine ‘faux pas’ niet te verbannen. Zo bezien gaat het verhaal over leiderschap en de daarvoor vereiste mensenkennis. We mogen aannemen, dat Karel de Grote daar in Ingelheim (het huis van de engel) zijn les geleerd heeft.
Zo is onze Middelnederlandse letterkunde vol van schatten: deze ‘Karel ende Elegast” is er een van en leerlingen hebben er recht op daarmee in aanraking te komen. Dat je daarvoor goed opgeleide leraren nodig hebt, spreekt vanzelf.
Zelf ben ik al heel vroeg met “Karel ende Elegast” in aanraking gekomen, om precies te zijn in de tweede klas van de lagere school (in 1954-1955) via mijn vader, mijn onderwijzer in dat jaar, die het verhaal aan ons voorlas. Nog zie ik de groene kaft van het a4-formaat boekje in zijn stevige handen voor me en het luisteren naar het verhaal raakte me diep: ‘Daar wil ik alles van weten” ging het door me heen. En zo gebeurde:
ik ben Nederlands gaan studeren in Utrecht waarbij na het kandidaats de Middelnederlandse letterkunde mijn hoofdvak werd.
Bas Jongenelen zegt
Ja!