Door Jos Joosten
Gisteren op het platteland moest ik voor diverse boodschappen verschillende keren de auto uit. Ik luisterde fragmentarisch radio. Rond enen hoorde ik Renze Klamer de items van ‘De Nieuws BV’ aankondigen, onder meer over ‘een totaal vergeten Belgische schrijver’; na een volgende tussenstop hoorde ik dat ‘De Nieuws BV’ vanwege corona wekelijks boekentips zou gaan geven; daarna weer terug in de auto hoorde ik een enthousiaste Nederlander aanstekelijk praten over het boek dat iedereen moest lezen. Door de Hollandse tongval had ik niet direct in de gaten dat het hier werk van de al aangekondigde vergeten Belgische schrijver betrof.
‘Deze schrijver is tot nu toe in mijn leven aan mij voorbijgegaan’, zei Klamer toen de studiogast uitgelezen was, ‘vind je dat-ie op een leeslijst zou moeten, voor scholieren of zo?’
‘Zeker wel! Men vergeet weleens dat deze schrijver jarenlang op het lijstje stond van die paar namen die de Nobelprijs zouden krijgen’, zei de bevlogen pleitbezorger.
Verdomme, het ging gewoon over Boon!
Prachtig dat ‘Mijn kleine oorlog’ zo enthousiast onder de aandacht wordt gebracht van honderdduizenden luisteraars (de bewonderaar bleek – ik luisterde zojuist terug – regisseur Jean van de Velde te zijn). Maar toch schrijnt mijn hart nog wat na over het feit dat de Grote Boon voor het Grote Publiek kennelijk een Grote Onbekende is geworden.
‘Wat heeft het alles voor zin?’, zou je je haast afvragen.
Ronald V. zegt
Ik vermoedde het al dat het om Boon ging. Want dat “loontje”, heh. Maar sinds jaar en dag heb ik een vraag over een boek van Boon. Wat betekent “kantiek(e)” in “de kantieke schoolmeester”? Gewoon “zangerig”? En men mag mijn vraag dom vinden.