
Door Steven Delarue
Hoe graag ik mijn huidige job ook doe: soms mis ik het lesgeven. Toen ik als assistent Nederlandse Taalkunde aan de UGent werkte, heb ik me zes jaar met veel plezier ontfermd over studenten Nederlands die aan de universiteit hun eerste (soms behoorlijk wankele) stappen zetten in de diepgaandere studie van de Nederlandse grammatica, fonologie, spelling en – uiteraard, hier in Vlaanderen – taalzorg.
Je zou denken dat die lessen taalzorg als een gruwel werden ervaren, maar mijn indruk was toch dat het voor veel studenten best wel een van de leukere onderdelen was. Hoewel taalnormering en taaladvisering tegenwoordig steevast in beweging zijn, omdat wat aanvaard wordt als standaardtaal (en wat niet) gebaseerd is op wat wij als standaardtaal beschouwen, was het leven in de lessen taalzorg vaak geruststellend simpel en zwart-wit: “zeg niet X, maar zeg Y”, en volg vooral de regeltjes. Het verschil tussen hen en hun, tussen moest en mocht, tussen toen en als, tussen met wie en waarmee: op het examen trokken studenten in een ‘authentieke’ (maar vaak door ons stevig bewerkte) tekst op jacht naar de taal-, spel- en stijlfouten die we er als boobytraps in hadden verstopt.
Meer nog: eens je het eerste jaar Nederlands – en de bijbehorende taalzorgtest – had doorworsteld, kwam je als tweedejaarsstudent een nieuwe categorie tegen: de ‘Taalzorgitems voor Gevorderden’. Foute beknopte bijzinnen bijvoorbeeld, met voorbeelden die je ongetwijfeld kent, omdat het evergreens zijn die met wat goeie wil op de lachspieren werken. In een zin als Vrolijk zingend werden de aardappelen geschild zou je immers kunnen denken dat het de aardappelen zijn die hun fraaiste zangstem bovenhalen: omdat het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin (hier die vrolijk zingend) gelijk moet zijn aan het onderwerp van de hoofdzin (de aardappelen). Wellicht is er geen mens die het echt zo zou interpreteren, maar als taaladviseur ga je nu eenmaal vaak van het domste in de mensheid uit.
Als je mij echter zou vragen wat mijn favoriete taalzorgfout is, dan ga ik voor de kwestie met de illustere naam ‘tante betje achter het gordijn’ – zo onbekend dat ze amper vijf hits haalt op Google, en dan komen twee van die vijf ook nog eens van mij:
Voor wie nu helemaal uit de lucht komt vallen: je bent (dus) niet de enige. Op wat er precies mis is met zinnen zoals in de tweet hierboven kom ik zo meteen terug, maar voor de ‘tante betje achter het gordijn’-kwestie heb ik een iets langer aanloopje nodig.
Tantebetjeconstructies (er worden doorgaans drie soorten onderscheiden) zijn voorbeelden van zinnen waar er, eenvoudig gesteld, iets fout is gegaan met inversie. De term, die al ruim honderd jaar oud zou zijn, hebben we te danken aan de taalpurist Gerard Nolst Trenité (1870-1946), die sommigen beter kennen onder zijn pseudoniem Charivarius. Hij kwam in de brieven van zijn tante Betje steevast zinnen tegen als *We vieren morgen Kerstmis en eten we kalkoen, waar twee hoofdzinnen aan elkaar worden geplakt en er in de tweede zin opeens – zonder dat daar een reden voor is – inversie optreedt.
Dat daar in de tweede zin met die eten we opeens inversie optreedt, is gek: het is een gewone mededelende zin, waar je in het Nederlands dus eerst het onderwerp (we) en dan pas de persoonsvorm (eten) zou moeten krijgen. Die tante Betje toch. Je krijgt in zo’n zin wél inversie als je een ander zinsdeel vooraan zet: We vieren morgen Kerstmis en daarom eten we kalkoen. Die daarom fungeert hier dus als ‘inversieveroorzakend element’ (dit zijn Taalzorgitems voor Gevorderden, weet je nog?). In een zin als Morgen vieren we Kerstmis en eten we kalkoen, krijg je twee keer inversie: morgen veroorzaakt hier volledig terecht inversie in beide zinnen, want het slaat inhoudelijk zowel op de eerste als op de tweede zin.
En dan komen we op het spoor van een tweede tantebetjetype: je hebt immers ook zinnen waar die dubbele inversie niet correct is. Neem een zin als: *Vanaf 11 mei gaan de winkels weer open, maar blijven de cafés nog zeker tot juni dicht. Daar krijg je weer twee keer inversie (gaan de winkels en blijven de cafés), maar omdat vanaf 11 mei enkel op de eerste zin slaat, zou je enkel in die eerste zin inversie mogen krijgen. Dat is makkelijk gefikst: als je die inversie wegwerkt, door onderwerp en persoonsvorm van plek te wisselen, dan is het al helemaal in orde. Vanaf 11 mei gaan de winkels weer open, maar de cafés blijven nog zeker tot juni dicht.
Simpel toch? Maar we zijn er nog niet. In het voorbeeld van daarnet is het heel makkelijk te zien dat er iets fout is gegaan: terechte inversie in de eerste zin, onterechte inversie in de tweede. Maar soms is die onterechte inversie niet zo eenvoudig te zien, bijvoorbeeld omdat er in de zin bovendien ook nog eens een samentrekking is gebeurd. Dan komen we bij het derde en laatste tantebetjetype. Om opnieuw een actueel voorbeeld te geven: *Vanaf morgen moet ik op de bus een mondkapje dragen en ga er dus nu alvast eentje maken.
Dat er hier inversiegewijs iets foutloopt, is veel moeilijker te zien: in de tweede zin is het onderwerp immers niet meer uitgedrukt. Omdat ik zowel het onderwerp is van zin 1 als van zin 2, is er hier een samentrekking gebeurd – korter is altijd beter. Het probleem is: als lezer of toehoorder moet je zo’n samentrekking reconstrueren, en dan kan het hier al eens misgaan. Aangezien je in de eerste zin een inversie ziet staan, heb je immers de neiging om dat in zin twee ook te doen, waardoor je dit krijgt: Vanaf morgen moet ik op de bus een mondkapje dragen en ga [ik] er dus nu alvast eentje maken.
Dat levert echter een inversiefout op: vanaf morgen slaat hier inhoudelijk op de eerste zin, maar niet op de tweede (dat zie je hier duidelijk door de tijdsbepaling nu alvast). Dat betekent dat die vanaf morgen weliswaar inversie kan veroorzaken in zin één, maar dat niet hoort te doen in zin twee. Je moet daar dus … en ik ga er dus nu alvast eentje maken schrijven. Door die samentrekking zat tante betje hier goed verstopt, maar we hebben haar toch gevonden – ze zat achter het gordijn. Je doet er trouwens altijd goed aan om in je teksten eens achter de gordijnen te kijken, want geloof me: tante betje op bezoek hebben, da’s echt geen pretje. Al heb ik dat gelukkig alleen maar van horen zeggen.
Dit stuk verscheen eerder op het eigen blog van Steven Delarue
Illustratie: Tante Betje-theefilter, Jaco Hooy
Laat een reactie achter