Wonen in gedichten (14)
Door Judit Gera
Dit gedicht is geschikt voor beginners
en hoort bij de categorie Migrant,
In de serie Wonen in gedichten bespreekt Judit Gera, hoogleraar in Boedapest, gedichten uit de Nederlandstalige literatuur, ten behoeve van het onderwijs in de Neerlandistiek extra muros (buiten het taalgebied). Vandaag: ‘Het eerste mislukte begin’, van Rodaan Al Galidi (1971).
Het eerste mislukte begin
Ze hebben de muur bezet,
Rodaan Al Galidi, Uit: De laatste slaaf, 2008.
de zolder gegijzeld,
het dak vermoord
en het raam dichtgetimmerd.
Ze dwongen het balkon
zijn planten
op de stoep te gooien
en zelfmoord
te plegen.
Ze begroeven de kelder,
ze bevalen de schuur haar rommel achter te laten
en te verdwijnen
en
ik
leef nog.
Ik kook voor mijn vrienden,
koop beltegoed voor mijn woorden
en het belangrijkste:
ik kan nog slapen,
minstens zes uur per nacht
en soms zelfs
zonder slaaptabletten.
Rodaan Al Galidi (omstreeks 1971: geboortedata worden in Irak niet geregistreerd) is een Nederlandse dichter en prozaschrijver van Iraakse afkomst. Hij vluchtte uit zijn vaderland waar hij voor civiel ingenieur studeerde. Hij wilde niet in een militair regime leven. Na omzwervingen in Azië kwam hij in 1998 in Nederland aan. Hij vroeg om asiel, maar hij werd geweigerd en raakte uitgeprocedeerd. Hij mocht daarom geen lessen Nederlands volgen. Hij leerde de taal zelf en begon te schrijven. In Vlaanderen kreeg hij een werkbeurs. In 2016 publiceerde Rodaan Al Galidi Hoe ik talent voor het leven kreeg, over de negen jaren en negen maanden die hij in het asielzoekerscentrum doorbracht, tot hij in 2007 een verblijfsvergunning kreeg. Precies in 2011 toen hij voor de inburgeringscursus zakte, werd hem de prestigieuze Literatuurprijs van de Europese Unie toegekend voor zijn roman De autist en de postduif. Ook met andere prijzen en nominaties werd zijn werk onderscheiden.
Op het eerste gezicht zijn de gedichten in de taal van het gesproken woord geschreven. Veelvuldig beginnen zinnen met verbindingswoorden als ‘en’. Er is weinig interpunctie. In een soort monoloog geeft het lyrische ik zijn visie op een stand van zaken. Zijn gedichten zijn meer dan eens ook humoristisch en licht van toon. De woordenschat is eenvoudig en hij gebruikt veelal korte zinnen. De poëzie van Al Galidi is vaak in zo’n stijl, die ook wel parlandostijl wordt genoemd, geschreven. De wereld in de gedichten behelst meestal alledaagse ruimten, situaties, handelingen en ervaringen. Toch schemert tussen de regels de persoonlijke ervaring van de dichter als asielzoeker en als iemand die zich nooit helemaal thuis kan voelen in de wereld waar hij woont
Het gedicht ‘Het eerste mislukte begin’ kan in twee delen verdeeld worden. Het eerste deel telt twaalf regels. Er is een niet nader bepaald ‘ze’ bezig om een huis met de grond gelijk te maken. De eerste regel – ‘Ze hebben de muur bezet’ – kan de associatie wekken van aanvallen uit een verre tijd in de geschiedenis; misschien uit de klassieke oudheid of middeleeuwse tijden waarin de vijand vaak hoge muren van tempels, burchten, vestingen bezet had. Maar de volgende regels brengen ons direct terug naar het heden: naar de huidige oorlogshandelingen in het Midden-Oosten. Er komt een zolder in beeld, wat meer contour aan het gebouw geeft; het lijkt meer op een woonhuis. De zolder wordt bezet; het dak wordt gepersonifieerd door de voltooide vorm van het werkwoord ‘vermoorden’. Het raam wordt dichtgetimmerd. Net zoals de tot nu toe genoemde delen verliest het raam door de actie zijn functie: uitzicht op de buitenwereld bieden. Een muur, de zolder, het dak, het raam – ze zijn minimaal noodzakelijk om je beschermd te weten tegen bedreigingen van buitenaf, of dit nu de natuur is of een vijand die je naar het leven staat. Je kunt niet zonder. Maar ze worden je hier ontnomen door ‘ze’. Ze bezetten, ze gijzelen, vermoorden, timmeren dicht. Het is een directe verwijzing naar een oorlogssituatie. Na deze reeks handelingen komt er een nieuwe reeks, eveneens door ‘ze’ verricht. Vanaf regel vijf komen verdere elementen van het huis aan de orde: balkon, planten, stoep, kelder, schuur. Balkon, kelder en schuur, daarheen kun je vluchten als de meest essentiële onderdelen van je woning er niet meer zijn. ‘Ze’ dwingen, begraven en bevelen. Ook de toevluchtsoorden worden onleefbaar gemaakt. Het balkon wordt evenals het dak gepersonifieerd: het wordt door ‘ze’ gedwongen ‘zijn planten/ op de stoep te gooien/ en zelfmoord/ te plegen.’ Hetzelfde lot is de schuur beschoren met het bevel ‘haar rommel achter te laten/en te verdwijnen.’ Levenloze dingen worden tot levende gemaakt. Het onderstreept het absurde en onbegrijpelijke van de situatie. Daarna komt een omgekeerd proces op gang: de depersonificatie van een mens die onzichtbaar blijft, onderduikt, alles moet achterlaten en verdwijnen.
Regel dertien bestaat uit één woord ‘en’: dit luidt het tweede deel in. ‘En’ is een nevenschikkend voegwoord dat twee of meer (deel)zinnen verbindt. De twee zinnen zijn dan grammaticaal gezien even belangrijk. Terwijl het voegwoord ‘en’ meestal een onbeduidend woordje is, krijgt het in regel dertien grote nadruk. Deels doordat ‘en’ het eerste deel van het gedicht met het tweede verbindt. Deels doordat ‘en’ in de zin ‘Ze begroeven de kelder,/ze bevalen de schuur haar rommel achter te laten/en te verdwijnen/en/ik/leef nog.’ twee keer voorkomt. Het eerste ‘en’ heeft een verbindende functie met een tijdsaspect: eerst moet de schuur haar rommel verlaten en daarna moet zij verdwijnen. Het tweede ‘en’ daarentegen functioneert niet alleen als verbindend element, maar ook als bijwoord in de betekenis van ‘desondanks’. Terwijl alles in het eerste deel vernietigd wordt en het lyrische ik onzichtbaar was, komt hij vanaf regel dertien tevoorschijn en blijft hij ondanks alles in leven. Door de dubbele functie van het tweede ‘en’ wordt benadrukt, dat dit ogenschijnlijk gewone ook iets wonderbaarlijks is. De zin krijgt een vragend karakter: en ik leef nog?
In het tweede deel van het gedicht komt – anders dan in het eerste deel – een reeks alledaagse handelingen voor. Deze eenvoudige gebeurtenissen geven aan dat in tegenstelling tot wat zich in het eerste deel afspeelt, het lyrische ik in geconsolideerde omstandigheden leeft. Er is gezelligheid: vrienden voor wie hij zelf kan koken, er is relatief welzijn: hij kan zich een beltegoed permitteren, en er is rust: hij kan tenminste zes uur per nacht slapen. Maar dat tweede ‘en’ in regel dertien in de betekenis van ‘toch’ zorgt ervoor dat het eerste deel ook in het tweede aanwezig blijft. Het functioneert als een traumatische herinnering die ondanks gezelligheid, relatief welzijn en goed slapen nog steeds rondspookt. Dat deze traumatische herinnering van verwoesting, dood, zelfmoord en achtervolging nog steeds in het hoofd van het lyrische ik doorwerkt, blijkt uit het bijwoord ‘minstens’ en de laatste twee regels: ‘en soms zelfs/zonder slaaptabletten.’ Het lyrische ik voert met de laatste zinswending een ‘correctie’ uit. Het klinkt ironisch. Dat zes uur slapen per nacht lukt nog maar zelden. De beelden uit het eerste deel van het gedicht verhinderen een zorgeloze nachtrust.
De structuur van het gedicht komt overeen met de inhoud: er is een duidelijke wending tussen de twee delen. De gebeurtenissen in het eerste deel verwijzen naar ‘ze’, agressie, (zelf)moord, geweld, en naar iemand anders die onderduikt in een schuur, die weg moet. Het is een situatie waarin een ‘binnen’, een ‘thuis’, en een onderdak – zij het een schuilplaats in een schuur – door agressie van buiten vernietigd wordt. In schril contrast tot deel één staat deel twee waarin ‘ik’ de plaats inneemt van ‘ze’. Voor degene die in het eerste deel moest vluchten lijkt het allemaal goed te komen. Maar de slaaptabletten vertellen een ander verhaal. De ‘en’ in regel dertien staat niet voor niets ook voor een ‘toch’.
De titel van het gedicht kan twee betekenissen hebben. De eerste is zelf-referentiëel: de bundel De laatste slaaf wordt vier keer zo geopend, er zijn ‘vier mislukte beginnen’ waarvan dit gedicht het eerste is. De vier pogingen tot een begin kan op die manier een postmoderne zet zijn: net zoals de geboortedatum in Irak niet als een gefixeerd beginpunt van het leven geldt, kent een dichtbundel ook niet per se één enkel, vastomlijnd begin. Het woord ‘mislukte’ is mogelijk een captatio benevolentiae betreffende de kwaliteit van de bundel. Of zoals in klassieke redevoeringen bedoeld om in een inleiding (het exordium) het publiek gunstig te stemmen en om aandacht te vragen. Een andere betekenis van de titel staat misschien in verband met de dag waarop het lyrische ik na zes uur slapen met slaaptabletten wakker wordt. Het eerste begin is er nu weliswaar, maar niet zonder oude trauma’s en nieuwe mislukkingen.
Laat een reactie achter