Door Peter van Zonneveld
Het overlijden van Maarten Biesheuvel heeft bij veel mensen herinneringen opgeroepen. Daar wil ik er graag nog een paar aan toevoegen. Ik kende Maarten vanaf halverwege de jaren zeventig uit het Leidse literaire leven. Tientallen malen zal ik hem ontmoet hebben. Een paar momenten zijn me vooral bijgebleven.
Toen mijn grootvader in het Academisch Ziekenhuis op sterven lag, en ik afscheid van hem moest nemen, liep ik nog even de stad in. Daarna moest ik verder naar Amstelveen om mijn moeder te bezoeken die ook al in het ziekenhuis lag. Op de Stationsweg kwam ik Maarten tegen. ‘Ha Peter, gaan we een biertje drinken?’ Ik zei graag ja, want dat was juist waar ik behoefte aan had. ‘Er is alleen één probleem’, zei Maarten. ‘Eva heeft me geen geld meegegeven.’ ‘Dat geeft niet’’ zei ik. We streken neer op het terras van de Bruine Boon (was die er toen al?), ik haalde biertjes. Het was zomers weer. Aan het eind van de middag repte half Leiden zich naar het station, of kwam er juist vandaan. Iedereen kende Maarten. Genietend van een grote sigaar wuifde hij naar deze en gene, hield soms een kort praatje met een voorbijganger, en zei tegen mij dingen als: ‘Weet je Peter, ik heb in het gekkenhuis gezeten. En toch ben ik goed terecht gekomen.’ Dat kon ik slechts beamen. Het leek wel of hij een openbare audiëntie hield, daar op de Stationsweg. Hij genoot er zichtbaar van. Na het derde biertje bedacht ik opeens, dat Eva hem waarschijnlijk niet voor niets geen geld had meegegeven, met al die medicijnen en zo. ‘Ik ga naar mijn moeder, Maarten’’, zei ik, en nam afscheid.
In september 1989 was het honderdvijftig jaar geleden, dat de Camera Obscura verscheen. Eva Biesheuvel had verzonnen, dat we Beets het best konden eren door een bank te plaatsen aan de voet van de Leidse Burcht, onder een boom die minstens 150 jaar oud was. Na advies van Plantsoenendienst werd een geschikte boom uitgekozen. Zo werd de Beets-beuk-bank plechtig ingewijd. Maarten Biesheuvel en Maarten ’t Hart traden daarbij op, verkleed als meneer mevrouw Kegge. De laatste zag ik nu voor het eerst in travestie, en de eerste droeg met galmende stem het gedicht De Leydsche Burcht’ van Beets voor. Ik hield een feestrede, die dezelfde middag op de achterpagina van de NRC verscheen. Later kreeg ik van Eva en Maarten nog een mooie foto van het gebeuren.
De laatste jaren had ik wat meer contact met Maarten. Ik logeerde regelmatig bij mijn vriendin, die twee huizen verder woonde. Die had ik bij de Biesheuvels ontmoet. Veel bezoeken aan Sunny Home zijn me bijgebleven. Soms nam Maarten me mee naar zijn gezellige kamertje boven, waar hij allerhande foto’s en snuisterijen koesterde. Of hij vroeg: ‘Zeg Peter, kun je een gedicht van Piet Paaltjens voordragen?’. Dat deed ik dan. Toen hun poes Schavuitje naar de dierenarts moest, kregen ze hem niet in zijn mand. Eva haalde mij erbij. Ik greep Schavuitje in zijn nevel, tilde hem op, en voor hij het in de gaten had, zat hij er al in. ‘Maarten zei: ‘Peter, je bent een fidele kerel. Zullen we gaan corresponderen?’ Voordat ik antwoord kon geven, werd zijn plan door Eva getorpedeerd. ‘Doe dat nou maar niet Maarten. Dat heb je met Bastet ook geprobeerd, en dat werd zó gekunsteld…’
Eva is kort na haar tachtigste verjaardag overleden. Voor Maarten werd goed gezorgd. Hij kon in Sunny Home blijven wonen. Maar hij ging zienderogen achteruit. Zijn tachtigste verjaardag heeft hij nog gehaald. De laatste keer dat ik hem sprak, kort voor de coronacrisis, zag ik hoe mager hij was. Ik vroeg hoe het ging. ‘Niet goed’, zei hij, en keek me treurig aan.
Je zou willen dat hij met zijn Eva herenigd werd.
Rob Duijf zegt
Mooie herdenkingswoorden. Ik heb Maarten nooit persoonlijk gekend, al ben ik hem ooit een keer in de trein tegen gekomen, gehuld in een lange regenjas. Ik herinner me hoe hij ergens in de jaren zeventig in een radioprogramma voorlas uit eigen werk. Hilarisch was dat, met zijn ietwat krakerige, nasale stem. Sindsdien heb ik veel plezier beleefd aan zijn absurde verhalen die tegelijk zoveel over zijn eigen leven vertellen.De laatste keer dat ik iets van Maarten zag, was in de serie foto’s die de Leidse fotografe Patricia Nauta van hem maakte en waarmee ze de tweede prijs won van de Zilveren Camera 2020 in de categorie Kunst, Cultuur en Entertainment. Ze portretteerde Maarten in zijn broze kwetsbaarheid, onder andere zittend op zijn bed op de zolderkamer, of in zijn stoel starend naar het portret van Eva in zijn handen; heel ontroerend. Dat Nauta de foto’s in zwart-wit uitvoerde, maakt deze nog indringender. Het zijn eerlijke observaties van hoezeer Eva werd gemist, als partner, steun en toeverlaat en sturende hand. Eigenlijk voorvoelde ik toen al in februari, daar in Museum Hilversum waar de foto’s werden geëxposeerd, dat Maarten het niet lang zou maken, maar zijn verscheiden komt toch met een ‘ach…’.