Metaforen in interviewvragen

Door Ronny Boogaart
De presentator van Radio Tour de France vraagt op zondag 30 augustus aan zijn gast:
- Wat lees jij nu?
Het antwoord daarop is niet de naam van een krant of de titel van de laatste Saskia Noort. De interviewer wil weten wat zijn gast van de ontwikkelingen in de wedstrijd denkt.
Die had ik nog niet. (Dank, Frank van Pamelen.)
Hoe kijkt u daarnaar?
Eerder schreef ik over het fenomeen dat presentatoren van talkshows tegenwoordig niet meer aan hun gasten vragen wat die ergens van vinden, maar hoe ze ergens naar kijken. Soms gaat er een filmpje aan zo’n vraag vooraf en dan is de vraag nog relatief letterlijk, maar dat hoeft niet. De formulering met kijken is dan een metafoor: een onderwerp of gebeurtenis wordt gepresenteerd als een ding en je mening erover is de manier waarop je naar dat ding kijkt. Dezelfde metafoor zie je in deze vragen:
- Hoe ziet u dat?
- Hoe kijkt u daar tegenaan?
En trouwens ook in zelfstandige naamwoorden als kijk, visie en perspectief, die je natuurlijk ook in vragen kunt gebruiken:
- Wat is uw kijk/visie/perspectief hierop?
Hoe staat u daarin?
In de tussentijd noteerde ik nog twee andere metaforen die erg populair zijn onder interviewers wanneer ze naar meningen en gevoelens vragen. In de eerste daarvan gaat het opnieuw (als het ware) over een fysiek object. Je mening erover is nu niet je visie op dat ding maar de positie die je ten opzichte van dat ding inneemt. Inderdaad, je standpunt. Je kunt jezelf bevinden buiten de zaak waar het om gaat, maar ook er middenin:
- Hoe staat u daar tegenover?
- Hoe staat/zit u daarin?
Vooral die laatste is redelijk nieuw. Al veel langer in gebruik is:
- Wat voelt u erbij? Wat is uw gevoel erbij?
Omdat deze vraag letterlijk naar een gevoel vraagt, is de formulering minder duidelijk een metafoor maar door het voorzetsel bij heeft de vraag toch het wollige en indirecte dat de nieuwe formuleringen Hoe kijkt u daarnaar? en Hoe staat u daarin? nog sterker hebben. Net zoals Hoe voelt dat voor u?
Waarom raakt dit u zo?
In de eerste twee metaforen wordt het gespreksonderwerp dus als een fysiek object gezien. Ze hangen duidelijk met elkaar samen: zodra je een andere positie inneemt ten opzichte van (of in) een zaak, kijk je er vanzelf ook anders tegenaan. Een woord als gezichtspunt heeft van allebei wat. De derde metafoor is anders: het onderwerp van discussie is nu niet een levenloos object dat zelf niks doet, maar een handelende instantie, met nogal menselijke eigenschappen. Het kan dingen met je doen en zelfs tegen je praten:
- Wat doet het met u?
- Wat maakt het bij u los?
- Hoe komt het op u over?
- Wat zegt het u?
In vergelijking met de eerste twee metaforen is de richting hier omgedraaid: het is niet de geïnterviewde die actief is (met kijken of een positie innemen), maar het gespreksonderwerp zelf. Grappig is dat je het werkwoord zeggen in beide richtingen kan gebruiken want je hebt natuurlijk ook Wat zegt u ervan?
Het gaat bij de derde metafoor minder vaak over meningen dan over gevoelens die door het onderwerp worden ‘opgeroepen’: dat is er zelf ook een voorbeeld van (welk gevoel roept dit bij u op?). Mensen vormen zelf een mening, maar een gevoel overkomt je. Die metafoor is niet beperkt tot expliciete vragen. De interviewer durft ook wel eens zoiets te zeggen als:
- Het raakt u
of
- Ik zie dat het u raakt
De gast kan zelf ook constateren:
- Ik merk dat het me raakt
Daaraan zie je duidelijk dat de spreker in deze metafoor niet actief is, maar dat hij of zij het gevoel ‘ondergaat’. Het kan dan ook in de lijdende vorm: ik word erdoor geraakt. Als expliciete vragen zijn ook nog populair:
- Wat raakt u nou precies?
- Waarom raakt dit u zo?
Soms is het gevoel zélf actief, maar die formulering wordt tegenwoordig als een vrij hopeloos cliché beschouwd:
- Wat gaat er door je heen?
In Wat doet het met je? is wat het lijdend voorwerp, maar in deze vraag is wat het grammaticaal onderwerp en is het gevoel zélf in beweging. Gelukkig geldt ook voor de nieuwere formuleringen dat de meeste mensen deze vragen buiten interviews en (andere) therapeutische contexten niet zonder ironie kunnen gebruiken.
Wat lees je?
Die met lezen had ik nog niet, maar hij is ook wel ietsje anders en het gebruik ervan is vooralsnog erg beperkt. Natuurlijk had je altijd al:
- Hoe lees jij dit?
- Wat lees je hierin?
Daarin gaat de betekenis van het werkwoord lezen zeker in de richting van ‘interpreteren’, maar het gaat dan meestal wel om tekst, en dus ook om letterlijk ‘lezen’. Zoals Hoe kijk je hiernaar? oorspronkelijk waarschijnlijk ook alleen na een beeldfragment gebruikt kon worden.
Je kon wel al dingen als grafieken en tabellen lezen, en gedachten, en in bepaalde kringen ook tarotkaarten, koffiedik en handlijnen, dus de betekenis van lezen was al uitgebreid naar andere ‘tekens’ dan teksten. Maar het lezen van sportwedstrijden is voor mij nieuw. Je hebt het lijdend voorwerp wedstrijd daar eigenlijk nog wel bij nodig. Ik denk dat de presentator van Radio Tour de France de vraag Wat lees je nu? alleen maar zo kon formuleren omdat het hele idee van ‘een wedstrijd lezen’ eraan voorafging. Dit is het hele citaat:
- Jij kunt als geen ander een wedstrijd lezen. Wat lees je nu?
De vraag is dan bijna een taalgrapje.
De metafoor lijkt het meest op de eerste, die met zien en kijken, maar lezen is specifieker en complexer: de wedstrijd wordt niet alleen maar als een ding gezien maar als een soort tekst die je kunt interpreteren. De betekenis van de vraag Wat lees je nu? is niet zomaar ‘wat voel je?’ of ‘wat vind je ervan’, maar eerder ‘Hoe analyseer je dit?’. Zien en kijken kan iedereen, maar deze vorm van lezen is een vaardigheid die niet iedereen beheerst. Gelukkig organiseert de KNVB cursussen in het lezen van voetbalwedstrijden. Dat suggereert trouwens dat dit gebruik van lezen in het voetbal is begonnen, maar zich nu verspreidt naar andere takken van sport.
Afbeelding van Ton van de Blaak via Pixabay
Gisteren hoorde ik in ‘Wie is de Mol’ een andere variant, die volgens mij ook steeds vaker voorkomt: ‘Ik probeerde hun gezichten te lezen, maar…’.