Jeugdverhalen over joden (115)
Door Ewoud Sanders
Auteur: onbekend
Vertaald uit het Duits
Herkomst en drukgeschiedenis
‘Een Russische geschiedenis’ verscheen in 1869 in de Kinder-Courant. Weekblad voor de Nederlandsche Jeugd. In 1873 werd het, in een andere vertaling, onder de titel ‘Een Israëlietisch Marskramer’ door Pieter Beets Pz. (1827-1900) gepubliceerd in Keizer Joseph II, en andere belangrijke verhalen aan de geschiedenis ontleend: voor de Nederlandsche jeugd bewerkt.
Het gaat hier om een verhaal dat tussen 1863 en 1898 minstens veertien keer in buitenlandse boeken en tijdschriften is afgedrukt: het vaakst in het Duits, maar ook in het Frans, Italiaans en Tsjechisch.
In de samenvatting is geciteerd uit de oudste Nederlandse vertaling.
Samenvatting
Op een dag klopt de joodse marskramer Iwan Zweigbaum aan bij een afgelegen huis in het noordwesten van de Oekraïne. Hij laat de vrouw zijn koopwaar zien, maar zij zegt dat zij geen ‘kopek’ (cent) in huis heeft – haar man is inkopen doen op de markt. Zweigbaum zegt dat dit geen probleem is: hij wil ook wel ruilen.
Omdat de vrouw haar oog heeft laten vallen op een kledingstuk, doorzoekt zij haar hele huis naar iets om te ruilen. Uiteindelijk vindt zij op een zolder ‘een snoer glaskoralen’. ‘Zweigbaum nam de koralen in de hand, rammelde er wat mede, terwijl hij zoo wat minachtend glimlachte, maar zeide ten laatste dat alles toch nog wel een kooper vindt, en ofschoon hij liever oude kleeren zou gehad hebben, zou hij dan voor ditmaal maar met die glaskoralen tevreden zijn.’
De ruil vindt plaats. ‘De vrouw was niet weinig in haar nopjes, de Jood ook’, want ‘hij had op het eerste gezigt wel begrepen, dat het geene glazen koralen maar deugdelijke parelen waren’.
Twee juweliers bevestigen de grote waarde van het parelsnoer. Een juwelier in Warschau raadt hem aan het snoer in Petersburg aan de keizerin aan te bieden, aangezien ‘er niet ligt een partikulier te vinden zou zijn, die zulk eene kostbaarheid koopen kon’.
Het lukt Zweigbaum om door de keizerin te worden ontvangen. Er wordt vastgesteld dat het parelsnoer ‘verscheidene honderd-duizenden roebels’ waard is. Zweigbaum wordt echter bedrogen door de ‘betaalmeester’: die houdt het geld en laat de marskramer arresteren door enkele kozakken. ‘Zij grijpen Zeigbaum aan, zetten hem ondanks zijn schreeuwen en spartelen op een stoel, knippen hem het hoofdhaar heel kort af, plaatsen hem in een gesloten wagen en rijden met hem Petersburg uit.’ Diep in de Kaukasus wordt Zweigbaum gedwongen om dienst te nemen in het leger.
Nadat Zweigbaum, die is opgegroeid aan de oevers van de Dnieper, de zoon van een generaal van de verdrinkingsdood heeft gered, mag hij zijn verhaal doen. ‘Zweigbaum vertelt nu zoo levendig, zoo aanschouwelijk, dat de generaal er door getroffen wordt, en eindelijk tot de volle overtuiging komt, dat het verstand van den jood alles behalve beneveld was.’
Samen met de generaal keert Zweigbaum terug naar het hof waar ook de keizer hem op zijn woord gelooft. ‘De Keizer [laat] al de heeren, die tot het hof behoorden, voorroepen. De jood herkende terstond den schuldige, die doodsbleek en sidderend voor den Keizer wordt gesteld om zijn vonnis aan te hooren.’
De ‘oneerlijken betaalmeester’ krijgt dezelfde straf als die hij Zweigbaum heeft laten toedienen: hij wordt kaalgeknipt en als ‘gemeen soldaat gekleed en naar den Kaukazus gezonden’. Zweigbaum krijgt zijn geld uitbetaald.
Verhaalvarianten
In de vertaling van Pieter Beets daalt de waarde van het parelsnoer van ‘verscheidene honderd-duizenden roebels’ naar ‘vele duizende roebels’. Als verkoper is Zweigbaum geniepiger. ‘Nu spreidde hij zijne koopwaren voor de oogen der vrouw uit, om haar alzoo des te eerder tot koopen over te halen; en hij bereikte zijn doel volkomen.’
De vertaling van Beets is gebaseerd op een Duits jeugdboek. ‘Een Israëlietisch Marskramer’ eindigt met een moraliserende nabeschouwing. Die begint als volgt: ‘De lezer zal nu vragen: “Heeft Iwan aan de vrouw, van welke hij het parelsnoer bekomen had, waardoor hij op eens zoo rijk was geworden, ook niet een gedeelte van zijn schat ter hand gesteld?” Wij moeten dit helaas ontkennend beantwoorden. Dit verzuim getuigt niet van een edel karakter. (…) Al kenden de eenvoudige bewoners van het afgelegen huisje misschien de waarde van het parelsnoer niet, toch was het wellicht een dierbaar familiestuk, eene geliefde gedachtenis. Dit is dus eene geschiedenis, die ruimschoots stof tot nadenken oplevert.’
Doelgroep en receptie
Van dit jeugdverhaal heb ik geen besprekingen gevonden.
H. Beelen zegt
eerder in het Nederlands verschenen in Weekblad voor Israëlieten, jrg 9, 1863, no 10, 25-09-1863. Deze versie gaat vermoedelijk terug op een Franse vertaling uit het Duits, verschenen in L’Univers israélite: journal des principes conservateurs du judaisme (deze versies dus in de Joodse pers zelf).
De Venlosche Courant van 7-5-1898 heeft een versie die anders aflopt dan die van P. Beets: “Iwan Zweigbaum daarentegen kreeg zijn geld terug, benevens den intrest, onder de voorwaarde echter, dat hij de helft aan de boerenvrouw gaf, waarbij hij het parelsnoer had geruild.”