Boeken voor Mark Rutte (2)
Iedere week sturen neerlandici een boek aan Mark Rutte, met een begeleidende brief die uitlegt waarom hij dat boek moet lezen. Deze week een bijdrage van Marita Mathijsen. Lees voor een toelichting op het project deze brief van hoofdredacteur Marc van Oostendorp.
Amsterdam, 18 november 2020
Waarde heer Rutte,
Neemt u me niet kwalijk dat ik medelijden met u heb. Natuurlijk, u heeft er zelf voor gekozen om premier van Nederland te zijn. Maar toen u daarvoor koos, wist u niet wat er allemaal op uw bord zou komen. U wist niet van corona, u verwachtte niet dat u collega’s zou krijgen bij wie de leugens van de baron van Münchhausen in het niet vallen, u wist niet dat de mooie azuren Middellandse zee zou verkleuren tot een lijkenput voor vluchtelingen.
De inwoners van Nederland verwachten dat u met oplossingen komt, en het beroerde is dat iedereen zijn eigen paard van Troje bedenkt. Ik ook: toen u besloot de bibliotheken dicht te gooien, heb ik een kastje buitengezet, en daarin stalde ik boeken waarvan ik dacht dat mensen daar wel iets aan zouden hebben. Ik koos niet de winkeldochters, maar titels die ik zelf graag zou herlezen. Titels die nu nodig zijn: om hoop te houden, om mededogen te kunnen voelen, om disrespect te weren. Ik koos De diamant van Mulisch, een pure schelmenroman met een diamant als brutale hoofdpersoon, een soort ontsnappingskunstenaar die uiteindelijk toch ten onder gaat. De donkere kamer van Damokles van Hermans – twijfel over wat echt is en onecht hoort ook bij deze tijd. Door mijn straat lopen behalve scholieren ook bejaarden. Voor hen legde ik de Leekedichtjens van De Génestet klaar, met zijn geweldige puntige wijsheden die, ook al zijn ze honderdvijftig jaar oud, nog aankomen als injectienaalden. Deze bijvoorbeeld, die u wel eens kunt citeren als u een van die breedsprakige parlementariërs wilt prikken: ‘Verlos ons van den preêktoon, Heer!/ Geef ons natuur en waarheid weêr!’. Of deze, voor als u het nog over het effect van mondkapjes durft te hebben: ‘Doe ik mijn oogen toe,/ Dan wil ik ’t wel gelooven;/ Doch als ik ze open doe/ Komt weêr de Twijfel boven.’
Nu had ik de hoop dat u misschien wel eens langs mijn boekenkastje zou willen lopen, en ik leg er voor u speciaal iets in wat u moet opbeuren als u zich als Jozef in de put voelt. Ik ken geen betere balsem voor een schrijnend gemoed dan de poëzie van Judith Herzberg. Al haar gedichten paren het gemak van gewone taal aan diepgang die zich vanzelfsprekend openbaart. Ik wil u het bundeltje Het vrolijkt geven. U kijkt hier even van op: ja, het Nederlands kan dat gewoon, van een bijwoord een werkwoord maken. Bedrieglijk eenvoudig lijkt het gedicht waarmee de bundel opent, maar het is een geraffineerde manier om je aan het denken te zetten:
Mij vrolijkt het
als bij de boerderij
waar deze trein
voorbij rijdt, vijf
blauwe overalls
te drogen hangen
aan een lijn.Mij vrolijkt ook
de gans die in een wei
lijkt te staan peinzen.
Het lijkt een pleidooi voor kleine tevredenheid – maar niet heus, want er zitten adders onder het gras. Als domme ganzen nadenken en er gewerkt en gewassen wordt, dan moet een premier toch ook ‘vrolijken’? De diepte zit bij Herzberg in de oppervlakte. Stiekem wordt u in de maling genomen: ‘De regenboogforel besloot/ dat klein te zijn/ meer kansen bood dan groot. Nu de brutaalste toehappers zijn opgesnapt, […] duiken de kleineren, de meer onooglijken/ de diepte in die voor hen/ open blijft’. Hou dat in de gaten als u naar Brussel afreist. En lees dan ook eens het gedicht over de koe die een museum bezoekt en daar jaloers wordt op de koeien van oude schilderijen. Geef dat maar door aan Carola Schouten, met de boodschap: ‘Voor wat ik je/ vertellen wil is fluisteren/ nog te luid’. En als u iets wil doordrijven, citeer dan: ‘Leer van de brandweer/ Vuur!/ Blussen!’. Hartverscheurend eenvoudig en toch complex. Dus, meneer Rutte, ik vraag u of u Het vrolijkt wilt accepteren. Dan hoeft u niet naar een bibliotheek want daar zien ze u liever gaan dan komen.
Met een hoogachtende groet,
Marita Mathijsen
Judith Herzberg, Het vrolijkt | Uitgeverij De Harmonie| Amsterdam, 2008
Geert Booij zegt
Prachtig stuk. Een taalkundige opmerking heb ik nog wel. Het gebruik van vroijlkt als werkwoord is gebaseerd op het bijvoeglijk naamwoord vroiljk, niet het bijwoord vrolijk. Bijvoeglijke naamwoorden lenen zich hiervoor, de zogenaamde conversie.