In de jaren 30 van de 20e eeuw kwamen veel emigranten, op de vlucht voor het nationaal-socialisme, naar Nederland. Hier probeerden zij hun carrière voort te zetten. Dat gold in het bijzonder voor degenen die werkzaam waren in de amusementssector. Hun producties vonden gehoor bij het Nederlandse publiek. Ik onderzoek, mede aan de hand van de Nederlandse Liederenbank, wat hun aandeel is geweest aan het muziekleven in Nederland, en in welke mate zij hun sporen hebben achtergelaten. In een driedelige serie staat steeds een van hen centraal. Deze keer: Joseph Schmidt.
De vier bovenstaande liedbladen zijn ook te vinden in de Nederlandse Liederenbank: Als je jong bent is de wereld van jou (op 4 liedbladen), Ik hou van Holland (op 7 liedbladen), Ik zing voor jou (op 4 liedbladen)en Een ster valt van de hemel (in 2 tekstversies op 7 liedbladen).
Het eerste lied is een Nederlandse vertaling van het titellied van de film Wenn du jung bist, gehört dir die Welt. “Ik hou van Holland”, een tango, werd in 1936 geschreven door de Rotterdamse componist Willy Schootemeijer, bekend van verschillende veelgespeelde marsen. De laatste twee liedjes komen uit de film Ein Stern fällt vom Himmel.
Nog een verwijzing in de Liederenbank naar Joseph Schmidt, zonder zijn naam te noemen:
“Een lied gaat om de wereld”, de Nederlandse vertaling van “Ein Lied geht um die Welt”, ook een lied uit een film met Schmidt in de hoofdrol, dat op 3 liedbladen staat.
Joseph Schmidt was in de jaren 30 van de 20e eeuw in ons land een bekend en geliefd zanger. Toch kennen de meeste Nederlanders nu alleen nog het lied “Ik hou van Holland”, dat de Duitse tenor in 1937 voor het eerst vertolkte en op de plaat zette. Schmidt was een van de Duitse artiesten in ballingschap, die in de jaren 30 en 40 in het legendarische Kurhauscabaret in Scheveningen zijn opgetreden. Daarnaast was hij een graag gehoorde en geziene gast bij het VARA-publiek.
De Nederlandse versie van het populaire Napolitaanse visserslied O Marinariello (“Mijn vissersmeisje”) door Herre de Vos werd in de jaren dertig populair dankzij vertolkers als Willy Derby en Joseph Schmidt.
Joseph Schmidt werd in 1904 geboren in een dorpje bij Czernowitz (Tsjernivitsi) dat tot 1918 onder het Oostenrijks-Hongaarse rijk viel en een grote joodse gemeenschap telde. In Czernowitz zong hij in het koor van de synagoge en werd ook al gevraagd voor zangrolletjes op het plaatselijke toneel. Hoewel hij een opleiding volgde aan de handelsacademie, was hij meer geïnteresseerd in muziek. Op zijn 21e kreeg hij de gelegenheid om naar Berlijn te gaan, indertijd de culturele hoofdstad van Duitsland, waar hij werd aangenomen aan het conservatorium. Hij woonde bij een ongetrouwde oom, Leo Engel, die vele jaren lang zijn impresario zou zijn. De militaire dienstplicht dwong hem terug te keren naar zijn geboortestreek (inmiddels onder Roemenië vallend). Maar gelukkig mocht hij al gauw de grote trom bespelen in de militaire kapel. Daarnaast trad hij als zanger op voor de officieren. In 1929 vertrok hij opnieuw naar Berlijn. In eerste instantie was het lastig voor Schmidt om te worden opgemerkt; letterlijk, vanwege zijn lengte van circa 1 meter 50. Totdat hij de beroemde Nederlandse bariton Cornelis Bronsgeest ontmoette, hoofd van de opera-afdeling van Radio Berlijn. Bij hem maakt Schmidt zijn debuut voor de microfoon en kreeg hij een contract. Tegelijkertijd debuteerde hij op grammofoonplaat en er zouden vele platen volgen. De geliefde tenor zong van alles: opera, operette, Schlagers, geestelijke (joodse) liederen, volksliederen.
Bronsgeest organiseerde ook een solo-optreden in de ‘Krolloper’ in Berlijn omdat zijn vele fans de zanger wel eens in het echt wilden zien.
De eerste film die speciaal voor Schmidt werd geschreven heette Ein Lied geht um die Welt en kwam uit in mei 1933. Een jaar later verscheen deze in het Engels, My Song goes round the World.
Schmidt werd het werken in Duitsland al gauw onmogelijk gemaakt nadat Hitler aan de macht was gekomen. Tijdens zijn vele concertreizen had Schmidt al vaak Wenen aangedaan, en dat zou voorlopig zijn nieuwe woonplaats worden. Daar zong en speelde hij in zijn tweede succesfilm Ein Stern fällt vom Himmel, die in 1936 ook in een Engelstalige versie verscheen.
Er volgden tournees naar Zwitserland, Athene, Nederland, Tel Aviv, de Verenigde Staten, waar hij nog meer aanbiedingen kreeg. Heimwee voerde hem echter terug naar Oostenrijk. Daarvandaan moest hij na de Anschluss in 1938 toch weer vluchten. Nu naar het voorlopig nog vrije België en Nederland, waar hij al verschillende malen eerder was geweest.
In 1932 had hij voor het eerst optredens voor de VARA in Hilversum verzorgd, waar hij tot 1939 een terugkerende gastzanger zou blijven. In 1936 en in 1938 trad hij zelfs op tijdens een VARA-gala. De programma’s die hij voor de VARA verzorgde, met het VARA-orkest o.l.v. Hugo de Groot, of met De Flierefluiters o.l.v. Eddy Walis, bestonden meestal deels uit opera-aria’s, deels uit bekende Schlagers of liederen uit zijn films. In de radiogids werd hij aangekondigd als “Joseph Schmidt, de kleine man met de grote stem”. In januari 1937 bracht hij voor de radio voor het eerst “Ik hou van Holland” ten gehore.
Een illustratie van de publieksliefde voor Joseph Schmidt geeft het concert van 7 maart 1936 in het Concertgebouw. Schmidt werd op piano begeleid door Géza Frid, eveneens een gevlucht musicus. De avond bestond uit opera-aria’s en als toegift enkele bekende (film)-Schlagers. De recensent van het Algemeen Handelsblad beoordeelde de voordracht en stijlkwaliteiten van Schmidt negatief. “Maar het meest betreurenswaardige was toch wel het volstrekt ongewettigd enthousiasme uit de zaal”.
In 1940, na de inval van Hitler in Nederland, trok Schmidt naar Zuid-Frankrijk in de hoop een visum te kunnen bemachtigen voor Cuba. Dat leek te lukken, maar na de aanval van Japan op Pearl Harbor werd de trans-Atlantische scheepvaart stil gelegd. Begin oktober 1942 lukte het hem illegaal de grens van Zwitserland over te komen. In Zürich had hij echter geen geld en geen werk. Al gauw kreeg hij een oproep zich te melden bij interneringskamp Girenbad. Daar werd hij ziek. Een korte opname in het ziekenhuis volgde, maar de chef-arts zag hem aan voor een simulant, die het kamp probeerde te ontvluchten. Amper terug in het kamp stierf hij op 16 november op 38-jarige leeftijd aan een hartaanval.
Slotbeschouwing
Vanaf eind jaren 20 kwam er een vluchtelingenstroom op gang vanuit de landen oostelijk van Nederland. Deels gebruikten deze emigranten Nederland als tussenstation om vandaar verder te trekken naar Engeland, Amerika of het Midden-Oosten. Een ander deel bleef in Nederland, in elk geval tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Ze verlieten hun land om politieke redenen of vanwege opkomend antisemitisme.
De musici onder hen vonden (tijdelijk) werk in Nederland als amusementsartiest, in de jazz, in bioscoop- en omroeporkesten, als dirigent, solist, pedagoog of muziekrecensent.
Aan de hand van drie van hen, Willy Rosen, Rudolf Nelson en Joseph Schmidt, heb ik beschreven in hoeverre zij aan het Nederlandse muziekleven deelnamen. Er was belangstelling voor de optredens van deze musici, ondanks het feit dat zij vooral Duitstalig repertoire presenteerden. Mensen als Louis Davids en Max Tak hebben een verbindende rol gespeeld en deuren voor hen geopend in de theater- en cabaretwereld in Nederland. Het feit dat ze op liedbladen uit de jaren 30 werden aangeduid met hun naam, betekent dat ze bekend waren bij het grote publiek.
Of hun invloed reikte tot na de oorlog is moeilijker aan te tonen. Bij het naoorlogse cabaret hebben onder anderen Nelson en Rosen tastbare sporen nagelaten in het Wim Sonneveldcabaret, Tingel Tangel, Lurelei en het ABC-cabaret Wim Kan.
In andere sectoren dan de amusementsmuziek hebben zij wellicht op een andere manier hun sporen nagelaten. Geëmigreerde docenten aan Nederlandse conservatoria gaven hun expertise door aan leerlingen; sommigen drukten hun stempel op een organisatie als het Holland Festival; anderen werkten als muziekrecensent.
De klassieke muziek valt buiten het bestek van deze verkennende serie ‘Vluchtelingen in de Liederenbank’, toch noem ik graag het volgende: Via organisaties als de Leo Smitstichting worden werken van componisten weer tot klinken gebracht in de concertzaal, en bij het Stichting Omroep Muziek zijn composities van gevluchte componisten, uit het omroeparchief, nu online in te zien.
Bronnen
Fred Bredschneyder Ik hou van Holland: een levensbeeld van Joseph Schmidt in feiten, gebeurtenissen en herinneringen, Amsterdam, Uniepers, 1981.
Leo Frijda: ‘Joseph Schmidt’, in: Crescas, 9 november 2012.
Marc Kregting zegt
Als ‘zo’n klein mannetje maar met een stem als een klok’ is Joseph Schmidt de favoriete zanger van Cor van der Laak (Vierde Plaat van het Simplisties Verbond).