Half december 1870 publiceerde de smid J.C. Wiegman de komische voordracht Twee biggen in een bedsteê, of Kluchtig avontuur van den Jood David. Zijn uitgever had hoge verwachtingen en die kwamen uit: tot 1894 werden er ruim zevenduizend exemplaren van verkocht. En zeker tot 1925 werd deze voordracht met veel succes opgevoerd.
Herkomst en drukgeschiedenis
Johannes Christianus Wiegman (1818-1899) werkte als smid bij een overheidsbedrijf voor constructiemateriaal in Delft. In zijn vrije tijd schreef hij fictie. In zijn publicaties, althans in de werken die bewaard zijn gebleven, voert hij herhaaldelijk joodse personages op. Zo komt in De pleegdochter, of Wat God doet is welgedaan de joodse koopman Nathan voor. Dat is een ‘onbescheiden, slimme jood’, een ‘verwenschte woekeraar’, ‘een aartsgauwdief’, een lelijke handelaar ‘met een uitgedroogd gezicht en eenen krommen neus’. Dit verhaal werd gepubliceerd in jaargang 1854-1855 van het tijdschrift Encyclopédie. Lectuur van nuttig en gezellig onderhoud voor catholijken.
In Wiegmans Dichtbundeltje, in 1861 uitgegeven in eigen beheer, komt een joodse lotenverkoper voor. ‘Daar roept een jood met groot misbaar:/ “Nou, Harmse! bhen je bhinnen!/ Nah! maak thoch gaauw je briefje klaar”.’
Twee biggen in een bedsteê, of Kluchtig avontuur van den Jood David verscheen half december 1870 bij de Rotterdamse uitgever J. Bergé. Het is een lang, humoristisch bedoeld gedicht – een komische voordracht. Omslag en titelblad vermelden slechts de initialen J.C.W. Dat Wiegman de auteur is, blijkt uit een fondslijst van de uitgever.
Uitgever Bergé had duidelijk grote verwachtingen van Twee biggen in een bedsteê. In een advertentie in het Nieuwsblad voor den boekhandel stelt hij op 14 december 1870: ‘Bijzonder geschikt tot het voordragen in gezelschappen; met een weinig moeite zal menig exempl. zijn te plaatsen.’ Hij kreeg gelijk. Al begin januari 1871 verscheen de tweede druk en begin maart 1873 verkondigde Bergé met veel uitroeptekens in een advertentie: ‘Derde druk ter perse: !!! 2000 zijn verkocht !!!’
Bergé bleef deze titel tot 1894 verkopen. In totaal zette hij er een kleine zevenduizend af, in een onbekend aantal drukken. De laatste exemplaren werden, samen met andere voordrachten, met korting aangeboden in advertenties met koppen als ‘Onbetaalbaar lollig’ en ‘Wie van lol maken en voordragen houdt’. De titel Twee biggen in een bedsteê wordt erin getypeerd als ‘dolaardig’.
Samenvatting
Samuel (‘Saam’) en Saar hebben een kledingwinkel. Hun zoon David verkoopt de spullen op straat – hij is marskramer. David is ‘een knappe jood’ met donker haar en bruine ogen, maar wil niet deugen: hij begint steeds meer te drinken.
Op een marktdag schuift David in een kroeg aan bij boeren aan tafel. Hij denkt: ‘Ik zal die boeren wel bedotten,/ En later met hun lompheid spotten.’
Een van de boeren zegt: ‘Kom joodje! laat ons nou reis [eens] zien/ Wat of jij ons te koop komt biên?/ Wij hebben wel geen geld voorhanden,/ Maar ferme biggen in de manden.’
David roept geschrokken: ‘Ben je gek! Een jood doet immers nooit in spek.’ De boeren maken hem echter wijs dat spek van een zwijn komt, maar dat een big vlees heeft. En dus ruilt David kleding voor twee biggen. Hij bindt een touwtje om hun neus, verbergt ze in een groot doek (een ‘pak’) dat hij thuis in de hoek bij de bedstee zet. Zijn ouders en zussen zijn boos dat David zo laat thuis is, maar geven hem toch iets te eten. Als de varkens voedsel ruiken, worden ze onrustig. Het pak valt om en de biggen rennen wild in het rond.
‘Help , help!’ gilt Saar met wijden mond,
‘Help heiligen van ’t oud verbond!
Help Habram, Hizak en Jakhob!
Want Sathan freet ons anders op;
O, help ons van die booze geesten,
Die rennend rondgaan als twee beesten!’
Als Saam ziet dat het geen duivels, maar varkens zijn, snapt hij hoe de vork in steel zit. Hij wil David te lijf gaan (‘Hik sla hem dood gelijk een phier!’), maar struikelt over een van de varkens.
En ’t zwijnentuig, gekneusd, geplet,
Springt jam’rend, schreeuwend op het bed.
‘O waai!’ gilt Saar, ‘mijn eerbre sponde,
Wordt door dat onrein tuig geschonden!
O Saam! bedaar, stort toch geen bloed
Op ’t rein en eerbaar beddegoed!
(…) Nah, Saam! je mag je kleeren scheuren,
Het is een zaak om te betreuren.’
Samuel schopt David woedend de straat op. Ze horen een plons en denken dat de jongen in het water is gevallen (het is een steen), er ontstaat paniek maar uiteindelijk komt het gezin weer bij elkaar. Samuel schenkt David vergiffenis onder voorwaarde dat die nooit meer klaar (‘jenever’) of bier zal drinken. David zweert dit, maar denkt:
Ik heb hem toch bedrogen;
Ik zwoer wel af het klaar en bier,
Maar bitter blijft voor mijn pleizier;
Die smaakt toch ook, en moet het zijn,
Dan drink ik rum of brandewijn.
Tot besluit zegt Samuel tegen zijn zoon:
‘En nu ga heen, gaat u ferzoenen,
Met mem’le [moeder], help haar schrobben, boenen,
Maak alles rein hier in het rond;
De stoelen, tafel, muur en grond,
Want alles his besmeurd, besmet;
Maar ’t meest van al ons eerbaar bhed;
Doch ’t his geschied, het is fergeven,
Khom, laat ons weer in vrede leven!’
Receptie
In een reportage uit 1889 over een bezoek aan een Rotterdamse markt, krijgt een ‘jonggezel’ Twee biggen in een bedsteê in handen gedrukt door een straatboekhandelaar (een ‘klein, beweeglijk mannetje’, een vaak gebruikte stereotypering voor een jood). De straatboekhandelaar roept bij herhaling tegen omstanders ‘Nou zal je ’m zien lachen’, maar de lezende jongeman voelt zich vooral opgelaten.
Dat er wel degelijk om Twee biggen in een bedsteê is gelachen, blijkt uit andere krantenberichten. Wiegmans voordracht is verschillende keren met succes opgevoerd. In 1899 bij de vereniging ‘Beschaving en Oefening’ te Schellinkhout, in 1914 bij ‘Nut en Genoegen’ te Oosterleek en in 1925 bij het ‘Burgernut’ te Wijdenes, alle drie te Noord-Holland. In Wijdenes was de zaal die vrijdagavond afgeladen en werden nog twee ‘joodsche schetsen’ met succes voorgedragen: De linke Sauger [pijp] en Een koopje. Voor zover mij bekend zijn die stukken niet bewaard gebleven.
Zie ook: Ewoud Sanders. Lachen om Levie. Komisch bedoeld antisemitisme (1830-1930). Walburg Pers, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter