Boeken voor Mark Rutte (5)
Iedere week sturen neerlandici een boek aan Mark Rutte, met een begeleidende brief die uitlegt waarom hij dat boek moet lezen. Deze week een bijdrage van Nico Keuning. Lees voor een toelichting op het project deze brief van hoofdredacteur Marc van Oostendorp
Door Nico Keuning.
Beste Mark Rutte,
Tijdens uw toespraak afgelopen zomer, op 15 augustus in Den Haag, blikte u in de context van 75 jaar leven in vrede en vrijheid terug op de oorlog in Indië. U maakte er een persoonlijk familieverhaal van, waardoor u veeleer sprak als zoon van een krijgsgevangen vader dan als minister-president. Dat persoonlijke vormde de kracht van uw toespraak. Het is daarom dat ik mij in de aanhef van deze brief tot Mark Rutte richt en niet tot premier Rutte.
Uw vader vertelde zijn verhalen over Indië, ongetwijfeld in ‘de sfeer van wuivende pisangbomen’ om met de schrijver F. Springer te spreken. Maar er was, vertelde u, ook ‘een donker hoekje met herinneringen’ dat uw vader wilde ontwijken. Het paradijselijke tempo doeloe is nu eenmaal toegankelijker dan een jappenkamp. Een vader wil zijn zoon natuurlijk iets moois en spannends vertellen en hem niet lastigvallen met treurige, ellendige verhalen. Bovendien wil een vader zijn zoon niet het vaderbeeld afnemen. De angst voor emotie zal daarbij waarschijnlijk een rol hebben gespeeld. Over goede herinneringen is het makkelijk praten. Slechte herinneringen knagen onzichtbaar, ergens in het donker.
Iedere kampgevangene heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen ervaringen en herinneringen. Die verschillen nogal, afhankelijk van de persoon en het kamp. Jeroen Brouwers beschrijft in Bezonken rood (1981 – maart 2020 vijftigste druk) zijn ‘herinneringen’ als vierjarige jongen aan het vrouwenkamp Tjideng, waar de eerste vrouw van uw vader op 20 juli 1945 stierf van uitputting, ‘een maand voor het einde van de oorlog in Indië’, zoals u vertelde.
U bent vast op de hoogte van de polemiek tussen Jeroen Brouwers en Rudy Kousbroek, waarin de vergelijking tussen het jappenkamp en het concentratiekamp centraal staat. Brouwers plaatst in zijn roman wachttorens rond het kamp in Tjideng en voert dikke volgevreten Japanners op, gewapend met machinegeweren en zwepen. Brouwers overdrijft in zijn roman; hij wilde het zwijgen over dat verleden doorbreken door de ex-gevangenen een stem te geven. ‘Made in Germany,’ zegt Kousbroek die tegen deze vorm van geschiedvervalsing ageerde in artikelen, die hij bundelde in Het Oostindisch kampsyndroom (1995). Oostindisch, want men luisterde niet. Zelf zat Kousbroek op vijftienjarige leeftijd met zijn vader in het kamp Si Rengorengo op Noord-Sumatra, waar het ergste de ‘verveling’ was.
Deze langstlopende polemiek in de Nederlandse letteren maakte veel tongen los. Velen waagden zich in het donkere hoekje met kampherinneringen en lieten hun licht over hun ervaringen schijnen. Een van hen was Fred Lanzing, die met zijn moeder en zusje als tienjarige jongen in Tjideng gevangen zat. Hij legde zijn herinneringen aan Indië en het kamp vast in Voor Fredje is het kamp een paradijs (2007). Een uitspraak van zijn moeder. Het is geen dik boek. U heeft het in een paar uur uit. Maar de inhoud is raak en realistisch en zal beklijven: een jeugd in Nederlands-Indië 1933-1946. Zonder pathos. Licht van toon. De ontroering schuilt tussen de regels.
‘Toen mijn vader eindelijk uit het jappenkamp kwam, bezat hij enkel nog wat hij aan had,’ zei u in uw toespraak. Dat was de buitenkant. Van binnen droeg hij een vracht aan herinneringen met zich mee. Ik stuur u het boek van Lanzing om u de vele kanten van Indië te laten zien. Ook de donkere hoekjes.
Met vriendelijke groet,
Nico Keuning
Maxy Bak-Piard zegt
Prachtig, heer Keuning.
Mooi initiatief ook; dat van ‘Boeken voor Mark Rutte’.