Boeken voor Mark Rutte (7)
Iedere week sturen neerlandici een boek aan Mark Rutte, met een begeleidende brief die uitlegt waarom hij dat boek moet lezen. Deze week een bijdrage van Mathijs Sanders. Lees voor een toelichting op het project deze brief van hoofdredacteur Marc van Oostendorp.
Geachte heer Rutte,
Zoals Nederland tijdens het WK voetbal beschikt over 17 miljoen bondscoaches, zo wordt u sinds de uitbraak van de pandemie omringd door zo’n 17 miljoen deskundigen. Terwijl uw ploeg vastberaden koerst op het kompas van het OMT en vertrouwt op de cijfers, buitelen in de samenleving de standpunten over elkaar heen. Burgers en gezagsdragers klampen zich vast aan hun eigen waarheid, want niets blijkt zo moeilijk als het omgaan met onzekere kennis. En laat dat nu precies zijn waar literatuur en geesteswetenschappen uitkomst kunnen bieden.
In zijn roman De vrolijke verrijzenis van Arago (2018) voert Tomas Lieske zijn lezers mee naar het Leiden van de vroege jaren twintig van de vorige eeuw. Na een reeks wonderbaarlijke voorvallen wordt de vijftienjarige wees Lise Werner liefdevol opgenomen in het huis van de beroemde natuurkundige Paul Ehrenfest. Lise ontmoet er grote wetenschappers als Niels Bohr en Willem de Sitter. Van hen leert zij dat er geluk gevonden kan worden in het aanvaarden van de betrekkelijkheid der dingen en in het onbevangen waarnemen van de wereld. Over het huis aan de Witte Rozenstraat, in uw studentenstad, merkt de verteller op: ‘Er werden geen meningen opgedrongen, er werd uitgelegd waarom de een er zus over dacht en de ander zo.’ Onmogelijke ideeën (imaginaire getallen, parsec) worden er tot werkelijkheid gedacht door ze te verzinnen. Wat zich onttrekt aan de waarneming en aan het verstand, kan in woorden tevoorschijn worden gedacht. Volgens Willem de Sitter, hoofd van de Leidse Sterrenwacht, is daarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid geboden:
‘Wie houdt er niet van zijn taal? Nederlands is ons cultureel verband. Het is een zeetaal en een kusttaal. En een liefdestaal. Het is de taal van de plassen en de polder. Die mag je nooit laten verdringen door hakkelend Duits of door een soort Engels. Veel docenten spreken Engels met grind tussen de tandwielen. Nederlands is de taal van mijn vader, mijn moeder, mijn hele familie, mijn vriend Johan Huizinga, Lorentz, Huygens. Ik vind dat je zo’n groot goed in ere moet houden en niet moet verkwanselen. Je dient je taal correct te bewaren. Zeker op universiteiten.’
De vrolijke verrijzenis van Arago verbeeldt een intrigerende episode uit de geschiedenis van de natuurwetenschappen. De roman doet dat met de eigenzinnige middelen van de literatuur: taal en verbeelding. Dat zijn ook de middelen waarmee de vertellers in de romanwereld van Lieske hun geschonden levens en dat van anderen proberen te helen, bijvoorbeeld door een gestorven geliefde naar het leven terug te denken.
Dat is de grote kracht van literatuur. Zij opent een wereld van mogelijkheden en scenario’s voor de toekomst. Literatuur verbindt kennisdomeinen die in de Nederlandse wetenschapspolitiek onterecht uit elkaar worden gespeeld. Koester het kroonjuweel van de universiteit, de humaniora, die ons er telkens weer op wijzen dat, om de grote Duitse filosoof Gadamer aan te halen, een ander ook wel eens gelijk zou kunnen hebben.
Met vriendelijke groet,
Mathijs Sanders
Hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde, Rijksuniversiteit Groningen
Laat een reactie achter