Door Arina Banga, Esther Hanssen en Anneke Neijt
Spellingrebel Trouw heeft per 1 januari na vijftien jaar ‘witte’ spelling toch de officiële ‘groene’ spelling geaccepteerd. Hoewel wit en groen voor de meeste spellingkwesties nauwelijks van elkaar verschillen, lopen ze uiteen voor onder meer samenstellingen, woorden als pannenkoek en aardbeienjam. Bij de laatste spellingwijziging was dat de grootste bron van ergernis: mensen maakten zich er erg boos over.
Een oproep aan taalpuristen
Dat werd nu ook weer duidelijk, want Johan de Donder, een docent uit Brussel, greep het feit dat een Nederlands ochtendblad voortaan groen spelt, aan voor het schrijven van zijn opiniestuk van 6 januari. Hij betoogt dat de leerbaarheid van de spelling van samenstellingen laag is en stelt: “Maar we kunnen dus, omdat de tussen-n nooit wordt uitgesproken, een eenvoudige regel opstellen: in principe nooit een tussen-n.” Hij roept vervolgens taalpuristen op om met zinnige argumenten tegen deze eenvoudige regel te komen.
Wij zijn geen taalpuristen, maar kunnen wel enkele hardnekkige fabels rondom de ‘pannenkoekenkwestie’ ontkrachten. Dat doen we in een reeks artikelen waarvan dit het eerste is. We baseren ons daarbij op onze experimenten naar de uitspraak en betekenis van de tussenklank die in het gros van de gevallen met en geschreven wordt.
Regionale variatie in notenkraker
Anders dan De Donder meent, spreken taalgebruikers de tussen-n wel degelijk uit. Wij hebben in verschillende regio’s in Nederland onderzoek gedaan naar de uitspraak van de tussenklank in samenstellingen als notenkraker en de eindklank van zelfstandig naamwoorden in frases als noten kraken. Hieruit bleek dat taalgebruikers de tussen-n wel degelijk uitspreken. Weliswaar niet altijd en in de ene regio vaker dan in de andere regio, maar hij is er: Heerenveen (65 procent uitgesproken tussen-n’en), Doetinchem (55 procent), Roermond (50 procent), Barneveld (25 procent) en Rijnsburg (20 procent). Het spellen van een tussen-e in samenstellingen is daarmee net zo willekeurig als het spellen van een tussen-en. Per spreker zullen spelling en uitspraak al dan niet overeenkomen.
Proefpersonen waren studenten van agrarische mbo-instellingen, sprekers van wie we verwachtten dat die minder door het geschreven woordbeeld beïnvloed zouden zijn dan studenten van de universiteit. We vroegen de deelnemers om plaatjes te benoemen. Zo wisten we dat het uitspreken van een n niet veroorzaakt werd door het lezen van een n.
Vaker -n in noten kraken
Daarnaast kwam naar voren dat overal behalve in Roermond de n in een samenstelling minder vaak werd uitgesproken dan een n op een vergelijkbare plaats in een woordgroep, namelijk aan het eind van een zelfstandig naamwoord, zoals de eind-n van noten in de frase noten kraken. Misschien komt daar het idee vandaan dat hij niet uitgesproken wordt? Onze studie laat in ieder geval overduidelijk zien dat er regionale uitspraakvariatie is voor zowel de tussen-en als de meervouds-n.
Bron:
Hanssen, E., Banga, A., Schreuder, R. & Neijt, A. (2012). The similarity of plural endings and linking elements in regional speech variants of Dutch. Language and Speech, 55(3), 437-454.
Dit artikel verscheen in een andere versie als opiniestuk in Trouw.
Afbeelding van Felix Wolf via Pixabay
Henk Wolf zegt
Hebben jullie dat op dezelfde manier gedaan als in het Friese onderzoek, met twee plaatjes: van ‘noten’ en van ‘kraker’? Ik vroeg me bij het lezen daarvan af of die manier van eliciteren niet het risico in zich draagt dat een deel van de proefpersonen plaatje voor plaatje benoemt in plaats van terug te grijpen op gelexicaliseerde samenstellingen. Als dat zo zou zijn, dan zou je meer n’en horen dan in spontane spraak. Hebben jullie dat op een of andere manier kunnen uitsluiten?
Anneke Neijt zegt
Ja, dezelfde stimuli als in het experiment waar de tweetalige Friezen aan deelnamen. De proefpersonen moesten hele zinnen uitspreken; aan de hand van plaatjes en een draagzin eerst de hele zin bedenken en hem daarna vloeiend uitspreken. Dus geen tijdsdruk of zo. Het artikel is een hoofdstuk uit Esthers dissertatie, LOT dissertation series, zie p. 39 en 59 https://www.lotpublications.nl/Documents/297_fulltext.pdf
Frans Daems zegt
Ik heb hier geen onderzoek over gedaan, maar weet uit observatie dat een tussen-n vaak uitgesproken wordt tussen delen van een samenstelling in het Belgisch-Brabants (ruwweg provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant). Dat is met name het geval als het tweede deel van de samenstelling begint met:
– een klinker: boerenafkomst (n als overgangsklank)
– weggelaten h: vossen(h)ol (n als overgangsklank)
– d: leeuwendeel
– t: leeuwentand
– b: paardenbloem
Dat neemt niet weg dat die tussen-n vaak ook niet gehoord wordt in zulke gevallen.
Dat die tussen-n nooit te horen zou zijn, klopt in geen geval, tenminste niet in het gebied waar de heer De Donder docent is.
WebredMiet zegt
Klopt. Ik mis in dit onderzoek ook plaatsen uit België. Voor Brabant klopt die observatie volgens mij. Die n als overgangsklank en voor t en d zit in Limburg (mijn heimat) zeker ook, voor de b twijfel ik. Als het voorkomt, dan minder dan in de andere gevallen. West- en Oost-Vlaanderen ken ik minder goed, maar ik weet wel dat in die regio net de sjwa voor een n vaker wegvalt, zeker op het einde van een woord (loop’n). Ik vermoed dat dat ook het geval is in het midden van een woord. Dus ook daar is die tussen-n ongetwijfeld ook te horen.
Arina zegt
We hebben inderdaad rekening gehouden met de beginklank van het rechterdeel van de samenstelling, precies de klanken uit jouw observatie. Leuk dat dat overeenkomt.
Uit ons artikel: “Similarly, de Wulf and Taeldeman (2001) observe in the southern regions of the Netherlands greater preservation of the final -n when followed by the consonants t-, d-, b- or h- as an initial consonant. For these reasons, we counterbalanced the characteristics of the right-hand linguistic context in the present study.”
Arno. zegt
Goed dat er een keer feitelijk over de achtergronden van de tussen-e(n) geschreven wordt op basis van onderzoek. Meteen in de eerste aflevering wordt een bewering onderuitgehaald. Fact-checking! Afgaan op uitspraak om een spellingregel te verdedigen of aan te vallen is sowieso ten zeerste af te raden gezien de regionale uitspraakverschillen. Ik betwijfel sterk of er op dit gebied een regel te ontwikkelen valt die volkomen eenduidig is, geen discussie achterlaat, geen uitzonderingen overhoudt. Er zijn regioverschillen, er is persoonsgebonden taalgevoel – met uitspraak als argument ga je nooit alle kritiek doen verstommen.
Maar de regel die nu geldt in de spelling die blijkbaar in het jargon van de neerlandistiek ‘groen’ heet, heeft van het begin af sterke weerstand bij mij opgeroepen. Dat komt mede doordat ik heel goed overweg kon met de regel zoals ik die heb geleerd in mijn schooltijd. Ik kan me best voorstellen, dat met de aanpassing naar groen het aantal spelfouten dat binnen deze regel wordt gemaakt, lager zou zijn geworden – hopelijk komen daar in de loop van deze serie nog harde cijfers over, maar de logica achter de pre-groene regel was een stuk duidelijker dan die onder de groene. Ik snapte het in elk geval, destijds. Was ik daarin deel van een minderheid? Ik kon me ermee in gunstige zin onderscheiden, en dat zal wel bijdragen aan mijn voorkeur voor pre-groen.
Wat voor mij een gedrochtelijk bijverschijnsel was van de groene regel voor tussen-e(n) was de daaruit voortspruitende spellinguitspraak, mensen gingen die nieuwe n-en ook uitspreken. Ik herinner me heel goed hoe journaallezer Harmen Siezen in de periode na de invoering van groen met extra nadruk al die n-en in samengestelde woorden liet horen. Ik weet niet of dat was juist om het belachelijke ervan onder de aandacht te brengen, of omdat hij wilde laten merken dat hij goed van de actuele stand der dingen op de hoogte was (als journaallezer), of omdat zijn hoofdredacteur bij het nationale journaal de perfecte uitspraak eiste – dat zal aan Siezen zelf gevraagd moeten worden. Op mij kwam het belachelijk over.
De oude regel hield rekening met enkel- of meervoud, persoon of niet-persoon, zelfs mannelijk en vrouwelijk. Maar ook met iets als een soortbegrip, met name bij bomen, herinner ik me. De naam van boomsoorten kan als een soort van stoffelijk naamwoord worden gebruikt. De meeste mensen is dat wezensvreemd, maar bosbouwers bezigen dagelijks zulk taalgebruik. Zij hebben het niet over een aanplant van beuken, maar vertellen je dat ze morgen vak X met beuk gaan inplanten. Dat vak naast de sloot met een strook els erlangs. Misschien dat menigeen het toch herkent in een zin als ‘het ruikt hier naar fijnspar’.
Ik ga deze serie volgen en kijken of er een uitkomst uit voortvloeit die kan ondersteunen wat naar mijn eigen idee een betere regeling van de tussen-e(n) zou zijn dan de groene. Vooralsnog vind ik de overgang van wit naar groen door Trouw niet gelukkig.
Terzijde: mocht mijn herinnering het mis hebben, dan verontschuldig ik me bij de genoemde journaallezer voor het ten onrechte noemen van zijn naam, en bij de journaallezer om wie het wel ging voor de bewezen miskenning. Het geheugen is niet altijd zo trefzeker als het zich voordoet, ondervind ik zo nu en dan.
Anneke Neijt zegt
Mooi dat je onze volgende afleveringen af wilt wachten! Er zijn steeds rare uitzonderingen geweest. Daar hebben we verder niet zoveel over te zeggen.
WebredMiet zegt
Algemene opmerking over spellen volgens uitspraak: ik heb een paar maanden geleden een column voor VRT Taal geschreven waarin ik experimenteer met dat principe. Je kunt die hier lezen: https://vrttaal.net/column/spelling-of-speling
Renaat Gaspar zegt
Ik onderschrijf de mening van Arno ten volle. Mijn leerlingen hadden destijds weinig of geen moeite met het enkel- en meervoudsbeginsel bij het plaatsen van een tussen-n. Zeker, het was wel lastig dat er toen vreemde ‘spellingverschijnselen’ optraden, zoals bessesap (want ook één bes bevat sap) of ook pereboom (want we zeggen appelboom en niet appelenboom en dus krijgen alle namen van bomen én struiken geen tussen-n). Maar dat je volgens dit beginsel moest schrijven hondehok (voor één hond) en hondenhok (voor meer honden) en dus ook hondenkennel, was voor iedereen duidelijk.
De groene regel met als uitgangspunt of er al dan niet een meervoud op –s bestaat, voldoet in geen enkel opzicht, niet alleen vanwege in veler ogen ‘rare’ spellingen als pannenkoek en ruggengraat of vanwege vreemde onderlinge verschillen zoals groentesoep vs. tomatensoep, maar ook omdat al geruime tijd de neiging bestaat om een meervoud op –s in plaats van op –n te maken. Hiervoor heeft Liesbeth Koenen destijds bij de invoering van de groene spelling al gewaarschuwd – ik meen in een artikel in de NRC. En ja, een paar weken geleden hoorde ik iemand (geen Nieuwe Nederlander, noch iemand met een uitzonderlijk laag ontwikkeld taalgevoel) spreken over de normes en waardes! Dus zouden we een spelling als normehandhaving mogen verwachten, even opvallend als gedachtegang.
Om deze reden biedt Anneke Neijt geen oplossing met deze voorgestelde regel: “Spel binnen de samenstelling zoals je spelt buiten de samenstelling. Dus kippensoep omdat we buiten de samenstelling kippen schrijven”. (Trouw 24 jan.). Vervang in de voorgaande zin kippensoep door normenhandhaving en kippen door normen en denk daarbij aan de profetie van Liesbeth Koenen. En waarom zou je volgens mevr. Neijt spinnewiel en spinnenweb moeten spellen? “Omdat werkwoorden als eerste deel van een samenstelling altijd onder n geschreven worden.”
Maar ook dit beginsel voldoet niet in de praktijk. Het gaat uit van een (tamelijk abstracte) grammaticale kennis: wat is een werkwoord, wat is een substantief? Dan is de pre-groene spelling, op dit punt althans, veel hanteerbaarder. Het begrip van enkelvoud en meervoud heeft iedereen onmiddellijk paraat en sluit onmiddellijk aan op de logica.
Dat een andere mogelijke regel, die van de eigen uitspraak, geen hout snijdt, is wel duidelijk. De onderlinge regionale verschillen zijn niet te negeren. Het onderzoek van Anneke Neijt en Arina Banga, (hoe onvolkomen ook, omdat er geen enkele rekening is gehouden met Brabant, Zeeland, Oost- en West Vlaanderen) toont dat aan.
Is er wel een fatsoenlijke spellingregel voor de tussen-n te bedenken? Ik betwijfel het. Het fatsoenlijkst was nog de pre-groene spellingregel, maar bij élke regelgeving zullen vreemde en in sommige ogen dwaze uitzonderingen blijven bestaan. Altijd. Een oplossing is er niet.
Tenzij men de stap zou durven zetten om inzake de tussen-n in het geheel géén regel voor te schrijven. Wil iemand ruggegraat of ruggengraat, groentesoep of groentensoep, tomatensoep of tomatensoep, pannenkoek dan wel pannekoek spellen? Mijn zegen heeft ie, mits de spellingkeuze binnen één document consequent is. Spelling is maar spelling. Een tekst van 50 jaar geleden met spellingen als kondukteur of konsekwent is uitstekend leesbaar; een tekst van 100 jaar terug met visch of Januarie net zo goed. Een tekst van 500 jaar geleden wordt geen ziertje lastiger doordat de schrijver nu eens deze dan weer die vorm van samenstelling toepaste. Maar ja, vrijheid, blijheid met die vermaledijde / vermalendijde tussen-n? Die zullen niet gauw komen zolang het de heersende opvatting is, dat spelling en taal zeer nauw met elkaar verweven zijn, en dus een ontbrekende spellingregel zal leiden tot taalverloedering.
Anneke Neijt zegt
Voorspelde Liesbeth Koenen dat we in de toekomst wel eens ‘normes’ zouden kunnen gaan zeggen? Als de vorm ‘normen’ in dat tijdperk niet beschikbaar meer is, dan moet de spelling van woorden zoals ‘normenstelsel’ inderdaad veranderen. Anders creëer je een uitzondering op de vuistregel ‘schrijf binnen de samenstelling zoals buiten de samenstelling’.
Renaat Gaspar zegt
Nee, Liesbeth Koenen heeft het woord normen, dat normes zou (kunnen) worden, niet in haar bespreking van de toenmaals ‘nieuwe’ spelling niet genoemd. Maar het is thans wel een opmerkelijke bevestiging van haar voorspelling , een bevestiging die past in het rijtje van veranderende meervouden, bijv. appelen > appels, groenten > groentes, waarden > waardes. En het is toch niet zo, dat het meervoud op –n (normen) niet meer beschikbaar moet zijn, voordat een samenstelling zonder tussen-n (zoals normestelsel) zal worden voorgeschreven? De spelling groentesoep werd immers voorgeschreven terwijl het meervoud op –n (groenten) nog volop werd gebruikt naast het meervoud op –s (groentes).
De door u voorgestelde regel ‘Spel binnen de samenstelling zoals je spelt buiten de samenstelling’ levert m.i. niet de gewenste duidelijkheid voor de speller op, juist vanwege de schuivende meervoudsvormen. Bovendien is de onderscheiding van de grammaticale categorieën werkwoord vs. substantief voor de schriftelijketaalgebruiker (wat een monstrum!) veel lastiger, dan het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud in het eerste deel van de samenstelling (hondehok – hondenkennel).
Ik blijf erbij, dat die ‘groene’ spelling in deze kwestie eerder een verslechtering, dan een verbetering is geweest. En wat de slotpassage ‘vrijheid blijheid’ betreft, die lijkt wellicht niet meer dan een lichtzinnige boutade, maar ze bevat een serieuze ondertoon, ingegeven door mijn ervaring met oude teksten.
Anneke Neijt zegt
Mee eens dat er best eens gekeken zou kunnen worden naar het onderscheid werkwoord vs. substantief. Ik denk dat samenstellers van woordenboeken daar ook moeite mee hebben. Het is een kleine groep samenstellingen.
Verder: wij schrijven nu toch al groentesoep en waardebepaling? Bij die vuistregel “binnen de samenstelling zoals buiten de samenstelling” heb je, om groentesoep enz. te beregelen, wel nog nodig “voeg niet onnodig een n toe”.
Ik ben benieuwd of de Taalunie van plan is de spelling bij te houden. Het zou bizar zijn om in de toekomst ‘normenstelsel’ te blijven schrijven als het meervoud ‘normen’ niet meer gebruikt wordt.
Jan Uyttendaele zegt
Ook ik kijk uit naar het vervolg van deze artikelenreeks, want de (groene) spellingregeling voor de tussen -e/en- is echt onverteerbaar voor de gewone taalgebruiker. Dat komt vooral omdat die regeling kennis en inzicht verwacht in een aantal taalkundige begrippen. Ik geef enkele voorbeelden.
1. Het onderscheid tussen samenstelling en afleiding. De regels gelden niet voor afleidingen. Vandaar het spellingverschil tussen bv. woordenboek en woordeloos, tussen mensengedaante en menselijk.
2. Woordsoorten: substantief of adjectief. Vandaar het spellingverschil tussen bv. reuzenhonger en reuzeleuk. Woordsoorten: substantief of werkwoord. Vandaar bv. het spellingverschil tussen wiegendood en wiegeliedje.
3. Morfologische verschillen in het meervoud van zelfstandige naamwoorden. Vandaar het spellingverschil tussen bv. minutenverdeling en secondewijzer.
4. Het ontbreken van een meervoud bij sommige zelfstandige naamwoorden. Vandaar het spellingverschil tussen zemelenbrood en gerstebrood.
5. De vorm van het zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, dat op -en eindigt. Vandaar het spellingverschil tussen dronkenlap en armelui.
5. Het verschijnsel ‘versteende samenstelling’. Vandaar het spellingverschil tussen ruggenmerg en ruggespraak.
6. Het verschijnsel ‘oude naamvals-n’. Vandaar het spellingverschil tussen bv. goedendag en goedenacht.
7. Het begrip ‘persoon of zaak die enig is in zijn soort’. Vandaar het spellingverschil tussen koninginnenhapje en koninginnefeest.
Enz.
Anneke Neijt zegt
Mooie opsomming. Voor mij wringen sommige dingen ook, ze leiden tot frustrerend onderwijs. Van belang is na te denken over de langere termijn – waar koers je op af?
Jan Uyttendaele zegt
Alles wijst in de richting van een algemene regel, die alleen de tussenklank -e- toestaat, behalve voor samenstellingen met als eerste deel een woord dat op -en eindigt. Zonder rekening te houden met betekenis of uitspraak. Als ‘secondewijzer’ kan, dan moet ook ‘minuteverdeling’ kunnen. Als ‘ideeëloos’ kan, dan moet ook ‘ideeëgoed’ kunnen. Als ‘groentetuin’ kan, dan moet ook ‘kruidetuin’ kunnen. De uitspraak mag m.i. geen enkele rol spelen, omdat we nu eenmaal niet fonetisch spellen. We schrijven toch ook ‘ik heb’ en ‘ik had’, en niet ‘ik hep’ en ‘ik hat’. We schrijven bv. ook ‘dorpsschool’, hoewel we maar één -s horen. Eén uitzonderingsregel (woorden die al op -en eindigen) lijkt me doenbaar: ‘keukenstoel’ en ‘gewetenloos’ veranderen dus niet. Dat is eigenlijk vanzelfsprekend en dus gemakkelijk te leren.
Carel Jansen zegt
Uitstekend voorstel, met een klemmende argumentatie. In het Afrikaans gebeurt het precies zo.